Reislustig schrijver kan veel vertellen, al blijkt reizen
daarvoor niet eens nodig
Wim Brands heeft op de laatste zondag van het jaar 2015
Tommy Wieringa uitgenodigd om, voordat hij zich vestigt in Twente en daar zijn
erf niet meer af komt, te vertellen over zijn reizen, dat hij vastlegt in
boeken, zoals het meest recente Honorair
Kozak. Op tafel staat een doos met spullen die Wieringa op zijn reizen
verzamelde, maar die komen pas later in dit uitgebreide gesprek aan de orde.
Brands begint met de opdracht van Honorair Kozak aan zijn moeder, die onlangs overleed.
Wieringa zegt dat zij hem de smaak voor de wereld heeft
bijgebracht. Het gezin woonde op Aruba, tot het huwelijk eindigde en hij met
zijn moeder naar Twente verhuisde. Wieringa herinnert zich vooral de oneindige
ruimte en de warmte van Aruba en zet dat af tegen de beperkte ruimte en de kou
in Nederland. Hij kan zich daarom goed voorstellen hoe moeilijk asielzoekers
hebben om hier te aarden.
Brands refereert aan het feit dat Wieringa op zijn achtste
terug moest naar Nederland vanwege een ernstige heupfractuur na een val van een
fiets.
Wieringa zegt dat hij zich hier nooit erg op zijn gemak
voelde te midden van mensen die hij niet goed verstond, hetgeen, denk ik,
misschien wel een motief vormde om te gaan reizen.
Brands hoort Wieringa uit over zijn nieuwe roman die in
Twente speelt, maar Wieringa aarzelt om daar veel over te zeggen. Dat is
volgens hem ook niet goed. Hij verklapt wel dat de titel eerst Natte eters was, naar aanleiding van het
feit dat hij met zijn vader altijd aardappelen met jus at, maar Heimwee wordt. Hij houdt meer van het
platteland dan van de stad en vertelt over zijn paniek toen hij in Addis Abeba
was. De onrust zakte na een bezoek van enkele dagen aan het Ethiopische
platteland. Reizen doet hij het liefst alleen, want een gedeelde ervaring is
volgens hem een halve ervaring. Alleen heeft hij ook meer contact met zijn
omgeving. In Ethiopië voelde hij zich zeer op zijn plek, vooral ook door de
combinatie van de bekende christelijke cultuur en het wezensvreemde andere.
Tijdens de treinreis van Addis Abeba naar Djibouti brak, ook door de qat, zijn inzicht
door over zijn weg als schrijver. Sinds hij zelf een gezin heeft, reist hij
minder. Hij haalt Theroux aan die stelde dat luxe de vijand was van de
observatie en vertelt in dat verband over een smerig appartement in Tanger. Of
hij een goed geheugen heeft weet hij niet, want men kan nooit weten wat men is
vergeten, maar in ieder geval haalt hij het niet bij Konstantin Paustovski die in
het zesdelige werk Geschiedenis van een
leven zijn memoires beschreef.
Brands vindt het inmiddels wel eens tijd worden om de doos
te openen waarin zich bijzondere voorwerpen bevinden, waaronder het nest van
een mees en een niet bestaande knoop, maar niet het lege, volmaakte ei dat hij
in Ethiopië vond, in een glas bewaarde, maar dat helaas verloren ging toen een
vroegere vriendin het thuis liet vallen. Naar aanleiding van de voorwerpen komt
het gesprek ook weer op Hononair Kozak,
een titel die hij kreeg van een a-typische kozakkengids uit Oekraïne na een dag
te paard.
Brands weet toch weer terug te komen op de roman over
Twente, ongetwijfeld omdat hij zelf uit die regio komt. Hij vraagt naar personages
uit het nieuwe boek en verleidt Wieringa te vetellen over bijzondere personen
die in grensgebieden leven en die het niet zo nauw nemen met de wet. Reizen
blijkt niet eens nodig om te kunnen verhalen. Ook een bezoek aan een Twents
dorp levert de nodige stof op, zoals een uitbater van een horeca gelegenheid
die hem vertelde dat, sinds hij drie Chinezen in dienst heeft die hij niet
verstaat, hij elke dag op vakantie is. Het gesprek eindigt met de constatering,
al eerder door Kees Verheul en Karel van het Reve gedaan, namelijk dat Rusland
al over de IJssel begint, omdat het landschap daarna niet wezenlijk meer
verandert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten