Lijken wij niet allen op Adolf Eichmann?
Regisseur en filosoof Bo Tareskeen haalt niet het minste
onderwerp uit de kast om een opera over te schrijven. De menselijke vrije wil
wordt belicht vanuit nazibeul Adolf Eichmann, bedenker van het idee om de joden
uit te roeien en tegelijk een plichtsgetrouwe ambtenaar en een vriendelijke
huisvader. Samen met componiste Maria met de mooie achternaam Alejandra Castro
Espejo bouwde Tareskeen een muzikale voorstelling op waarin verschillende
posities rond de kwestie van de vrije wil en de eigen verantwoordelijkheid aan
de orde komen.
In filosofische zin grijpen Bo en Maria terug op De banaliteit van het kwaad. Een reportage
(1969) van Hannah Arendt en De zaak 40/61
(1962) van Harry Mulisch over het proces, dat in 1961 in Jerusalem tegen
Eichmann gevoerd werd. In de verslagen van Arendt en Mulisch wordt de kampbeul
vooral als een radertje in het systeem gezien. Diens zielige verschijning in de
rechtszaal bracht Arendt tot de uitspraak dat het kwaad niet in kwade intenties
schuilt, maar in de afwezigheid van gedachten.
Dit citaat hangt bij aanvang van de voorstelling wervend boven
en achter de zeven acteurs, die zich bij wijze van startsein van hun bureaus
verheffen om de uitspraak in zich op te nemen, waarna ze sprekend, zingend en
musicerend hun eigen standpunt ten opzichte van de eigen vrije wil of het
gebrek daaraan ten gehore brengen. Bijzonder is dat Hannah Arendt zelf een van de
personen is, die haar standpunt vaak in de vorm van een gezongen commentaar aan
ons meedeelt. Als de anderen in gepeins over haar uitspraak verzonken zijn,
loopt zij rond door het grote kantoor en stopt een marshmellow bij een van de
anderen, een recidivist, in zijn bureaulade.
Het is ook de recidivist die als eerste het woord neemt.
Zoals valt te voorzien, is er bij hem voor denken geen plaats, maar erg zeker
is hij daar ook niet van. Zijn muzikale echo op gitaar, ondersteund door de
andere zes op hun eigen instrumenten, waaronder harp, drums, pauken, cello en
viool, drukt dit ook uit. Met veel aarzeling worden zijn uitspraken verklankt.
De veelpleger roept het publiek op maar weg te gaan, te gaan liggen of, als het
niet anders kan, gewoon te blijven zitten en te wachten tot zij allen hun zegje
gedaan hebben.
De voorstelling gaat verder met de opinies van
achtereenvolgens een Verlichtingsfilosoof, een hippiemeisje, een moslima, een
calvinist en een gojem, waarbij hun visies steeds benadrukt worden met een muzikale
toets en op hartverscheurende wijze becommentarieerd worden door de vocaal zeer
getalenteerde Ekaterina Levental die de rol van Arendt speelt. Indrukwekkend
zijn de uitdossingen, waarbij de zwierigheid van de Verlichtingsfilosoof aan de
uiterste linkerzijde in scherpe tegenstelling staat tot karige kledij van de
calvinist. De dwingende vorm van de opera leent zich heel goed voor een de
uitbeelding van dit serieuze onderwerp. Het klankpalet dat ten gehore gebracht
wordt, neemt steeds meer in intensiteit toe, waarbij vooral de gojem als
paukenist een belangrijke bijdrage aan levert. De kwelling is tastbaar in de
bijdrage van de calvinist die al de hele tijd als een oorwurm heeft rondgelopen
en tenslotte zijn gal spuwt over zijn eigen starre ideeën of anders wel in de
bijdrage van de moslima die doodgezwegen als ze door haar geloof wordt, weinig
anders kan dan haar viool te laten spreken. Het is jammer dat het hippiemeisje
niet wat meer loskomt om haar eigen love and peace te verbeelden, want dat had
de voorstelling nog meer reliëf gegeven.
Hamvraag is en blijft waar het kwaad in de wereld vandaan
komt en hoe we dat het beste kunnen bestrijden. Met de grootst mogelijke
concentratie die de aandacht van de toeschouwer vijf kwartier lang gevangen
houdt, geven de zeven spelers hun visie, waarbij blijkt dat die weer gekoppeld
is aan ons verleden. Iemand uit een islamitisch gezin zal anders in de wereld
staan dat een kind van een vrijdenker, al ligt daarmee niets vast. Vuile handen
maken lijkt echter nauwelijks te voorkomen. Allemaal maken we deel uit van een
systeem dat ons vaak in de verkeerde richting leidt of dwingt. Ons hoofd is een
kantoor waarin alle papieren door de lucht vliegen, meent de
Verlichtingsfilosoof, die ons denken als een exercitie achteraf, een na-denken,
beschouwt, al is dat zeker niet nutteloos. Door betekenis te geven maken we
onze wereld begrijpelijk, verkondigt de gojem. Onze onnadenkendheid is groot,
al zit daar een andere kant aan, zoals de recidivist laat zien: een mens kan nu
eenmaal niet stilstaan bij alles wat hij doet, anders zou hij zijn bed niet
uitkomen. Vallen blijkt essentieel voor onze menselijke conditie, al vanaf onze
embryonale toestand in de baarmoeder, zegt hij ook. Vallen is grappig, zegt het
hippiemeisje op haar beurt. Ook een radertje kan een positieve invloed op de
wereld uitoefenen, prent Arendt ons in. Tegelijk is het zevental ook een som
der delen, die tenslotte samen uitkomen op een vallen ergens naar toe, naar het
licht, waarmee ze onbedoeld de kerstgedachte een mooie impuls geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten