Botsing van culturen leidt niet tot toenadering
Via Berlin die
eerder een drieluik over de oorlog maakte, werpt zich inmiddels op de
illegaliteit. Het tweede deel Comfortzone,
in samenwerking met het Ragazze Quartet en Orkater en geregisseerd door Ria
Marks, valt midden in de actualiteit. Een asielzoeker kruipt binnen bij een
gezelschap esoterische vrouwen die het beste met de wereld voorhebben maar
tegelijk een blinde vlek voor de realiteit hebben.
Het toneelbeeld, waarin de confrontatie tussen twee culturen
zich afspeelt bestaat uit een schuin opgestelde lange eettafel, waaraan de
leden van het illustere vrouwengezelschap klaar zitten voor de dis, is fantastisch
mooi, vooral door de belichting. De gastvrouw spreekt de witgeklede leden toe
over de bedoelingen van hun innovatieve beweging. De vraag is hoe te breken met
de materiële werkelijkheid en daar meer zinvolheid voor in de plaats te
stellen. Ofwel in de woorden van de gastvrouw: ‘Kunnen we met minder om meer te worden, breken met het verleden om de
toekomst opnieuw uit te vinden?’ De leden accentueren haar puntige
statements door het aanslaan van klanken op de slaginstrumenten die voor hen op
tafel liggen en later ook op snaarinstrumenten.
De sfeer verandert als plotseling een asielzoeker over de
grond de ruimte binnenkruipt. Met een deken en een zak verschuilt hij zich
onder de tafel. De leidster is de beroerdste niet en heet hem van harte welkom.
Oog voor de man zelf heeft ze niet. Ze probeert hem in te passen in haar eigen
ideeën over de wereld. De afstand tussen de man en het gezelschap wordt fraai
weergegeven door de rauwe stukken vlees die hij uit de zak haalt. Voor het
gezelschap is het een uitdaging om zich te wagen aan een totaal nieuwe pure
ervaring: rauw, levenloos vlees.
Aan tafel vormt het blote bovenlijf van de man een sterk
contrast tot de etherische sfeer die in het vertrek hangt. De man kan daar onmogelijk
bij aanhaken. De leidster constateert dat ze met een lone wolf te maken hebben,
iets wat de man op een prachtige manier uitbeeldt door met een hondenkop op
zijn hoofd de vrouwen voor zich te winnen. Zijn behoefte aan contact wordt
echter niet begrepen. Als de man merkt dat de muur waar hij tegen aan loopt te
hoog is, zoals dat op het affiche fraai verbeeld is, ontsteekt hij in een rauwe
woede, waar zelfs de ultieme vrijgevigheid van de leidster niet tegen bestand
is.
Esthetiek vormt een belangrijke rol in de voorstelling. Dat
wordt meteen al duidelijk als een van de vrouwen statig met een bel langs de
schermen loopt die aan de achterzijde staan opgesteld. Op de schermen te samen is
een voet te zien van een man aan het strand, een beeld dat vandaag de dag
weinig uitleg behoeft. De verstilde sfeer doet, ook door de schermen, Japans
aan en wordt gedurende de voorstelling consequent volgehouden. Het zorgt voor
afstand, die de essentie van de voorstelling uitmaakt. Tegelijk verhindert dat
een al een nauwe betrokkenheid van de toeschouwer. Het is een spagaat waar
moeilijk uit te komen is, tenzij men verwacht dat de toeschouwer genoeg heeft
aan de gruwelijk mooie esthetiek. Wat dat betreft is dat een kwestie van smaak,
misschien zelfs van cultuur, wie zal het zeggen. In ieder geval is het eind van
het liedje dat de twee elkaar niet kunnen vinden. Voor de Europeaan van vandaag
de dag een uitdaging om zich niet al te zeer op te sluiten in een enorme ivoren
toren, maar met de voeten op de grond te blijven en vooral het menselijke
contact te laten prevaleren boven de eigen verworvenheden.
Bijzondere vermelding verdient de compositie van Peter
Adriaansz die het multimediale spektakel compleet maakt.
Hier
meer over de voorstelling op de site van de Toneelschuur, komende zaterdag is
de première.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten