Sterke solovoorstelling over integratie
Nasrdin Dchar (1978) is een zeer getalenteerd acteur die het
best tot zijn recht komt als verhalenverteller, zo blijkt ook zijn
solovoorstelling Oumi. Zonder enige
moeite houdt hij de aandacht van de kijker gevangen. Terwijl het verhaal van de
inburgering van Marokkanen en de daarbij gepaard gaande spanningen in de
gezinnen bekend mag worden verondersteld, is zijn beschrijving van de
aanpassingsproblemen van het gezin in Steenbergen zo ontroerend, dat een uur veel
te kort is.
Dchar voert ons mee naar zijn jeugd in Steenbergen, de
verhoudingen in het gezin met een oudere broer en zus en een jongere zus, zijn ingroeien
in de moderne cultuur in Rotterdam en zijn hang naar het theater, de afstand van
de oude cultuur in het bergdorpje Touasitte, waar zijn ouders nog een huis
hebben laten neerzetten dat 49 weken van het jaar leeg staat, omdat niemand er
meer wil wonen en waar de ouders dus ook nooit, zoals ze eerder verwachtten,
hun kleinkinderen zullen ontvangen. Met fraaie Marokkaanse liederen zingt Dchar
de fragmenten aan elkaar.
Dchar begint in 2007 toen hij de rol van Mohammed speelde in
De geschiedenis van de familie Avenier,
een stuk in vier delen, geschreven door Maria Goos en geregisseerd door Jaap
Spijkers die ook samenwerkten aan de voorstelling Oumi. In het derde deel van het stuk kwam Dchar in gewetensnood
omdat hij een dief moest spelen. Tijdens een zomervakantie bij de familie in
Marokko krijgt hij het zo benauwd dat hij zich van verdere deelname onthoudt.
Hij vraagt zijn Nederlandse vriendin ten huwelijk, maar maakt het weer uit
omdat het aanzoek zijn benauwenis niet vermindert.
Hoofdpersoon in de voorstelling is zijn moeder, Oumi, de
spil in het gezin, die Nasrdin de ogen opende voor de weg die voor hem het
beste was, namelijk die van het theater. Deze vrouw, Habibi geheten, wordt geportretteerd
op haar zestigste verjaardag, die volgens haar haar 57-ste verjaardag is. Tot
verbijstering van haar kinderen vertelt ze over haar zus die drie jaar voor
haar geboren werd en overleed ten tijde van haar geboorte waarop de
autoriteiten het net zo handig vonden om Habibi de persoonsgegevens van haar
oudere zus te geven. Habibi wil zich anders dan haar man aansluiten bij de
Nederlandse samenleving.
Ze vertelt hierover later in een nacht in Rotterdam tegen
Nasrdin, nadat ze uit Steenbergen gevlucht is vanwege een ruzie met haar man. Na
de geboorte van Nasrdin bezocht ze samen met haar buurvrouw het
consultatiebureau, door Dchar een controlebureau genoemd, en keek de manier
waarop ze zich diende te gedragen van de buurvrouw af. Ze kocht eerst vrolijke
kleren en vond dat haar man ook wel eens iets in de keuken kon doen. Een vierde
kind wilde ze liever niet, omdat ze moesten sparen voor het huis in Marokko. Ze
besloot al tot een abortus maar schrok daarvoor terug toen ze werd uitgejouwd
door een andere Marokkaanse vrouw. Ze voelde zich hierdoor zo slecht dat ze
terugkroop onder Gods vleugels, zoals Nasrdin dat fraai noemt. Aan het eind van
de voorstelling verschijnt ze zelf op het toneel, inderdaad in de traditionele
lange kledij.
Tot in de details zet Nasrdin zijn moeder neer: de hoge
schouders, waarmee ze op de bank zit op haar verjaardag, de stralende ogen
waarmee ze aan het ontbijt zit op de ochtend nadat ze Nasrdin over haar leven
heeft verteld, het stralende middelpunt tijdens de première van het derde deel
van het stuk waarvoor Nasrdin zich aanvankelijk had afgemeld. Het contact met
de zaal is voelbaar. Zijn charisma een belofte voor de toekomst. Nasrdin Dchar
is iemand die de kloof in de samenleving over nieuwkomers kan dichten. Dat is
hard nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten