In een roeibootje het leven uit
Met de tweedelige serie Op
de drempel waagt Coen Verbraak zich verder dan in de beroepsmatige onderdelen
van het programma Kijken in de ziel.
Zijn gesprekken met mensen die op het punt staan uit het leven te verdwijnen of
dat inmiddels al gedaan hebben, brengt hem tot het hart van de ziel. De acht
mensen die aan het woord komen hebben geen beroepseer meer hoog te houden en praten
vrij over hun gevoelens, hetgeen goudeerlijke en ontroerende televisie oplevert
en de nog niet met het einde geconfronteerde mens mogelijkheden verschaft om de
weg die nog te gaan is in te vullen.
De geïnterviewden zijn filosoof René Gude (1957) en
journalist Albert de Lange (1957), die beiden al niet meer onder ons zijn. Daarnaast
studente en schrijfster Laura Maaskant (1994), rechter Karin van Ringen (1953),
psychologe Marjo de Jong (1956), televisiemaakster en zwemster Hansje van
Bunschoten (1958), communicatieadviseur Claudia van Deudekom (1972) en
ondernemer Bernard Muller (1968). Anders dan de anderen lijdt Muller aan ALS en
niet aan een of andere vorm van kanker. Zoals gewoonlijk lopen de vragen van
Verbraak vloeiend in elkaar over zodat de kijker ademloos kijkt. Een ode wat
dat betreft aan de montage.
Verbraak begint met de vraag wat het betekent als de
abstracte gedachte om te sterven opeens een concrete mededeling wordt. Gude,
die Verbraak op het idee van het programma bracht en vaak de toon aangeeft,
zegt dat alles in een ander licht komt te staan, hetgeen door de anderen beaamd
wordt. Voor De Lange verdwijnt alle ballast en gaat het alleen nog om het leven
van dag tot dag. Volgens Maaskant voegt het doodsvonnis schoonheid toe aan het
bestaan. Voor De Jong veranderde alleen de eigen beleving. Ze voelde zich op
een eiland, waar af en toe een passant langs kwam in een bootje, maar dat
eiland wordt wel prettiger om op te vertoeven. Voor Van Bunschoten werd alle
hoop weggeslagen. Ze beschrijft hoe ze zich in een vissenkom voelde,
onbereikbaar voor de levenden. Van Ringen zegde meteen al haar abonnementen op,
al zou ze toch weer eens willen tennissen.
Gude werkt in de ochtenduren zijn boeken bij, Muller heeft
weinig trek meer in het werk in de haven en houdt zich bezig met de uitvinding
van een medicijn tegen zijn ziekte, Maaskant heeft nog steeds veel werk aan haar
boek Leef! en daarnaast vraagt
doodgaan ook tijd, namelijk om los te laten, al was het alleen maar de fysieke
gezondheid. De Lange is een column begonnen in het Parool, waarin hij vertelt
over zijn ziekteproces, ook om de lezer te behagen.
Gude zegt dat de basisemoties angst, woede en verdriet ook bij
het sterven komen kijken. Hij kent net als de meeste anderen vooral het verdriet,
namelijk om het leven kwijt te raken. Muller zegt dat het frustrerend is om afhankelijk
te worden van anderen, Van Bunschoten heeft last van woede op de aanslagen die
op haar leven gepleegd worden. De Jong ervaart soms paniek over wat haar te
wachten staat. Maaskant ervaart naast verdriet ook ontroering en wil vooral
leven in het moment, al wordt dit tegengewerkt door de nadruk die haar studie
op de toekomst legt. De Lange zal het missen dat hij zijn zoon straks niet meer
ziet afstuderen.
Realisme is volgens Gude nodig om een beeld te kunnen vormen
van het leven zoals dat voor hem geweest is. Hij maakt een fraaie vergelijking
met het roeien in een roeiboot, omdat men daarin naar achteren kijkt. Hij praat
over zijn naderend einde met zijn zoons en krijgt het te kwaad omdat hij niet
weet of zij net als hij daarover een blij gevoel hebben. Van Ringen peddelt het
liefst met een kano met volle kracht vooruit. Ze heeft een nieuwe geliefde al
was het wrang dat ze hem moest melden dat haar ziekte weer terug was gekomen. De
Jong wil de laatste periode niet teruggrijpen op oude vriendschappen. Voor
Maaskant is het feit dat de horizon in zicht is een vreemde gewaarwording, maar
dat weerhoudt haar niet om een vakantie te plannen. Dat zorgt er voor dat ze
niet onder voorbehoud leeft. Van Deudekom zegt dat het niet helpt om de
gordijnen te sluiten. Het feit dat haar levenspartner een tweeling heeft
gekregen, maakt dit ook onmogelijk. De Lange sluit het eerste deel af met de
mooie uitspraak van Lao Tse, dat een man in zijn leven een zoon moet maken, een
boom planten en een boek schrijven.
Het tweede deel begint met de vraag of het erg is om dood te
gaan. Gude vindt van niet, hoewel dat voor hem persoonlijk anders ligt. Hij zou
net als Jan Wolkers willen zeggen dat het genoeg is, maar wordt door Verbraak
met zijn neus op het feit gedrukt dat Wolkers toen een eind in de tachtig was
en hij weg moet voor de oogsttijd goed en wel begonnen is. Voor De Jong voelt
het erg om het leven te moeten verlaten. Muller heeft daar niet zoveel moeite
mee omdat hij in de evolutietheorie gelooft. Van Ringen heeft het er juist wel
moeilijk mee. Van Bunschoten weer helemaal niet, tenminste niet voor zichzelf
en Maaskant ziet de dood als een bevrijding van lichamelijke ongemakken.
De vraag of het tijdsbesef verandert als men eenmaal het
eind in zicht heeft, wordt door Gude verstandelijk gezien beaamd, maar
anderzijds ontkend omdat hij zoals gewoonlijk druk bezig is met alles. De Lange
verveelt zich ook niet. Hij ziet niet uit naar een ouderdom met dementie. Volgens
Maaskant bestaat tijd niet meer. De Jong noemt de tijd onwerkelijk, omdat er
geen vooruit meer is en ze tegelijk wordt opgejaagd om de laatste periode goed
te laten verlopen. Van Bunschoten heeft last van ongedurigheid. Ze vertelt een
aangrijpend verhaal over haar moeder die op haar 53ste aan kanker overleed. De
ziekte was toen nog taboe, er kwam niemand op bezoek en het einde was heel erg.
Zijzelf moet nog van alles en valt zichzelf tegen. Voor De Jong wordt het leven
intenser. Van Deudekom zegt dat de tijd een vijand wordt omdat ze er nog weinig
van heeft, maar tegelijk de tijd verslonst door bijvoorbeeld rustig een kop
koffie te drinken. Ze vindt het geroep over de dapperheid van kankerpatiënten,
druk bezig met hun strijd, maar niets. Dat geldt ook voor Maaskant. Het leven
is voor haar geen spel dat men kan winnen en zelf voelt ze doodgaan ook niet
als verliezen. Ze brengt een etentje met een vriendin in die dat alvast als een
mooie herinnering ziet, hetgeen haar van haar stuk brengt.
Volgens Gude is verdriet nodig om afscheid te kunnen nemen van
het leven en de dood te kunnen verdragen. Bekennen dat het leven soms ook
moeilijk was geeft troost. Van Bunschoten is het daarmee hartgrondig eens. Van
Ringen heeft een moeilijke jeugd gehad met een vader die al vroeg aan kanker
overleed. Ze werd uit logeren gedaan en wist niet waar haar vader gebleven was
toen ze weer thuis kwam. Ze vreesde dat hij het in de hemel beter had en voelde
zich in de steek gelaten.
Van Bunschoten wil het leven niet uitzitten zoals haar
moeder noodzakelijkerwijs moest doen en de meeste anderen denken daar ook zo
over. De Lange heeft een mooi afscheid gehad met collega’s en is blij dat er
een uitgang aan het eind van zijn leven is. Hij heeft er met de dokter over gesproken,
die hem vertelde dat hij zich daarover geen zorgen hoefde te maken. Muller is
bezig met een draaiboek voor zijn begrafenis, waar niemand iets van weet, maar
dat over het vieren van het leven gaat. Voor Maaskant gaat het leven om de
opbrengst, om wat er overblijft, in haar geval haar oproep om in het nu te
leven, haar herinneringen en haar boek. Van Ringen heeft er verdriet over dat
ze geen kinderen achterlaat. De Jong hoopt een afdruk van haar leven achter te
laten bij degenen die haar gekend hebben. Van Deudekom leest een gedicht voor
dat ze schreef om haar gevoelens onder woorden te brengen en het kleine en
grote leed te tonen, want zo is het natuurlijk wel. Mooi zijn de herfstbladeren
die het programma omlijsten, nog mooier het roeibootje op het eind.
Hier
mijn verslag van de vorige serie waarin Verbraak een groot aantal rechters aan
de tand voelde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten