Een geflambeerd nagerecht zonder smaak
De binnenkomst in de benedenzaal van de Toneelschuur wekt
een grote verwachting. De blik in de keuken van het Thais Chinees Vietnamese
wokrestaurant doet het water in de mond lopen. In de heerlijke chaos die in de
volgens de spelers kleine ruimte maar het anderzijds grote toneel van de
benedenzaal staat opgesteld staan de nodige pannetjes op het vuur die door de
vijf spelers met veel aandacht bereid worden, al mag de grote knappe zwarte man
slechts vegen.
In dit decor met zelfs een waslijntje op de achtergrond
waaraan ook nog een paar panty’s hangen, is het des te schrijnender dat de vonk
niet overslaat. Dat komt vooral door de taal die niet bijzonder is en nog meer
door de vorm van het toneelstuk: de inhoud wordt niet verbeeld maar gezegd,
gesproken, waarbij de vijf spelers nogal willekeurig de rollen op zich nemen
van de personen die in het flatgebouw wonen waarin het restaurant gevestigd is.
Zo vertelt de zwarte man van een opa en zijn kleinzoon. De
opa wordt, gevraagd naar zijn grootste wens, geknuffeld door de knappe
negentienjaar jonge vrouw, die ook in het gebouw woont. Een alcoholist is
verlaten door zijn materialistische vrouw en zoekt zijn toevlucht tot de
eigenaar van de avondwinkel. De stewardessen Eva en Inga gaan, hoewel uitgeput
van de lange vlucht, nog een hapje eten in het restaurant. Een verliefd
stelletje op de zolderetage wordt geconfronteerd met zwangerschap. Daartussen
door wordt ook nog de fabel van de mier en de krekel verbeeld, waarbij de
dromerige krekel door de hardwerkende mieren onteerd wordt.
De verhalen, die steeds meer met elkaar verknoopt raken, worden
onderbroken door de bestellingen die binnenkomen. Meteen zet iedereen zich weer
aan zijn of haar taak, hoewel een jonge Chinees, de kleine genoemd, gehinderd
wordt door helse tandpijn. Omdat deze illegale werknemer geen werkvergunning
heeft, kan hij niet naar de tandarts en daarom besluiten zijn collega’s zelf
het varkentje te wassen. De tand gaat een eigen leven leiden en belandt
tenslotte, uitgespuugd door Inga, op de bodem van de rivier waarin het lichaam
van de doodgebloede kleine Chinees eerder zelf gedumpt is.
De bedoelingen van de acteurs zijn goed. Vooral Anniek
Pheifer speelt de rol van de kleine Chinees en die van de alcoholist met veel
overtuiging. Het beeld waarbij ze met haar gezicht in een wokpan vol jenever
wordt geduwd om het trekken van de tand te verdoven, is sterk. Daar staan
zwakkere elementen tegenover. Zo is de running gag van de korte pauze die door
de spelers steeds genoemd wordt als er een pauze voorkomt in het verhaal dat ze
spelen, op den duur flauw. Ook de vele opsommingen, bijvoorbeeld van de
artikelen die in de avondwinkel te koop zijn, missen hun doel.
Uiteindelijk
ontbreekt de ontroering, wat de Duitse toneelschrijver Roland Schimmelpfennig daarover
verder ook te melden heeft. Net zoals de kleine Chinees verdwijnt alsof hij
nooit bestaan heeft, vervliegt ook deze vertelling over de rampspoed van een
illegale werknemer. Het doet denken aan een nagerecht dat geflambeerd wordt, al
blijft daar tenminste nog de smaak van behouden.
Regie: Casper Vandeputte.
Hier
de site van het Nationale Toneel met daarop meer informatie en enkele stills.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten