Krachtige voorstelling over het zien van wat er om ons heen
gebeurt
Het grote rechthoekige podium, bedekt met snippers van rubber
en met een grillige kloof erin, roept de nodige verwachting op over een verdeelde wereld en krijgt in de eerste
beelden een sterk vervolg. De voorstelling Wachten op de barbaren onder de regie van Michiel de Regt neemt happen
uit de tekst van de gelijknamige roman van Coetzee, die uitkwam in 1980. Deze
wordt uitgesproken en soms ook verbeeld door Jan Paul Buijs en versterkt door
drie jonge vrouwen in dunne onderjurken die met hun lenige lijven een extra
dimensie aan het verhaal toevoegen, dat ook nog eens ondersteund wordt door
krachtige muziek uit de boxen aan de donkere wanden.
Dat verhaal gaat over een gezapige magistraat die in dienst
is van een groot rijk en op zijn oude dag te maken krijgt met een bedreiging
van buiten, van barbaren zoals zij door de geciviliseerde medemens genoemd worden.
De fabel, zoals het verhaal genoemd wordt, kan zich overal afspelen. Coetzee,
die gepokt en gemazeld werd in de tijd van de apartheid en daar in al zijn
boeken op indrukwekkende wijze uiting aan geeft, zal het beeld voor ogen hebben
gehad van zwarten die de gated communities van de blanken proberen binnen te
dringen, in onze tijd zijn het oorlogsvluchtelingen die door sommigen voor
horden worden aangezien die onze welvaart zullen afnemen en daarom uit alle
macht buitengehouden moeten worden.
Buijs begint aan de rand van het podium met de sterke
opening van het boek, waarin de magistraat zo’n machtswellusteling ontmoet in
de figuur van kolonel Joll van het Derde Bureau, die een expeditie tegen de
barbaren moet gaan leiden. Joll draagt twee donkere glazen schijfjes die in
lussen van ijzerdraad voor zijn ogen hangen. De magistraat denkt dat hij blind
is, maar het blijkt een nieuwe uitvinding te zijn, die de ogen moeten
beschermen tegen de straling van de zon. De symboliek voert verder en gaat,
zoals de hele voorstelling, over zien, niet gezien kunnen worden, niet willen
zien. De magistraat heeft er zelf ook last van. Hij ziet uit naar zijn pensioen,
doet zijn werk en heeft onderwijl zijn hobby’s zoals het (laten) verrichten van
opgravingen en het lijfelijk genieten van jonge vrouwen, al gaat dat op zijn
leeftijd niet altijd zo gemakkelijk meer.
De droom van de magistraat over een vrouwelijke gevangene
toont diens verdorven aard. Hij kan alles met haar doen. ‘Ik slaap, wordt gewekt door een nieuwe serie
dansliedjes op het plein, val weer in slaap en droom van een lichaam dat
languit op zijn rug ligt, met een weelde van zwart en blond schaamhaar dat
vochtig glanst op de buik, in de liezen, en als een pijl afdaalt in de voor van
de benen. Als ik een hand uitstrek om het haar te strelen, begint het te
krioelen. Het is een geen haar maar een menigte bijen, die dicht op elkaar
klitten: van honing doordrenkt en kleverig kruipen ze uit de voor en waaieren
met hun vleugeltjes.’
Een van de vrouwen evenaart met haar lijf ondertussen dit
sterke poëtische beeld van Coetzee.
De moeilijke relatie tussen Joll en de magistraat wordt
benadrukt door de snippers rubber, die ze van het podium afschoppen om hun standpunten
kracht bij te zetten. De magistraat zoekt afleiding bij een gevangen genomen
barbaarse vrouw die blind lijkt te zijn, in ieder geval immuun voor zijn
toenadering is. Dit wordt fraai weergegeven door de woorden die de magistraat
letterlijk uit haar mond trekt. Zijzelf verbeeldt met haar handen hoe hij haar
wast, maar vervolgens blijkt hij niet bij machte zich aan haar te vergrijpen.
Hij wil haar wegbrengen en doet dat ook als de sneeuw weglekt en de lange
winter zijn greep op het land verliest, maar ondervindt bij terugkeer geen
beloning voor zijn edele daad, integendeel.
De pure lijfelijkheid van de vrouwen versterkt de heftige emotie
die in de tekst zit. Heel mooi is dit te zien als de magistraat gevloerd is na zijn
besluit de gevangen vrouw terug te geven aan haar volk. De vrouwen komen als een kluwen
op hem af, lijken hem te verslinden in hun rollende beweging, maar laten hem
tenslotte ook weer los. Als de kruitdampen eenmaal opgetrokken zijn en de hele
strijd voor niets geweest blijkt te zijn, treurt hij om haar. Zijn idee om
buiten de geschiedenis om te leven is een illusie gebleken. In een mooie
slotrede ziet hij haar nog eens terugkomen samen met anderen die zullen
genieten van het product van hun arbeid, hun brood met moerbeienjam. ‘Er staart me al lange tijd iets in het
gezicht, denk ik, en toch zie ik het niet.’ De laatste woorden worden in
het volle licht uitgesproken.
De maagdelijke sneeuw buiten op straat is inmiddels alweer tot prut
geworden. De wereld is vol van dode vluchtelingen die aanspoelen aan de randen
van ons rijk. Inwoners, boos over de kansen die hen ontnomen wordt, reageren
hun woede af op deze slachtoffers van de oorlog. In Amsterdam trokken vandaag mannen
minirokjes aan om het op te nemen voor vrouwen die
met barbaren te maken krijgen. Eenmaal terug in de warmte van mijn huis krijg ik een email van de Toneelschuur om
te reageren op de voorstelling met het oog op de première van komende
donderdag. Daar hoeft niets aan te veranderen, zou ik zeggen. Dit was af!
Hier
meer informatie over de voorstelling op de site van de Toneelschuur, waaronder
een trailer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten