Overtuigend drama over een oorlog die niet de onze is of
toch wel
In zijn derde bijdrage aan de Toneelproducties werpt Olivier
Diepenhorst zich op Euripides,
na Pinter en en Norén een Griekse tragedieschrijver uit de
laatste eeuw voor Christus. Zijn bewerking van Smekelingen is net als de eerdere producties weer vormvast met de
nodige verrassende uitstapjes die - samen met de uitmuntende bijdrage van de
spelers en de decorbouwer - het geheel tot een bijzondere kijkervaring maken,
waarbij de magie nooit ver weg is.
Aan het begin van de voorstelling staan de vijf spelers
naast elkaar opgesteld onder een houten afdak die de mannen net niet genoeg
ruimte voor hun hoofd biedt. Het steeds schrillere geneurie versterkt het idee
van een ramp die zich voltrekt. Aithra, de moeder van de Atheense koning
Theseus licht ons in over de moeders, gepersonifieerd door Jade Olieberg, die
zich beklagen over de omgekomen generaals in de strijd van Argos tegen Thebe.
Ze willen dat de lijken die op het slagveld voor de poorten van Thebe liggen
door Theseus worden weggehaald. Theseus hoort het geschrei van de moeders met
de handen tegen zijn oren aan. Hij gebiedt hen tot stilte en overlegt met zijn
moeder. Om tot een oordeel te komen hoort hij Adrastos, de koning van Argos
(Martijn Nieuwerf), aan. Hij vindt het eerst verwaand om tegen de wil van de
goden in te gaan, maar het weeklagen van de moeders en het verdriet van zijn
eigen moeder laten hem niet onberoerd, waarop hij besluit tot actie over te
gaan en goed- of kwaadschiks de lijken terug te halen. De schrandere blikken waarmee
Justus van Dillen tot zijn oordeel komt, zijn een lust voor het oog.
Zijn besluit neemt hij, zoals tegenwoordig vaker gebeurt,
bij de koffieautomaat die een centrale plaats in de voorstelling inneemt. Als Theseus
zijn besluit voor de microfoon toelicht, wordt hij gestoord door iemand die ook
een bekertje koffie tapt. Het is een bode uit Thebe, gespeeld door Matthijs
IJgosse, die er door koning Kréon op uit is gestuurd om het zover niet te laten
komen. Er ontstaat een boeiend, eigentijds woordengevecht tussen de twee heren
over de meest geschikte staatsvorm, waarbij Adrastos slechts de lege
koffiebekertjes in ontvangst mag nemen. Omdat de discussie nergens toe leidt,
gooit de getergde Theseus de bode hard van zijn stoel op de grond.
Vervolgens neemt de bode de rol aan van de knecht van
Kapaneus, de aanvoerder van de generaals. Hij beeldt met fraai stil spel de
strijd uit tussen Theseus en Kréon. De decorbouwer draagt daaraan bij: op het
hoogtepunt breekt het afdak, dat al steeds meer onder spanning kwam te staan. De
knecht zit vertwijfeld tussen de brokstukken en spreekt van vele vormen van
leed. Theseus keert terug met de overblijfselen en wel van de kleren van de
omgekomen generaals. Hij strijdt met de moeders, die zich over de vodden willen
ontfermen omdat hij hen het leed wil besparen maar moet tenslotte toch wijken
voor hun overmacht.
De beeldende elementen worden versterkt door een prachtige
scène met de vrouw van de gesneuvelde Kapaneus, die de heldendood verkiest en
haar man achterna gaat op de brandstapel. Kirsten Mulder, die ook Aithra
speelt, verwoordt haar gevoelens zo overtuigend dat de geur van de brandstapel
bijna te ruiken is. Het toneelbeeld met de vrouw in haar witte trouwjurk op de
koffieautomaat tegen de het bloedrode decor is een plaatje. De onmacht van haar
vader in zijn grijze wollen trui en de wraakzucht haar zoon versterken de
dramatiek van haar keuze.
De in de flyer door Diepenhorst beloofde analyse van de
Westerse democratie, kwam niet helemaal uit de verf. De situatie op de Peloponnesen
deed me sterk denken aan de Dwaze Moeders van Playa de Mayo in Buenos Aires en
meer recent aan het slagveld waarop de MH17 neerstortte. Ik herinner me commentaren
vlak na de ramp om de lijken door het Nederlandse leger weg te laten halen.
Twee duizend jaar later lijken we niet veel verder gekomen dan de roep om wraak
en vergelding, die ook op de heroïsche terughaalactie van Theseus volgde.
Gelukkig zijn er nog engelen zoals Julia Roeselers, die in haar documentaire Als ik je zie dan groet ik je (2015) voor
een totaal andere benadering kiest. De twijfel aan wraak klinkt ook door in het
prachtige a capella door Jade Olieberg gezongen Who knows where the time goes? Het maakt dat de voorstelling, net
als de achtergrondgeluiden van de oorlog, nog lang nadreunt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten