Over de noodzaak om enige lichtheid in de zwaarte te brengen
Iedereen was er. Een
feest voor Renate Rubinstein, zoals de volledige titel luidt, is een
verslag van het feest ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van
schrijfster, journaliste en columniste Renate Rubinstein (1929-1990). Het feest
behelst een diner in kleine kring op 15 november 1979 met de nodige muziek en
toespraken onder leiding van ceremoniemeester Bram de Swaan.
Wim Brands vertelt dat het feest in Amsterdam bij de broer
van Renate gehouden werd en dat het vijftienjarige neefje Maurits onder tafel
opnames maakte.
Goedkoop vertelt dat de jongen zeer geïnteresseerd was in
techniek en besloot opnames te maken omdat hij zich dan niet verveelde. Hij had
niet de bedoeling om de feestdag te boekstaven en legde de banden weg. Een paar
jaar geleden vond hij de banden terug en gaf ze aan Goedkoop, die de biografie over
Rubenstein zal gaan schrijven.
Brands laat een fragment horen uit de toespraak van Maarten
Biesheuvel, die over zijn angstaanvallen gaat, maar die begint met de opmerking
dat het leven kort is en treurig is maar wel gevierd moet worden. Het brengt
Brands op zijn veel gestelde vraag waarom het boek geschreven moest worden.
Volgens Goedkoop is de verjaardag ook een verhaal over uit-
en onuitgesproken spanningen die in het gezelschap heersten. Hij moet daarbij
denken aan de film Festen.
Brands bevestigt dat het boekje literaire kwaliteiten heeft,
waaronder de bijdrage van de Duitse socioloog Norbert Elias.
Goedkoop zegt dat Elias verbaasd was over haar werk Niets te verliezen en toch bang, toen
hij dat in vertaling las. Deze beschouwing over haar echtscheiding vond hij
persoonlijk zonder particulier te zijn. Het was hem onbekend dat iemand zich in
de literatuur zo voor het voetlicht kon gooien. Zijn bijdrage op het feest
begon als een praatje maar werd een college.
Brands gaat door op de persoonlijke stijl van Rubinstein die
nu doodgewoon is.
Goedkoop noemt haar een doorbraakfiguur. Anders dan
tegenwoordig koketteerde ze niet alleen met haar persoonlijke eigenaardigheden,
maar schreef ze ook over de wereldpolitiek.
Brands memoreert dat ze met haar boek over haar
echtscheiding alle lagen van de bevolking bereikte.
Goedkoop voegt daar aan toe dat ze in een tijd waarin het
feminisme in opkomst was, schreef over de ellende die ook met een echtscheiding
gepaard gaat.
Vervolgens brengt Brands de hete aardappel in. Degene
waarover niet gesproken werd.
Goedkoop gaat in op de bijdrage van Ad Nuis, de vroegere
echtgenoot van Rubinstein, die een boekje opendeed over de strijd die zij samen
tegen Weinreb streden. Hij had daar een eigen boek over geschreven, maar stelde
de publicatie ervan uit tot na het feest omdat de inhoud voor Rubinstein moeilijk
te verteren was.
Brands gaat in op het feit dat Rubinstein niet in staat was
om te erkennen dat ze het mis had in de zaak Weinreb, die toch niet de helper
zou zijn geweest die men dacht dat hij was.
Goedkoop zegt dat de druk die WF Hermans op haar uitoefende,
maakte dat ze niet terug kon. Ze was bang dat ze dan nog harder zou worden
aangepakt, maar was anderzijds ook van mening dat ze helemaal niet zo erg
ongelijk had. Als de oorlog korter had geduurd was de mening over Weinreb
wellicht heel anders geweest, zegt Goedkoop.
Brands vraagt Goedkoop wat hij het meest raadselachtig aan
Rubenstein vond.
Dat is toch de zaak rond Weinreb. Rubinstein haalt in
verband daarmee het chassidische verhaal aan over een man die nog tien dagen te
leven heeft, maar van de rabijn te horen krijgt dat hij nog heel lang zal
leven. Als de man toch na tien dagen dood gaat, verklaart de rabijn dat de man
in ieder geval tien goede dagen heeft gehad. Het optimisme tegen beter weten
in, karakteriseerde ook Rubinstein. Ze had het kennelijk nodig om enige
lichtheid in haar zware oorlogsverleden te brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten