Gebrek aan visie breekt de partij op
Lex Bohlmeijer van De
Correspondent voelt hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer (zie foto) aan de tand
over het probleem dat zich in de PvdA voordoet, namelijk de positie die de
sociaal democratie in het huidige tijdvak inneemt. Door niet te kunnen kiezen
voor midden– of lagere klasse zit de partij in een spagaat en verliest het
leden aan D’66 en anderzijds SP. De Beer komt er zelfs op uit dat de PvdA
misschien zijn langste tijd gehad heeft, hetgeen een wel heel treurige
constatering is in een tijd waarin verbinding hard nodig is. De PvdA zou een
voorbeeld kunnen nemen aan de moed van Merkel in plaats met de billen
toegeknepen te wachten hoe hard het straks weer geslagen wordt. Angst is niet
alleen in persoonlijke verhoudingen een slechte raadgever. Deze tijd vraagt om
moed en om visie.
De Beer bevindt zich in de Burcht van Berlage, het vroegere
onderkomen van de arbeidersbeweging en het oudste vakbondsgebouw van Nederland,
gelegen in de Plantage in Amsterdam. Het gebouw symboliseert vanaf de
buitenkant de kracht van de arbeidersbeweging en binnenin zien we de
geestelijke verfijning, die naast de materiële verheffing van de arbeider een
doel was. Ook De Beer herkent zich in de gerichtheid van voorman Henri Polak op
welzijn, op aandacht voor kunst en cultuur en op die voor de natuur. Hij is een
wetenschapper die aanschurkt tegen de politiek en dat kan ook omdat de sociale
wetenschap geen kennis produceert die tegen de tijd bestand is. Het nut ervan
is gelegen in het begrijpen van de wereld en het beïnvloeden daarvan. Hij is
nooit marxist geweest, maar vindt wel dat Marx waardevolle analyses heeft
gemaakt. Zijn affiniteit ligt meer bij een practicus als Den Uyl, die zijn ideeën
naar voren bracht doorspekt met een grondige maatschappelijke analyse.
Bohlmeijer refereert aan een lezing die De Beer hield voor
de arbeidsinspectie. Hij haalt daarbij econoom Jan Pen (1921-2010) aan die in
1963 drie fasen in de ontwikkeling van de sociaaldemocratie onderscheidde: de
opbouw van van wat toen nog de welvaartsstaat heette, de bloei en de neergang
daarvan. De laatste fase heeft te maken met het feit dat men twee
gezinsinkomens kreeg en meer eigen vermogen. Hierdoor brokkelde de steun voor
de verzorgingsstaat af. De afbraak van de verzorgingsstaat ging samen met
deregulering van de arbeidsmarkt, ook op het gebied van ontslagbescherming. Een
ander gevolg hiervan was dat de druk op de onderkant van de samenleving toenam
en de maatschappelijke ongelijkheid en de armoede groter werd.
Volgens De Beer speelde de sociaaldemocratie altijd een
brugfunctie bij het verbinden van de midden- en de onderste groepen. Hij denkt
dat de sociaaldemocratie aan het eigen succes ten onder is gegaan en dat D’66
en SP het stokje aan beide kanten hebben overgenomen, maar is, net als Den Uyl
in de jaren tachtig, niet bang voor een segregatie van de samenleving. De
ongelijkheid neemt wel toe. Daardoor blijft een groep achter. De toplaag
reageert daarop met onverschilligheid en beseft niet dat ze hun positie te
danken hebben aan de manier waarop de samenleving is ingedeeld.
Voor de toekomst van de sociaaldemocratie heeft hij niet
direct een passend antwoord. Hij denkt aan een vernieuwing van de
verzorgingsstaat in de richting van sociale investering waarbij men de
veerkracht van de onderkant probeert te vergroten, waarbij het de vraag is of
maatregelen zoals verlofregelingen wel bij de juiste groep terecht komen. Voor
een meer radicale vernieuwing zoals het door Bohlmeijer voorgestelde
basisinkomen ziet hij weinig draagvlak en dat is jammer want daarmee kunnen in één
klap veel problemen worden opgelost.
Hier de site
van De Beer, met daarop een biografie van Henri Polak.
P.S. In een reactie op het artikel/de podcast in De Correspondent, merkte een cultuurhistorica op dat ze zeer geïntrigeerd werd door de sanseveria's achter Paul de Beer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten