Inhoudelijk en stilistisch zwak beginnende romandebuut
Het debuut Gewapende
man van Gerwin van der Werf, die regelmatig in Trouw schreef over zijn
ervaringen als leraar, begint sterk met het korte fragment Kyrie Eleison waarin een jongen samen met zijn vader huiswerk nakijkt
van de schoolklas. De jongen heeft daarvoor nog een wedstrijdje gedaan met zijn
vader wie het eerste thuis zou zijn. Het eindigt ermee dat de vader even weg
moet. De Belgische oom Guy komt hem ophalen. In afwachting van de thuiskomst
van zijn moeder, gaat de jongen verder met het nakijken.
Gideon Boreas, zoals de jongen heet, wordt musicoloog en
gaat voor een onderzoek dat hem beroemd moet maken naar het dorp Zwinnerschans
in Zeeuws Vlaanderen, niet ver van het Zwin en de Belgische grens. Hij raakt op
de brommer op weg naar het dorp een blad muziek kwijt, trekt in in een
trekkershut achter het woonhuis van Cynthia en haar puberdochter Olivia en
raakt met de schuilnaam Leon Wind, die hijzelf ook niet zo gelukkig gekozen
vindt, verwikkeld in allerlei dorpse verhoudingen.
Dit is het begin van wat een boeiend verhaal zou kunnen
worden, maar daar blijft het ook bij. Het gebeurt niet vaak dat ik na een
kleine honderd bladzijden afhaak, maar in dit geval kon ik gewoon niet meer
verder lezen door een zwakke stijl en een steeds zeurderiger inhoud.
Een voorbeeld van de beroerde stijl toont zich als ik-figuur bij Cynthia op
de koffie zit: ‘Ik staarde in de zwarte koffie. Haar bank zat beroerd, in een
mum van tijd had ik met een zeurende pijn in mijn onderrug te kampen.’
Het woord kampen
verraadt voor mijn gevoel het gebrek van talent van de schrijver. Anders had
hij dat woord achterwege gelaten. Ook een eerder hoofdstukje dat eindigde met:
‘De Zündapp sloeg grote happen uit de stilte,’ deed geforceerd aan.
Inhoudelijk gezien is de eerste dialoog van de ik-figuur met
de inwoners rommelig. Gideon weet de weg niet naar het huis van Cynthia en
spreekt een viertal mannen aan die op een bankje zitten, twee ouderen en twee
jongeren, die nogal nukkig doen, zoals later blijkt omdat Cynthia niet goed ligt
in het dorp. De twee jongeren komt hij weer tegen in het café en opnieuw is de
conversatie krakkemikkig. Waarmee de moeilijkheid van een goede dialoog weer
eens wordt aangetoond.
Ik vond het afstotend dat de jongen in de hut zijn behoefte
doet bij gebrek aan een wc. Hij wil niet naar het woonhuis van de eigenaresse,
buiten lijkt hem ook niet geschikt en hij besluit dan maar het probleem in zijn
huisje op te lossen. Ik ben geen aanhanger van allerlei buitenissige seks en vond het nogal onsmakelijk dit in geuren en kleuren voorgeschoteld te krijgen.
Van der Werf gebruikt een vaak gehanteerd maniertje om de
aandacht van de lezer erbij te houden, namelijk door informatie achter te houden. Hij
bevoelt een vijftien jaar oud litteken op zijn lijf, maar zegt niet waardoor dat gekomen is. Hij stuit op de bedrijfsnaam Boere in het dorp, maar hij
vertelt de lezer niet waarom die naam hem bezighoudt. In de bakkerswinkel
valt de naam van Pier Sipkema, die ook weer het nodige bij hem oproept, hetgeen
andermaal voor de lezer verborgen blijft. Ik neem aan dat de schrijver een hele plausibel
web heeft geweven rond alle geheimzinnigheid, maar ik kon het niet opbrengen om
het boek helemaal door te worstelen om daar achter te komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten