Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 31 mei 2013

Liefste, vaarwel (gedicht)




Jij bent de mooiste
mijn liefste
mijn stralende liefde
verrukking is te zwak

Je glanst altijd weer uitbundig
over velden vol gele bloemen
in bomen met het zachte groen
je maakt alles zo nieuw

Ik stamel wat clichés
woorden schieten tekort
om jou uit te drukken
ik kijk je aan.

Je bent mijn allerliefste
je wonderschone schoonheid
overrompelt me ieder jaar opnieuw
ik kijk mijn ogen uit mijn ogen

Je gaat, zeg je.
het zit er weer op
je hebt je taak vervuld
ieder om de beurt

Ons afscheid is onvermijdelijk
het kost me moeite
je vaarwel te zeggen
je los te laten

Hoe moet het verder, al
dat wachten, de lange dagen
en vooral de korte
tot het volgend voorjaar.

The great pretender (2012), documentaire van Rhys Thomas



Verlegen jongen ontpopt zich tot rock idool

De documentaire The great pretender over Freddie Mercury begint met de manier waarop hij zijn publiek bespeelde. Ik had nooit zoveel met zijn, wat ik vroeger een  zigeunerachtige uitstraling zou noemen, maar werd geboeid door zijn optreden in de documentaire, die acteur Rhys Thomas maakte. Hij weet op Live Aid een enorme menigte met zijn figuur, zijn stem maar vooral met zijn performance aan zich te binden. De kijker voelt zich meteen betrokken bij die man met zijn snor en in zijn onderhemd, wil daarvan deel van uit maken. Zelf zei hij daarover dat het publiek slechts een kant van hem zag. Hij speelde een rol, maar genoot daar zelf intens van.

Freddie Mercury werd als Farrokh Bulsara in 1946 geboren op het eiland Zanzibar, dat tegenwoordig onderdeel is van Tanzania. Hij kreeg zijn onderwijs op een Engelse kostschool in India en werd rijp gemaakt voor een muzikale carrière door het zingen in een jongenskoor. Toen zijn ouders in 1964 vanwege de gevaarlijke politieke situatie op Zanzibar naar Engeland vluchtten, ging Freddie naar een kunstacademie, maar hij was meer bezig met muziek.

Begin jaren zeventig vormde Mercury samen met onder andere gitarist Brian May en drummer Roger Taylor de band Queen die in 1975 veel succes had met de hit Bohemian Rhapsody.  
Mercury wilde steeds zijn grenzen verleggen. Hij keek naar het ballet en de musical en maakt tijdens zijn optredens daar ook gebruik van.

Zijn succes voerde hem naar New York waar hij onderdook in de homoscène. Later begon hij een solocarrière in Berlijn. Hij was niet iemand van de politieke boodschap maar schreef vanuit zijn hart. Samen met Michael Jackson nam hij enkele nummers op, waar onder het gevoelige There must be more in life than this. Zijn solo album verkocht niet goed en met hangende pootjes keerde Mercury weer terug bij Queen

In 1985 speelde Queen op Live Aid. Met We will rock you veroverde hij de harten van het miljoenenpubliek. Zelf genoot hij er enorm van. Hij zegt dat hij misschien arrogant overkomt maar dat hij in het gewone leven saai is. Vriendschappen aangaan is voor een artiest moeilijker dan voor een ander, zegt hij. Mary Austin was een vertrouwelinge op de achtergrond. Zijn vriend Jim Hutton noemt hem rustig en gereserveerd.

Op zijn 39 ste gaf Mercury een afscheidsfeest in München. Het is zijn laatste uitspatting, maar hij ging verder met muziek maken. Omdat hij Pavarotti bewonderde ging hji naar een concert van hem. Hij was nog meer onder de indruk van de optredende Spaanse sopraan Montserrat Caballé en maakte het klassieke Excercise in great love tot B kant van de musicalachtige cover The great pretender van The Platters.

Hij was heel zenuwachtig voor een ontmoeting met haar in Barcelona en speelde het nummer in het Ritz hotel. Het kwam tot een samenwerking die leidde tot het hitnummer Barcelona, onderdeel van een album over vriendschap en wederzijds muzikaal begrip. Pavarotti vond het waardeloos maar het publiek was zeer enthousiast. Montserrat Caballé begreep uit uitlatingen van Freddy al gauw dat hij leed aan aids.    

Tijdens interviews is hij over het algemeen tegendraads, maar in een interview uit 1987 vertelt hij openhartig dat hij niet meer aan seks deed. Zijn vertraagde doodvonnis wakkerde zijn creativiteit aan. Hij speelde weer met Queen, maakte I want it all, I want it now tot hij niet meer kon. Hij gaf meer om zijn katten dan om mensen en vond troost bij hen.

In 1991 stierf Mercury. Brian May en Roger Taylor gingen voor de televisie in tegen de negatieve manier waarop hij in de pers werd afgeschilderd. Freddie was een verantwoordelijk, genereus en zorgzaam mens. In 1995 kwam het nieuwe album met de toepasselijke titel Made in heaven uit met zang van Mercury. In 2012 volgde een orkestversie van Barcelona met de stemmen van Freddie Mercury en Montserrat Caballé. Hij blijft in de herinnering als een geweldig performer.  

Hier een site met de trailer, hier een opname van There must be more in life than this.

donderdag 30 mei 2013

Recensie: Hoe fictie werkt (2012), James Wood



Kijkje in de keuken van de literatuurcriticus

De gezaghebbende Engelse literatuurcriticus James Wood schrijft boeiende artikelen over romans voor de London Review of Books. In Hoe fictie werkt gaat hij uitgebreider in op algemene aspecten van de roman, zoals manieren van vertellen, personages en taalgebruik. Zijn standpunten illustreert Wood vaak met voorbeelden uit de Angelsaksische literatuur. Het is jammer dat vertaler Arie Storm niet af en toe plaats heeft ingeruimd voor Nederlandse voorbeelden.

Vertrekpunt van Wood is het vertellen van een verhaal. Dat kan op verschillende manieren.
Een vertelling in de eerste persoon is betrouwbaarder dan in de derde persoon, zegt hij tegen de gevestigde mening in, want bij een onbetrouwbare verteller weet je waar je aan toe bent.
In de indirecte rede geeft de schrijver zelf een beschouwing en in de directe rede worden personages opgevoerd. Daarnaast is er nog de directe vrije rede. Daarin is niet meteen duidelijk of een gedachte bij de auteur hoort of bij de personage. Ze vormen een twee-eenheid. Auteur en personage moeten niet te veel uit elkaar lopen. Dan dreigt het gevaar van estheticisme, van schoonheid om de schoonheid.

Bij Flaubert begint het moderne vertellen. Hij doorspekt alledaagse beschrijvingen met sprekende, veelzeggende details. De verteller bij Flaubert is zowel een schrijver als niet echt een schrijver.
‘Een schrijver qua temperament, maar niet van beroep. Een schrijver omdat hij zoveel zo goed opmerkt, niet echt een schrijver omdat hij van niet veel zwoegen blijkt geeft om het op papier te krijgen…’ Er is vaak iets kunstmatigs in de selectie van zijn beelden.

Beelden vormen de kern van de literatuur. Daardoor kunnen we het leven beter opmerken. Wood gebruikt het neologisme ditheid om een tastbaar detail aan te duiden dat de abstractie oplost. Bellow observeert uitmuntend en schrijft onopvallend, anders dan Nabokov die met nadruk iets wil vertellen. Henry James vond het onnodig alles op te schrijven. Wood kan zich in die opvatting vinden. De werkelijkheid is minder relevant dan de afdruk daarvan door de schrijver.

Wood gaat in op ronde en vlakke personages. ‘Rond’ wil niet altijd zeggen dat een personage beter uit de verf komt. Wood geeft de voorkeur aan een subtiele karakterisering boven een rond karakter met alles erop en eraan. Hij stelt vast dat de moraliserende softheid tegenwoordig epidemische vormen aanneemt. Onwelgevallige personages zouden, zo leest hij op Amazon, niet door auteurs begripsvol voorgesteld mogen worden. Ik betwijfel of dat in Nederland ook zo is.
Zijn we niet allen fictieve personen? vraagt Wood zich af. Bestaan we wel als we weigeren ons me anderen te verbinden? Muriel Spark gebruikte fictie om na te denken over de verantwoordelijkheden en de beperkingen van het schrijven van proza.

In een historische vergelijking tussen actoren als koning David, Macbeth en Raskolnikov wordt de ontwikkeling van het bewustzijn geschetst en de manier waarop die wordt neergeslagen. Koning David kende geen innerlijk, maar alleen een lijf en een mond. Macbeth heeft emoties en een geheugen, bij Raskolnikov neemt de lezer de plaats in van het publiek en gaat zelf op zoek naar de motieven van de moordenaar.

Wood haalt, over taalgebruik, Flaubert aan die schreef over de muziek van een zin. Wood zelf is lyrisch over de stijl van Bellow, omdat die meerdere registers hanteert.
Beeldspraak creëert een parallelle werkelijkheid. Een tegenstelling geeft de krachtigste metafoor, zoals Bellow deed in de zin ‘De blauwe vlammen dansten als een school vissen in het kolenvuur.’ Een beeld van Henry Green over een knap dienstmeisje die ogen heeft als rozijnen die even ondergedompeld zijn in water, is prachtig omdat het beeld lijkt voort te vloeien uit het personage zelf.

Tenslotte behandelt Wood de verhouding tussen waarheid en realisme.
Roland Barthes verzette zich tegen het realisme, terwijl Graham Greene een realist bij uitstek was. Wood stelt dat er niets mis is met conventies, maar men moet er niet in blijven hangen. Hij verwerpt het commercieel realisme dat ook in films welig tiert. Het gaat in romans meer om overtuigingskracht dan om de feitelijke werkelijkheid. Levendigheid is dan ook een betere term dan realisme. Dat sluit mooi aan bij motto van het boek dat afkomstig is van Henry James: ‘Er is slechts één recept – hou heel veel van koken.’



Hoe fictie werkt biedt een kijkje in de keuken van een literatuurcriticus die het leven en de levendigheid verkiest boven vastgeroeste ideeën. Eerst is er de praktijk, daarna de theorieën, maar die lopen altijd achter op het schrijven zelf. De schrijver is vrij, moet zich steeds weer vrijmaken. Iets moeilijkers maar mooiers bestaat niet, lijkt me.
 


The ambassador (2011), documentaire van Mads Brügger



Journalist laat zien hoe men de handel in bloeddiamanten verloopt.

Je moet maar het lef hebben om als Deense journalist naar de corrupte Centraal Afrikaanse Republiek te gaan om daar diplomaat te worden en diamanten te kopen. Günter Wallraff maakte als undercover wantoestanden in Duitsland duidelijk en schreef daar boeken over, Brügger legde het hele proces vast op film, af en toe ook met een verborgen camera.

De documentaire The ambassador begint met een toespraak van Brügger als ondernemer Cortzen in Monrovia, Liberia, een land dat nooit te beroerd was om paspoorten te verstrekken voor diplomaten. Daarvoor had Brügger contact met Colin Evans in Portugal die hem een en ander over de procedure vertelde maar op voorwaarde dat hij zijn camera uitzette. Niet dus. Vanuit een laag standpunt toont de camera het gezicht van deze hooghartige maar ook angstige man. Hij waarschuwt Brügger dat de kans bestaat dat hij als lijk in een greppel belandt.

Voor het bemachtigen van een diplomatenpaspoort had Brügger contact met een Liberiaanse functionaris, maar ook met de Nederlander Willem Tijssen, die ook met een verborgen camera gefilmd wordt. Brügger vestigt zich in de hoofdstad Bangui. Hij draagt een keurig wit pak en rookt sigaretten in een pijpje.

De Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) is een van de falende staten, vroeger een kolonie van Frankrijk en geleid door de wrede Bokassa, inmiddels door president Bozizé. Het nieuwe hoofd van de veiligheidsdienst informeert Brügger over de geschiedenis van zijn land en de gang van zaken. Frankrijk eist delfstoffen op en verhindert de ontwikkeling van het land. De man waarschuwt hem uit te kijken voor Gilbert, die een diamantmijn exploiteert. Het beste kunnen ze voorwenden dat ze gesteund worden door hogere personen.

Gilbert en Brügger komen tot overeenstemming. Als dekmantel voor zijn activiteiten wil Brügger een luciferfabriek opzetten. Hij heeft daartoe zelfs een expert uit India gehaald die hem helpt om het idee te verkopen. Brügger overlegt met de minister van Sociale Zaken die pygmeeën voor de fabricage wil inzetten. Hij gaat naar een feestje met dronken pygmeeën. Hij krijgt er twee mee en maakt een boottochtje met hen. De minister regelt ook een ontmoeting met zijn collega van Defensie, de zoon van de president.

Daarna beginnen de problemen. Brügger belt Tijssen op over zijn paspoort dat niet de juiste kleur heeft. Tijssen zegt dat hij zijn best doet, maar houdt het contact af. Brügger maakt zich zorgen over zijn onschendbaarheid. De VN die in het noorden van het land, waar de diamantmijnen liggen, toezicht hield heeft zich teruggetrokken. Brügger vliegt er naar toe om poolshoogte te nemen. De piloot waarschuwt hem niet te lang weg te blijven, want dan is hij vertrokken. Functionarissen worden vermoord op verdenking van een staatsgreep. Gilbert wil meer geld dan overeengekomen. Ook de besprekingen over het contract verloopt niet soepel.  

Paul, zijn zaakgelastigde, wil dat Brügger een standaardcontract met Gilbert tekent, want het eerder overeengekomen contract is ongeldig. Brügger heeft er ook niet eens een kopie van. Paul zegt dat men hem in de gaten houdt en dat men hem zal aanhouden bij de grens om hem de diamanten af te nemen. Brügger geeft Paul de geluksenvelop met geld want een ambassadeur mag geen vieze handen maken. Als Gilbert eindelijk met de bloeddiamanten aankomt, raadt deze hem aan die mee te nemen in zijn broekzak en niet al te bang te kijken bij de grens.

Hier de trailer van deze bloedstollende documentaire. Tijssen probeerde vertoning van de documentaire tegen te houden, omdat hij gefilmd was met een verborgen camera.