Onze onverschillige houding tegenover dieren zit diep in
onze cultuur verankerd
Erno Eskens is directeur van de Internationale School voor
Wijsbegeerte en promoveerde afgelopen september op zijn proefschrift Beestachtige geschiedenis van de filosofie,
waarin hij laat zien hoe 26 eeuwen filosofie ons zelfbeeld, gerelateerd aan het
dier, gevormd hebben tot wat het is.
Wim Brands noemt het een krankzinnig boek en bedoelt dat
niet negatief. Hij illustreert dit aan de hand van de beteugeling van de
dierlijkheid in de mens door het aanleggen van keurige tuinen in de Renaissance
en het insnoeren van het vrouwelijk lichaam in een korset. (Wat mij betreft past
ook de tendens om zich van lichaamsbeharing te ontdoen in deze ontwikkeling.)
Eskens vertelt over de rechte lijnen die opkwamen in de
vormgeving van tuinen. Zichtlijnen en hokjesgeest bepaalden het openbare leven.
Het korset was eerst van gietijzer en woog 35 kilo. Alles was erop gericht om
de natuur te bedwingen, meester over te worden over de eigen natuur. Geleerde
vrouwen schreven daar boeken over. Hoewel die niet met name genoemd worden denk
ik meteen aan feministes van het eerste uur zoals Mary Wollstonecraft en aan Belle
van Zuylen als het over het Nederlandse taalgebied gaat.
Brands wil wel eens weten waarom mensen zo weinig oog hadden
voor dieren.
Eskens zegt dat de mens zich door zijn denkvermogen steeds
minder als dier zag en daarom draaide hij dat om tot de mens als een denkend
dier.
Brands haalt er een actueel bericht bij over het feit dat
het eten van vlees slecht is.
Eskens, die zelf vegetariër is, zegt dat deze informatie
moet worden opgeteld bij de informatie die al voorhanden is, zoals de grote
uitstoot van CO2 door de bio industrie. Hijzelf kwam uit een gezin van
vleeseters, viste dagelijks, maar besefte later dat het niet normaal is om het
haakje diep uit de ingewanden van een baars te halen. Zijn inspiratie voor het
boek Beestachtige geschiedenis van de
filosofie deed hij op na een interview met filosoof Peter Singer, die het
standaardwerk voor dierenactivisten, getiteld Animal liberation, schreef. Hij verwierp daarin discriminatie naar
soort.
Brands wil wel eens de mening horen van een van de vele
filosofen die Eskens in zijn boek vermeldt en noemt zelf Plato al.
Eskens wijst op de voorkant van zijn boek waarop een zwart
paard, een wit paard en een wagenmenner staan afgebeeld, die respectievelijk
voor de driften, de deugden en het intellect staan. Het dierlijke werd door
Plato laag en het verstand hoog ingeschat en later werd dat alleen maar sterker
in de christelijke cultuur die het lichaam als zondig zag. Dieren werden gezien
als zielloos. Zelfs Franciscus van Assisi vond dat de dieren onderaan de
schepping stonden. Descartes ging er van uit dat dieren geen pijn konden
lijden, maar de ervaring was anders. Mensen konden duidelijk zien dat het dier
wel leed en daardoor kreeg Descartes geen poot aan de grond.
Brands heeft een Frans filosoof in zijn hoofd die juist heel
gevoelvol over dieren sprak.
Eskens noemt de naam, die ik niet zo snel kan terugvinden,
maar de onbekende schreef in 1803 een boek waarin hij stelde dat dieren heel
wat zuiverder en eloquenter waren dan de mens. Hij kreeg daar echter nauwelijks
een reactie op. Eskens noemt niet de visie van Singer radicaal, maar die van
ons, die huisdieren vertroetelen en andere dieren aan hun lot overlaten in de
bio-industrie. Onze onverschillige houding zit diep in onze cultuur verankerd.
We praten niet over de wandaden die met dieren begaan worden, maar steken onze
koppen in het zand. Volgens Eskens moeten dierenrechten in wetten worden
vastgelegd. Hij vindt Steven Wise als de meest inspirerende persoon op dit
moment, een Amerikaanse jurist die met een proces tegen het opsluiten van apen
een omslag in het denken over dieren wil veroorzaken. En dan heeft hij Matthieu
Ricard nog niet eens genoemd.
Hier op vimeo de
promotie van Eskens op dit onderwerp, hier
een interview met Peter Singer door Joël de Ceulaer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten