Rauwheid van Van Gogh komt terug in roman over diens laatste jaren
De aankondiging dat Jeroen Blokhuis een debuutroman had geschreven over de laatste jaren van Vincent van Gogh in Zuid-Frankrijk wekte meteen mijn interesse. Zoals gehoopt kruipt hij in de huid van Van Gogh die het moeilijk heeft met zijn leven en maakt de lezer deelachtig van de roerselen in het hoofd van de schilder die zijn laatste jaren in Arles sleet. Al is de uitwerking niet perfect, het levensverhaal van de pas later erkende Van Gogh, die zich nergens thuisvoelde, spreekt opnieuw tot de trieste verbeelding.
Blokhuis begint in augustus 1988, als er in Arles een incident plaats vindt waarbij een zoeaaf door Italianen wordt doodgestoken. Van Gogh gaat mee om de dader een afstraffing te geven, hoewel hij zich geen haar beter voelt dan de tweederangs Italiaanse gastarbeiders. Hij probeert
aansluiting te vinden bij inwoners die tenminste wat deernis met hem hebben,
zoals Marie, de vrouw van de kroegbaas of het hoertje Rachel, maar durft geen serieuze
poging te wagen om zich te uiten. Het beeld dat opkomt is van een geslagen
hond. De toekomst wordt wellicht gesymboliseerd door de dode hond die Van Gogh
op een van zijn tochten naar een schilderplek vindt.
Hij fantaseert erover dat straks andere schilders zich bij
hem aansluiten op het fraaie pleintje Place Lamartine waaraan hij woont en
krijgt in ieder geval bezoek van Gauguin, die ook wel wat ziet in Marie. Helaas
leidt dit tot een verwijdering tussen de mannen. De bekende zelfverminking van
Van Gogh maakte hem zo onberekenbaar dat men hem in maart 1889 opsluit, iets
waar hij zelf vrede mee heeft. Zolang hij kan schilderen is hij gelukkig.
Gelukkiger in de inrichting dan in een stad waar men vijandig tegenover hem is,
al vervaagt dat na de gevangenis periode om plaats te maken voor doffe
berusting:
‘Door de frisse geur van het
steen en de ongerepte lucht is nu in mijn hoofd de voorstelling van een
vijandige gemeenschap vervaagd, van de inwoners van Arles die als kreeften hun
scharen naar me uitslaan. Maar er bouwt zich ook iets op. De
ondoordringbaarheid van hun levens, het besef dat hun innerlijk en dat van mij
alleen op elkaar botsen en dat we niet nader tot elkaar kunnen komen.’
Af en toe vertelt Blokhuis vanuit de hoofdpersoon over het
verleden van Van Gogh. Zijn moeilijke jeugd in de pastorie, de verhouding met
zijn kunstverkopende broer Theo, hun verblijf in Parijs. Van Gogh gaf ooit aan
een vrouw zoals Marie, alleen veel gehaaider, een schilderij in bruikleen en
exposeerde andere, maar kreeg ze niet meer terug op het moment dat Parijs hem
te heet onder de voeten werd. Zijn leven was een voortdurende vlucht vanuit
Brabantse dorp waar hij opgroeide tot aan zijn dood. Door denkbeeldige
redevoeringen op het pleintje in Arles krijgen we een duidelijke indruk van de
levensproblemen Van Gogh. ‘Overal zien ze het meteen,’ staat in het boek. Buiten
het schilderen kon Van Gogh op geen enkele manier zijn kwetsbaarheid laten
zien.
Dat Van Gogh zich een verschoppeling vindt krijgt de lezer
vanaf het begin hardhandig ingepeperd. Subtiliteit ontbreekt. Ook de verstoorde
relatie met Gauguin komt niet goed uit de verf. Dat Vincent opeens met zijn oor
in een zakdoek loopt komt erg uit de lucht vallen. Wellicht speelt hierin mee
dat oorzaak van de amputatie nooit duidelijk geworden is. Ondanks het gebrek van
een beginner, die veel wil uitleggen, is Place Lamartine aangrijpend door de
directe manier waarop Blokhuis zijn personage uitbeeldt. Met dezelfde intense
rauwheid waarmee Van Gogh zijn verf op het doek smeet.
Leuk boek, bedankt voor het delen!
BeantwoordenVerwijderen