Twee wetenschappers verzinnen een boek over een oude viool
Julian Winter is een schrijversduo bestaande uit het
echtpaar Esther Jansma en Wiljan van den Akker. Jansma is dichter en archeologe, gespecialiseerd in het meten van de
oudherdom van hout, Van den Akker is neerlandicus. Ze maakten eerder samen een vertaling van de gedichten van de Amerikaan
Mark Strand en dat smaakte naar meer, met als gevolg de roman De Messias, die gaat over een
houtdeskundige die wordt ingezet om een oude viool te dateren en stuit op
duistere zaakjes.
Wim Brands begint met de vraag aan Jansma of het meten van
hout een lastige klus is.
Jansma zegt dat het wel meevalt, behalve wanneer ze op de buik
gelegen de ouderdom moet vaststellen van een oude meerpraam.
Brands gaat verder over de roman De Messias, waarin een houtdeskundige wordt gevraagd onderzoek te
doen naar een oude stradivarius viool en zich een Umberto Eco achtig verhaal
ontwikkelt.
Van den Akker vertelt dat twee zaken bij elkaar kwamen
tijdens het schrijven van het boek, namelijk zijn passie voor flamenco gitaarmuziek
en de verbazing dat een oude gitaar anders dan een oude viool geen enkele
waarde heeft.
Brands zegt dat ook de academische wereld er in het boek
niet fraai vanaf komt.
Van den Akker stelt dat veel academici uitgaan van een
bepaald geloofssysteem, bijvoorbeeld dat meten is weten, maar niet weten waar
ze precies mee bezig zijn. Hij haalt als voorbeeld de nauwe verstrengeling
tussen farmaceutisch onderzoek en farmaceutische industrie aan. Een oude viool
heeft een hoge economische waarde, die betwijfeld kan worden.
Jansma vult dit aan met een geval waarin iemand gevraagd
werd de oudheid van een werk van Rembrandt vast te stellen, maar niet mocht
weten over welk schilderij het precies ging en dus waarschijnlijk te maken had
met roof.
Van den Akker op zijn beurt vertelt over jaarringen die niet
alles zeggen over de authenticiteit van een instrument, dat immers veel later
gemaakt kan zijn.
Jansma voegt daar tenslotte aan toe dat houtdeskundigen ook
nog te maken hebben met leden die niet academisch gevormd zijn.
Brands wil wel eens weten hoe lang ze met het project bezig
zijn geweest.
Van den Akker begint erover dat de Messias echt bestaat,
maar dat er wat betreft de datering een luchtje aan zit. Er mocht ook nooit op
gespeeld worden. Ze kwamen op het spoor van deze viool door een collega van
Jansma en verder door te grasduinen op internet. Daardoor kwamen ze van het een
op het ander. Het verschil tussen het kopiëren en het vervalsen van een viool
was klein.
Brands zegt dat de roman ook non fictie had kunnen zijn.
Jansma bestrijdt dat vanwege de verhalen die in het boek
zijn opgenomen.
Van den Akker noemt het belang van de vrijheid die ze bij
het schrijven genomen hebben, bijvoorbeeld als het ging om het kopiëren in
verband met de wereldtentoonstelling.
Brands wil weten of de Messias nou echt is, want daarover
heeft het lezen hem zeker geen uitsluitsel gegeven.
Jansma zegt dat de viool opvalt omdat er geen deukjes in
zitten, maar dat heeft ook te maken met de modelfunctie van standaard viool.
Tenslotte vraagt Brands, terecht denk ik, wat nou de opwinding veroorzaakt heeft bij
dit onderwerp.
Van den Akker noemt, naast het samen schrijven, de
mecenassen die niet altijd eerlijk waren en dat ook Stradivarius niet zo aardig
was.
Jansma zegt dat hij de viool niet in een flits bouwde maar
die in zijn bedrijfje door anderen liet vervaardigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten