Te midden van alle wensen die ik de laatste dagen voorbij
zag komen,
op kaarten en in brieven, te land, ter zee of door de lucht,
was er een bij die in het bijzonder mijn aandacht vroeg.
Ik kende de wens van vroeger, van de jaren zeventig,
de tijd dat we nog dachten dat een maatschappelijke
omwenteling
nog mogelijk was door het spreiden van inkomen, kennis en
macht.
Toen we nog niet wisten dat de tegenkrachten zich ongenadig
snel weer verhieven,
onss doordrongen met slimme praatjes, zoals de colporteur
die aan de deur komt
met een aanbod dat ik niet kan weigeren en me meewarig
aankijkt als ik dat toch doe.
Het woord bleef in mijn hoofd rondzingen, liet me niet los,
omdat ik me afvroeg
waar het toch gebleven was, de jaren nadien, in de tijd
van de privatisering, toen we dachten dat alles gemakkelijker zou worden zonder
logge overheid.
Misschien was het ook wel te bepaald, te agressief,
militaristisch wellicht,
iets wat meer paste bij Tanja Nijmeijer in haar streven naar
een vrij Colombia,
in de pogingen van Koerden om een eigen stuk land te
krijgen.
In Nederland streeft men nergens meer naar. De val
van een groot warenhuis wordt
zonder morren geslikt. Het winkelpubliek stort zich voor de laatste maal
als gieren op de laatste artikelen die zwaar afgeprijsd in de schappen liggen, blij
met de buit.
De tijd van demonstreren ligt achter ons, de vakbond is
uitgekleed en doet
alleen nog herstelwerk, al zit dat er voor ouder
winkelpersoneel niet in. Hoe kan het anders dan dat men moe en uitgespeeld bij
de pakken neerzit en de tijd afwacht?
Wat is er voor nodig om weer op te staan en voorwaarts te
gaan? Hoeveel rampen
moeten we nog dulden om in verzet te komen, hoeveel onrecht ons
nog laten geschieden voor we zelf het recht in handen nemen?
Elk moment van onrecht is er ook één van hoop: in de
verdrukking ontvlamt de bereidheid om een andere weg te kiezen. Daarom hef ik
het vaandel waarop geschreven staat:
EEN STRIJDBAAR 2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten