Zwerftocht van een gildebroeder door het Middeleeuwse Europa
Schrijver, dichter en docent Nederlands Robert Anker begeesterde
mij in de jaren negentig voor de literatuur met romanfragmenten uit Vrouwenzand die me de adem deden
inhouden. Helaas is hij niet meer, maar hij laat nog wel postuum met In de wereld een kolossaal werk achter
waarin we kunnen nagenieten van zijn grootse stijl, woordkeus en taalgebruik.
Deze laatste roman speelt zich wonderlijk genoeg af in de
Middeleeuwen en vertelt over het leven van de Gentse schrijnwerker Joris de
Neve, die in een politiek onrustige tijd zelf op drift raakt en door Europa
trekt om tenslotte gelouterd weer terug te komen in zijn woonplaats waar hij
als zeventigjarige terugziet op zijn leven. Het zou Robert Anker zelf kunnen
zijn die terugziet op zijn leven in een maatschappij die niet eens zo zeer
verschilt van die van Joris, waarin politieke en kerkelijke machten de burger
ringeloren, al ging het er in de Middeleeuwen heel wat boertiger aan toe dan in
onze strak geregisseerde tijd. Joris laat zich niet kisten, zelfs niet door de lepra
die bij hem wordt vastgesteld, sluit zich onder schuilnamen aan bij
verzetsbewegingen en trekt later nog naar Engeland om daar als partner van een
lakenhandelaar zijn zak te spekken, al komt hij bedrogen uit.
Voorafgaande aan het verhaal over De Neve brengt Anker een
blik op de, zoals de omslag al laat zien, kleurige Vlaamse maatschappij aan het eind van de vijftiende eeuw.
Hij begint in Gent met de aankomst van de hertog die de stad aan zich wil
onderwerpen maar buiten het verzet van het volk gerekend heeft. Zijn intocht, een
dag voor een bonte jaarlijkse processie met gilden en al, leidt tot een
volksoproer die met grove middelen bedwongen wordt. Joris zit met zijn dochter
Marieke, een veertienjarig vaderskindje, in de kroeg, waar de verontwaardiging
breed gevoeld wordt. De nacht brengt Joris door bij zijn geliefde, terwijl zijn
vrouw Bette een knecht gebruikt om in haar seksuele behoefte te voorzien.
De eerste symptomen van melaatsheid, pakerie genoemd,
brengen Joris in een gasthuis, waar hij ook wel uit mag, als hij tenminste een vuilbrief
en een ratel meeneemt om de mensen te waarschuwen. Het vormt geen beletsel om
zijn minnares te bezoeken, die zich afvraagt of de diagnose wel juist gesteld
is. Contact met andere gildeleden die tegen de macht van de hertog en de kerk ingaan,
brengen Joris en Marieke na een aanval op de directrice van het gasthuis buiten
de stad. Een per ongeluk gepleegde moord op een wijnhandelaar brengt hem verder
van huis. Dat geldt nog sterker als hij per ongeluk zijn dochter neukt die in
een bordeel in Hevelgem werkt.
Op zoek naar de verkrachter van Marieke vermomt Joris zich
als Jacob Rebbe en Marieke als Willem om een intrigant te worden aan het hof
van een seksueel geobsedeerde kanunnik in Brussel. Hij wil graag met de knappe Isabelle
trouwen die een dochter heeft van de kanunnik en daardoor aan het hof gebonden
is. Verraad brengt hem naar de overkant van de Rijn waar een vrouwenvolk woont
dat geen namen kent, maar wel oprecht is en zich ver houdt van de godsdienstige
twisten die elders worden uitgevochten. Jacob en Willem nemen paarden mee van
de amazones, reizen naar Keulen en weer terug naar Brussel, waar hij zich als
monnik Jeroen en zijn dochter als Hilde aansluit bij de Leprozen Liga, die geld
verkregen uit overvallen van rijken naar armen overhevelt. Een moord op een
leider maakt dat hij en Marieke terug naar Gent vluchten.
In Gent zoekt Joris een ingang in het drukkersvak om
strooibiljetten voor de Liga te laten vervaardigen. Dat brengt hem weer in
Keulen waar hij een boeiende tijd heeft bij vrije geesten, die als een hippies
avant la lettre het leven en de liefde met elkaar delen. Het is een van de
meest interessante hoofdstukken van het boek vanwege de mooie beschrijvingen
van de communebewoners die graag belevenissen krijgen, zoals dat heet. Tenslotte
wordt Joris door Marieke en haar nieuwe geliefde gered. Terwijl de laatsten
naar Londen gaan om daar een nieuw bestaan op te bouwen, stort Loris zich op de
strijd tegen de Fransen. Het verlies van zijn dochter doet echter te veel pijn.
Connecties met een lakenhandelaar in Dordrecht brengen hem naar Engeland, al
moet hij daartoe eerst nog naar Venetië, Florence en Rome vo zakelijke
besprekingen. In Engeland komt hij terecht in de wolhandel. Hij maakt daartoe
zelfs een hallucinerend uitstapje naar Ierland.
De avonturen die Joris met of zonder zijn dochter beleefd
worden met veel opsmuk verteld. Mooi zijn alle ouderwetse termen zoals pakerie
voor lepra, stoof voor bordeel en groten voor de munteenheid, hetgeen veel
onderzoek moet hebben gevraagd. Daarmee trekt Anker de lezer de Middeleeuwen
in. De taal is veelal volks en uit het leven gegrepen zoals in ‘Zohee, dat gaat er hardhandig aan toe, dat
schapenwassen.’
Langzaamaan krijgt Joris door dat zijn omzwervingen zonder
doel zijn, ook omdat Marieke onvindbaar blijft. Als hij bestolen wordt door een
compagnon en daarna ook nog zijn nieuwe Engelse vrouw in een storm tijdens de
overtocht naar het vasteland overlijdt, neemt hij, alweer onder een andere naam,
een baan aan als klerk in Gent, houdt zich bezig met zijn geliefde dichtkunst en denkt na over zijn
leven en de woelige wereld om hem heen. De nabeschouwing biedt na alle actie
een mooi moment van contemplatie. De politieke ambities zijn tevergeefs gebleken.
Net als in onze dagen wordt er gebouwd aan een groot rijk dat naast Frankrijk
en Engeland het leven bepaald en ook de kerk heeft geenszins aan macht
ingeboet. Toch is Joris niet teleurgesteld. Hij is gelouterd uit de strijd
gekomen en vindt het zelfs niet meer erg om dood te gaan.
Vaarwel vriend Anker, het ga je goed waar je ook bent, dan
het daar beter moge zijn dan in het leven waarin je je, zoals je schrijft, nooit
thuis voelde en dat je je opgenomen mag weten door een goede herder die een arm
om je heen slaat. Ik dank je voor al het prachtige aan romans zijn, gedichten
of essays dat je ons hebt gebracht en dat altijd nog binnen handbereik ligt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten