Bullebak krijgt in literatuurland veel voor elkaar
Literair criticus van NRC Arjen Fortuin schreef een
biografie over Geert van Oorschot. Hij werkte daar met wisselende animo zeven
jaar aan. Volgens Wim Brands is het boek meer dan een levensbeschrijving. Ook
biedt het, omdat Van Oorschot het werk uitgaf van Hermans en Reve, een belangrijk
overzicht van de naoorlogse Nederlandse literatuur.
Fortuin vertelt dat hij al geïntrigeerd raakte in Van
Oorschot naar aanleiding van de luxe boekwerken van de Russische Bibliotheek,
die bij hem thuis in de kast stonden, maar dat er een bullenbak aan het hoofd
van de uitgeverij zou staan had hij nooit verwacht. Hij was gefascineerd door
de tomeloze inzet van de onmatig drinkende en rokende Van Oorschot, die uit een
politiek bewust Vlissings arbeiders- en theatergezin kwam. Zijn vader bewoog zich in een
anarchistisch milieu en sloot zich later bij de SDAP aan. Geert wilde een
revolutionair dichter zijn en sprak over geheelonthouding, maar moest daartoe
later, ontmoedigd dat zijn gedichten geen succes hadden, wel de nodige
alcohol innemen. Het gedeeltelijk door Fortuin voorgelezen gedicht Op transport uit de bundel Gevangenis
bevestigt deze conclusie.
Brands zegt dat Van Oorschot meer succes had als de
schrijver Peskens, waarmee hij zich ontworstelde aan het drukke en het mislukte
dichterschap.
Fortuin vertelt dat hij in het geheim zijn verhalen aan
anderen liet lezen, die hem aanraadden het gezwollen Heijermans-achtige eruit
te halen. Van Oorschot wilde ook meer een Nescio zijn.
Brands komt te spreken over de nauwe verbinding tussen
literatuur en politiek. In een fragment uit de jaren tachtig uit Van Oorschot
zijn weerzin tegen de PvdA tegen de piepjonge Paul Witteman. In een ander
fragment uit Achter het nieuws uit 1972 vertelt Van Oorschot over zijn
beweegredenen om een Russische Bibliotheek op te zetten. De gekozen woorden
zijn nog steeds ontroerend om te horen: hij wil originele vertalingen van integrale
teksten, geschreven uit engagement, gaande over rechtvaardigheid en
barmhartigheid, over de zin van het bestaan en de zin van het lijden, over de
vraag hoe we samenleven en hoe we moeten samenleven.
Fortuin vertelt dat hij daarbij vooral intuïtief te werk
ging. Vertaler Charles Timmer die verhalen van Tsjechov wilde vertalen zette
hem op het spoor van een vertaling van het volledige werk van Tsjechov. Daartoe
aangetrokken vertalers boden, gefinancierd door de socialistische familie, de
kans op vertalingen van weer andere Russische schrijvers. Het benodigde bedrag
van anderhalf miljoen voor de financiering van het project is volgens Fortuin
uit de lucht gegrepen. Dat zegt meer over de mythische status die Van Oorschot zelf om zich heen zette.
Zo liet hij het ook voorkomen dat hij in de Rotterdamse haven een
arbeidersstaking georganiseerd had, iets dat Fortuin nooit in de bronnen heeft
kunnen terugvinden. Wat de Russische bibliotheek betreft waren het volgens Van
Oorschot vooral de vertalers, de drukkers en anderen die de uitgave mogelijk
maakten.
Brands gaat verder over de verzinsels van Van Oorschot,
waarin hij een nacht in een hotel sliep met Vasalis, maar wel ieder in een
ander bed en een uitstapje met haar en secretaresse Renate Rubinstein naar Parijs
dat nooit verder ging dan de Belgische grens.
Fortuin verklaart dit uit de behoefte aan opwinding, de wil
om er te zijn, waardoor hij maar rusteloos door ging.
Volgens Brands zou hij gemakkelijk een rol kunnen spelen in
een roman van Gogol.
Fortuin zegt dat hij in boeken van Jeroen Brouwers en Henk
Romeijn Meijer geportretteerd is. Zelf belde Van Oorschot graag met zijn
schrijvers. Hij vond troost bij Brouwers na de zelfmoord van zijn zoon Guido op
negentienjarige leeftijd, die hem altijd door schuldgevoel bleef achtervolgen.
De vader zoon relatie was ook met zijn auteurs een moeilijke.
Het is mooi dat Brands de twinkeling in de ogen van Van
Oorschot tijdens de fragmenten noemt.
Fortuin zegt daarover dat Van Oorschot als zoon uit een
theaterfamilie, genoot van de aandacht, vooral voor de camera.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten