Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



donderdag 26 november 2015

Recensie: De verboden rivier (2015), Chigozie Obioma


Scherp en ontroerend portret van de ondergang van een Nigeriaans gezin

De verboden rivier uit de titel, Omi Ala geheten, stroomt door de plaats Akure in het westen van Nigeria, alwaar het gezin Agwu woont, bestaande uit een strenge vader, een drukbezette moeder en hun zes kinderen, waaronder vier zoons die vaak met elkaar optrekken en die te maken krijgen met de nodige tegenspoed als ze tegen de wil in van hun vader in de rivier gevist hebben. De spanning is om te snijden en neemt in de loop van de roman alleen maar toe.

Als de vader, die voor de Centrale bank werkt, vanwege een overplaatsing elders in het land verblijft en slechts één weekend in de twee weken thuis komt, zien de vier broers onder leiding van Ikenna hun kans schoon om in de rivier te gaan vissen. De moeder heeft een winkel op de markt en is vaak afwezig. De verkoop van de opbrengst levert de jongens een aardig zakcentje op. Op een dag worden ze echter nagezeten door de dorpsgek Abulu die Ikenna de vloek toewerpt, dat hij door een van zijn broers gedood zal worden. Vanaf dat moment is het uit met het vrije leven. De vader is verbolgen als hij hoort van hun hobby bij de rivier en vindt dat ze beter naar kennis kunnen vissen. Ikenna is duidelijk van slag en dat zorgt voor de nodige ruzie met Boja die met hem een slaapkamer deelt. De ruzie ontaardt dusdanig dat Ikenna inderdaad door Boja wordt vermoord, hetgeen veel lijden meebrengt bij de moeder, bittere teleurstelling bij de vader en een wraakactie van de twee jongere broers, de twaalfjarige Obembe en en de tienjarige Benjamin. De laatste is ook de verteller, die het verhaal twintig jaar later en inmiddels zelf vader, heeft opgeschreven.

En hoe! Obioma vertelt heel anekdotisch en met veel vaart. De lezer maakt de gebeurtenissen als het ware aan de hand mee. Ook de zintuigen komen aan hun trekken, vooral de reukzin, want vaak wordt er gekakt en overal liggen er uitwerpselen, zo laat de verteller bijvoorbeeld weten als hij na een kerkdienst door een smerige wijk op huis afgaat:

Een jongetje van nauwelijks drie zat gebogen over wat leek op geelbruine koorden van ontlasting die uit hem kwamen en kledderige piramides vormden. Terwijl de hoop zich vormde en de lucht verontreinigde, speelde het jongetje verder door met een stok op de grond te tekenen, zonder zich te storen aan de zwerm vliegen die rond zijn achterste zoemde.’

De beeldende taal maakt het gemakkelijk om zich in te leven in dit bizarre Afrikaanse verhaal, dat zich afspeelt in een magische sfeer met boze geesten die zich in de rivier ophouden. Dit past binnen de cultuur van de Igbo,  die geplaatst wordt in de context van veranderende machtsverhoudingen in de jaren negentig in Nigeria. De jongens uit het christelijke gezin komen nog voor de ellende hen overvalt, per ongeluk tijdens een verkiezingsbijeenkomst in aanraking met een politiek leider van de oppositie, die de jongens gunsten op het educatief gebied verleent, maar met wie het later slecht afloopt. Tenslotte zit er ook nog een transatlantisch staartje aan de roman, die voor een crossculturele verbinding zorgt.

Heel apart is de verbinding die de schrijver legt met dieren, die symbool staan voor de gezinsleden, als vaststaand karakter maar soms ook voor een bepaalde periode. Zo is Ikenna eerst een python en later een mus, de vader eerst een arend en later een getemde adelaar. De moeder maakt daarop een uitzondering door haar blik die met een valkenier te vergelijken is en Boja door de overeenkomst met een schimmel in de zin van een parasiet. Obembe is weer een speurhond en Abulu is een leviathan:
Een onsterfelijke walvis die niet simpelweg gedood kon worden door een groep moedige zeelieden.’
Obembe en hijzelf zijn samen hanen en Benjamin zelf is een mot:
Het tere insect dat zich koestert in het licht, maar dat al snel zijn vleugels verliest en op de grond valt.
De jongere kinderen vallen de eer te beurt dat het sympathieke zilverreigers zijn. Ook gevoelens worden met dieren verbonden: haat is een bloedzuiger, hoop een kikkervisje.  

Omdat later duidelijk wordt dat de vader positief tegenover Benjamin staat, had de jongen wellicht zijn vader eerder in vertrouwen kunnen nemen. Het nalaten daarvan en het doormodderen maakt geschiedenis nog triester, vooral voor zo’n moeder die totaal de weg kwijt raakt door alles wat het gezin meemaakt. Ontroerend is vooral het eind als de broederband tussen Obembe en Benjamin toch niet sterk genoeg blijkt om samen een oplossing voor hun problemen te vinden, waarmee de ondergang van het gezin in gang gezet wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten