Een geluksvogel die met zichzelf overhoop lag
Wim Brands is van plan een vraag en antwoordspel te houden
naar aanleiding van gedichten die de gemakkelijk pratende en openhartige Wigman
voorleest, maar vraagt eerst waar Wigman de titel vandaan heeft van de bundel Slordig met geluk. Volgens teletekst volgt de lezer daarin de dichter door
een wereld die steeds moeilijker te doorgronden lijkt.
Wigman vertelt dat de zinsnede uit het tweede gedicht in de
bundel staat, maar dat hij die gebruikte omdat een vroegere geliefde, door hem een
belezen dame genoemd, een ander boekje met dezelfde titel van hem las en daardoor
gecharmeerd was. Hij zegt dat iedereen zich bij de titel iets kan voorstellen,
maar dat het betrekking heeft op een ontmoeting met iemand die in een nachtcafé
in Berlijn aan numerologie deed en die hem vertelde dat hij een geluksvogel was
die met zichzelf overhoop lag.
Brands zegt ad rem dat we dat in de bundel nog zullen
tegenkomen en vraagt hem een eerste gedicht voor te lezen dat over zijn jeugd
gaat. Het heet Toen ik begon te schrijven
heet en het eindigt met:
verloor me in muziek en viel toen stil. – Later,
veel later. De dood stond aan mijn autodeur te rukken
en ik schrok weerloos wakker in een witte zaal.
Toen schopte ik de Schoonheid van mijn schoot
en kwam ik grimmig zingend op verhaal.
Wigman zegt dat hij die auto verzonnen heeft, hij heeft niet eens een rijbewijs, zoals vele andere dichters, maar men kan zich het beeld ongetwijfeld goed voorstellen. Op zijn dertigste legde hij al eens bijna het loodje toen hij als drummer tijdens een festival van het podium viel.
Brands wil dat hij Het pashokje voorleest, dat over een ziekenhuisopname gaat, niet van hemzelf maar van een lid van de Raad van het Bestuur van een Amsterdams ziekenhuis. Na de voordracht vraagt Brands naar de ervaring van het turen in het eigen graf. Wigman zegt dat het ervaren en het opschrijven twee verschillende zaken zijn. Zelf is hij nog niet helemaal hersteld van zijn hartkwaal.
Brands begint over het gedicht Tot de bodem waarover hij als stadsdichter al schreef en dat gaat over de vele mannelijke toeristen die tijdens het plassen in de gracht om het leven komen. Wigman zegt dat hij voor dit gedicht uitgebreide research heeft gedaan en dan ook weet dat de politie altijd op zoek is naar mannen die met hun gulp open lopen.
Brands haalt het feit aan dat Wigman door zijn herstelperiode niet meer in de nacht werkt. Wigman beaamt dat hij sober leeft.
Tenslotte vraagt Brands of zijn poëzie verandert door zijn ziekteproces. Wigman verklapt dat hij op een tweesprong staat, meer de diepte in wil maar dat hij wel zal zien. Hij is in ieder geval meer bescheiden geworden.
Hier
mijn verslag van de uitzending over de dichtbundel Mijn naam is legioen, alweer meer dan vier jaar geleden. Inmiddels
is het dichterschap voor de stad Amsterdam alweer achter de rug en is zijn
moeder overleden. Hier een
recensie van Slordig met geluk op
Meander, van wie ik de twee strofes uit Toen
ik begon te schrijven gekopieerd heb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten