Schrijver doet zelf de suggestie om te stoppen met zijn
roman
Tijdens lezing van de essaybundel Waarom ik lees (2015) stuitte ik op een passage waarin Tim Parks
zich uitspreekt over De dienares (2012),
een roman die al lang bij mij op de stapel lag, niet alleen omdat ik, zoals ik
schrijf in mijn bespreking van bovengenoemde essaybundel, zeer gecharmeerd ben
van de manier waarop Parks zijn romans vormgeeft, maar ook omdat hij deze roman
schreef nadat hij kennis gemaakt had met het boeddhisme. Ik was benieuwd naar
de invloed daarvan op zijn verdere literaire werk. Daarover zegt hij zelf:
‘Is er een manier om verder te gaan met woorden die een heel
andere kijk biedt op het zelf en op het narratieve? Ik heb dat op mijn eigen
bescheiden wijze geprobeerd in mijn roman De
dienares, waar een jonge vrouw in een boeddhistisch meditatiecentrum
afstand probeert te nemen van mentale gewoontes – ambitie, spijt, ongelukkige
liefde – die haar gevangen en vernederd hebben.’
Het is op zich al interessant dat een schrijver een kijkje biedt
in de keuken, maar er is meer, Parks doet een bekentenis:
‘Ik denk niet dat het me gelukt is. Het boeddhisme (als een
verzameling lessen en oefeningen gericht op het verlies van de ‘fictie’ van het
zelf, en op een heel ander begrip van sociale betrokkenheid en persoonlijke
levensweg) bood op het eind alleen nog maar sterk contrast dat liet zien
hoezeer het meisje gevangen zat in de westerse obsessie om je eigen succesvolle
levensverhaal te creëren. Ik weet zeker dat de meeste lezers liever zouden zien
dat ze het nirwana links liet liggen. Meer in het algemeen werd het verhaal
door zijn literaire aard, door het te presenteren als een roman – of noem het
gewoon mijn eigen ambities – onvermijdelijk weer naar zijn oude vertrouwde
trucs getrokken, de hoogtepuntjes, de verplichte ironie. Het is waar dat je zou
kunnen opbouwen en terugtrekken, voorbereiden en niet uitvoeren, de lezer laten
inzien hoe vermoeiend romans in een zekere richting gaan. Maar de hele poging
was als zeilen tegen een sterke wind in: hoe vastberaden je het roer ook op
open zee richt, je wordt steeds weer teruggeblazen naar de bekende kust. Als
het moment is aangebroken waarop je de flaptekst moet bespreken met de
uitgever, weet je dat je niet nieuws hebt gedaan.’
Dat laatste is ook het verwijt dat Jeroen Vullings doet in
zijn artikel (VN, 14 januari 2016) over de schrale literaire oogst van het
afgelopen jaar. Hij overziet, zo zegt de bijbehorende foto van de te neer geslagen
man aan zijn bureau, met droefheid de stapel boeken met vaak voorspelbare
inhoud en verbindt daaraan de uitspraak van Frans Kellendonk dat een schrijver
eigenzinnig dient te zijn en zich moet verwonderen over de taal, als wil hij haar
steeds opnieuw eigen maken. Er wordt tegenwoordig te veel gebabbeld, zoals Parks
al opmerkte. Het babbelende brein is het belangrijkste personage in de twintigste
eeuwse literatuur en het wordt tijd dat die eens van zijn voetstuk gegooid wordt.
Een voorspelbare inhoud leidt tot een voorspelbare plot. Schrijvers
zijn, lopend aan de hand van literaire agenten, niet origineel als het gaat om
het bedenken van een afloop voor hun boek. Parks zegt daarover in het begin in
zijn essaybundel:
‘Er zit iets tirannieks in onze hang naar een einde. Ik
twijfel er niet aan dat ik een negatiever oordeel zou hebben over veel romans
die ik niet heb uitgelezen als ik dat wel had gedaan. Misschien wordt het tijd
dat ik leer hoe ik in mijn eigen romans de lezers een paar hints kan geven dat
ze vanaf een bepaald moment zelf mogen uitmaken waar en wanneer ze met het boek
willen stoppen.’
Deze hint zette mij ertoe aan De dienares al op een derde aan de kant te leggen, ook al is de
manier waarop Parks de feiten over de aan lager wal geraakte popzangeres Beth
Marriott langzaam prijsgeeft een proeve van intellectuele bekwaamheid. Het
gebabbel van Beth, die in haar beroep zo wanhopig werd dat ze de zee in rende
om een eind aan haar leven te maken en tijdens een tiendaagse training neust in
het dagboek van een mannelijke deelnemer, kon mij mede door de negatieve
bewoordingen van Parks niet meer bekoren. Ik denk dat een boeddhistische
denkwijze wel goede literatuur kan opleveren, want in het stof gebeurt het, de
transformatie tot een beter meer ontwikkeld mens, maar ik heb mijn bedenkingen
dat ik in De dienares vind wat ik
zoek. Ik ga eens kijken of wat het debuut Tangen
van vertaler Corine Kisling meer te bieden heeft, maar eerst lees ik verder in Elke dag een kleine druppel gif van
Wilma Geldof die een heel gevoelig portret neerzet van een jongen uit een NSB
gezin in Haarlem, waardoor ik weer weet waarom ik lees.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten