Sterk en subtiel drama over de verhouding tussen haves and havenots.
In zijn eerste lange speelfilm The invader toont de Belgische kunstenaar en filmregisseur Nicolas
Provost een indringend beeld van de zwarte Amadou, die aan de Belgische kust
aanspoelt en die met veel moeite een bestaan in ons midden probeert op te
bouwen. De voortdurende tegenslagen geven hem geen uitweg dan te vluchten in
zijn fantasie.
De openingsscène is van bijbelse allure, door de gedragen
muziek die er achter klinkt, maar ook wel vanwege de beelden op het Belgische
naaktstrand, waar een groep Afrikanen, geholpen door naakte badgasten, het
strand probeert te bereiken. Een rijzige vrouw met kort blond haar staat op en
loopt op de zwarte man toe die zojuist een andere man uit de branding heeft
gered. Amadou en de vrouw staan
tegenover elkaar als twee figuren uit totaal verschillende werelden en
symboliseren het verschil tussen samen en alleen, bezorgd en ongenaakbaar, natuur
en cultuur lijkt het wel.
De volgende sequentie van beelden geeft aan dat de man door
nauwe gangen moet om een leefbaar bestaan te vinden in Brussel, een lange weg
door een smal kanaal om opnieuw geboren te worden lijkt het wel. We vinden hem
terug met een drilboor, zich afmattend voor een louche bedrijfsleider, die hem
en andere illegalen in een busje vervoerd van en naar hun slaapplaats in een
nog niet afgewerkt wooncomplex. Amadou bekommert zich om de zieke Sioka,
wellicht zijn vriend die hij eerder uit
de branding haalde en krijgt slechts de hoon van de koppelbaas over zich
heen als hij zijn bezorgdheid uitspreekt.
Een politie-inval op de werkplek doet Amadou op straat
belanden. Hij vindt een paar netjes haardhout en probeert die op kruispunten
aan automobilisten te verkopen om een geld te komen voor zijn zieke vriend,
maar als hij eenmaal met pijnstillers terug komt is zijn vriend verdwenen.
Reden voor Amadou om de koppelbaas Omar te polsen die met zijn Aziatische
maitresse elders in het gebouw ophoudt. Omar kan het in zijn luxe niet laten de
zwarte nog meer te vernederen. Woest als hij is vernielt Amadou de auto van
Omar en vlucht weg.
Als hij de volgende dag het busje ziet wegrijden, neemt hij
zijn kans waar. Hij steekt zich in nieuwe kleren die in dozen in het gebouw
liggen en gaat naar Omar die juist een onderhoud heeft met een opdrachtgeefster,
die van Omar af wil. Amadou besluit deze knappe vrouw, Agnès de Yaele geheten,
te volgen. Hij komt terecht in een hotel waar Charles, de man van Agnès een
lezing houdt over nanotechnologie. Hij praat even met haar bij de uitgang, prijst
haar schoonheid en stelt zich aan haar zakenpartner Kris voor als Obama.
Na een telefoontje aan het thuisfront gaat hij opnieuw op
zoek naar Agnès, die zijn hoop is in een onzeker bestaan. Met een list roept
hij Kris weg van een etentje met Agnès en neemt zelf diens plaats in. Agnès is onder
de indruk van de durf van de grote neger, neemt hem mee naar haar loft en laat
zich door hem voor de spiegelramen nemen, een teken dat het haar vooral om lust
te doen is. Amadou hoort dat ze in vastgoed en kunst handelt, haalt een
uitnodiging voor een vernissage uit haar tas en neemt de sleutels van het
appartement weg.
Hij keert later terug naar de loft en kijkt uit over de
troosteloze stad met veel kantoorgebouwen. Agnès blijft onbereikbaar. Als hij
de bedrijfsleider in de stad ziet, besluit hij tot wraak.
Amadou, een mooie rol van Issaka Sawadogo, komt meteen heel sympathiek over. Fraai zijn de
beelden van diens geluidloze uitroepen als hij na het conflict met Omar
machteloos op straat op gaat. De seks tussen de
sterke neger en de frèle blanke vrouw, knap gespeeld door Stefania Rocca, is bijna
archetypisch. De spanning op het eind als Amadou met de gestolen uitnodiging de
vernissage bezoekt, is groot. Een krachtig en subtiel drama over de verhouding tussen haves en havenots kortom.
Hier de
openingsscène op vimeo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten