Het raadsel van het bestaan kiert tussen het alledaagse door
Wie schrijft, die blijft. Nog niet zo lang geleden had Wim
Brands een gesprek met Wessel te Gussinklo over zijn roman Zeer helder licht (2014), inmiddels ligt er een nieuw dik boek op
tafel bij Carolina Lo Galbo met de titel De
weergekeerde bloem. Te Gussinklo praat erover op zijn eigen gedreven en
euforische wijze.
Lo Galbo leidt het gesprek in door de hoofdlijn van het boek
te schetsen, waarin Hajé en Marcel, twee beginnende schrijvers met een
tegengesteld temperament een vampiristische vriendschap ontwikkelen, zoals zij
dat noemt. Ze vraagt of ze daarmee niet te veel verklapt, maar dat is volgens
Te Gussinklo niet het geval. Het einde ligt voor de hand maar wie dat niet weet,
heeft nog een Aha Erlebnis te goed.
Lo Galbo wil weten wat een symbiotische vriendschap inhoudt.
Te Gussinklo heeft die meegemaakt in zijn puberteit en ook
nog eens later. Dat soort boezemvriendschappen komt niet vaak voor. In het boek
gaat de verhouding zijn eigen gang, net als Mulisch over zijn verhouding met
Donner in De ontdekking van de hemel.
Een ander boek waarin een symbiotische vriendschap beschreven staat is Boven het dal van Nescio: twee vrienden
zijn aan de wandel en kunnen maar geen afscheid van elkaar nemen. Ook Hampton Court van Menno ter Braak valt
in deze categorie. In De eeuwige
echtgenoot van Dostojevski is sprake van een parasitaire verhouding. In De weergekeerde bloem heeft Hajé veel te
vertellen hetgeen door Marcel dankbaar wordt opgezogen. De laatste zegt niets
terug maar is wel de eerste die publiceert. Hij maakt gebruik van de
mogelijkheden en heeft ambitie en talent.
Lo Galbo vraagt of Te Gussinklo zelf graag in de voetsporen
van Marcel was getreden.
Te Gussinklo zou dat op dit moment niet meer willen, maar
vroeger wel, al lukte het hem toen niet zijn gedachten op papier te krijgen.
Hij praatte er meer over dan erover te schrijven. Hij stelde zichzelf te hoge
eisen waardoor hij niets op papier kreeg. Hij las de grote meesters zoals Dostojevski,
Stendhal en Sartre. Nederlandse schrijvers halen dat niveau niet, al is Mulisch
daarop een uitzondering, maar de meesters verhinderden hem niet om zelf ook een
poging te wagen. Ondanks zijn onzekerheid was er de wil om zichzelf uit te
drukken en, net als de bovengenoemde meesters, het raadsel van het bestaan te
ontsluieren. In De weergekeerde bloem
wordt dat door de kieren van het alledaagse zichtbaar.
Lo Galbo vraagt hoe dit geheim te ontrafelen is.
Te Gussinklo antwoordt dat je het niet echt kunt zien, maar
dat het wel mogelijk is de intensiteit ervan zichtbaar te maken. Hij maakt de
vergelijking met het zicht op de sterrenhemel, die ook door Beethoven als
groots werd ervaren. Zelf komt hij in zijn roman af en toe tot een passage die
de moeite waard is.
Lo Galbo blijft op aarde en merkt op dat er weinig
gepsychologiseerd wordt door in de roman, maar dat we elke gedachte van Hendrik
Johannes volgen.
Te Gussinklo verbindt aan deze opmerking zijn stelling dat
ieder mens een huichelaar is, ook in de literaire wereld en dat er een hele
wereld achter het hypocriete gedrag zit, dat zichtbaar gemaakt kan worden. De
vriendschap tussen Hajé en Marcel kan nooit wat worden, omdat men graag zelf
met de eer wil gaan strijken.
Volgens Lo Galbo zit er ook veel humor in de roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten