Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



maandag 31 oktober 2016

Marijke Schermer over Noodweer, VPRO Boeken, 30 oktober 2016


Over de verhouding tussen openhartigheid en intimiteit in relaties

Marijke Schermer (1975) debuteerde eind 2013 met de roman Mensen in de zon, dat door Trouw werd bestempeld als het beste debuut van het jaar. Daarnaast werkt ze als toneelschrijver en regisseur. Inmiddels is haar tweede roman Noodweer verschenen, die gaat over de intieme relatie tussen Emilia en Bruch, waarbij een geheim van Emilia aan het begin ervan de kiem vormt voor wat er later gebeurt. Houtrot, volgens presentator Jeroen van Kan, die meteen de vraag van de orde stelt of het geheim van de hoofdpersoon verklapt mag worden.

Schermer wil dat wel doen, alleen niet de afloop ervan prijsgeven. Ze legt uit dat Emilia in een pril stadium van hun verhouding in huis overvallen en verkracht werd. Zij zei daar niets over maar wilde Bruch drie maanden niet zien en pakte daarna de draad van hun leven weer op alsof er niets aan de hand was geweest. Dit was een bewuste strategie van haar. Ze was bang dat openbaarmaking van haar geheim haar leven zou vertroebelen en vervolgens ging de kans om er iets te zeggen voorbij, zoals dat gaat in het leven.

Van Kan vraagt of Emilia bang was om als slachtoffer gezien te worden.
Schermer antwoordt dat ze bang was dat ze zaken in gang zou zetten waar ze zelf geen controle meer over zou hebben. Ze probeert tot het eind toe te geloven dat ze het beste haar geheim kan behouden, ook al is er in het begin van de roman een situatie op het Ajax balkon van de Stadsschouwburg in Amsterdam waar ze door iemand van achteren wordt benaderd die zijn handen voor haar ogen legt en vraagt wie zij denkt dat hij is. Haar non-reactie zet haar twaalf jaar na de gebeurtenis aan het denken.

Van Kan spreekt van een onoplosbaar probleem.
Schermer zegt dat er wellicht geen antwoord te geven valt op de vraag of openheid een voorwaarde is voor intimiteit.

Van Kan brengt de confrontatie in met een ander stel dat elkaar al heel lang kent en heel hecht is.
Schermer weet niet of deze ultieme vorm van intimiteit beter is. Mensen veranderen ook in de loop van hun leven.

Terecht merkt Van Kan op dat Schermer meer vragen stelt dan beantwoordt.
Schermer antwoordt net zo terecht dat het perspectief in elke situatie anders is en dat er geen standaardoplossingen te geven zijn.

Van Kan ziet haar roman als een onderzoek naar de vraag of zwijgen een relatie goed doet. Emilia is van beroep statistica. Dus zou een antwoord haar op het lijf geschreven staan.
Schermer antwoordt dat ze zelf wijzer is geworden over het dilemma door het schrijven van de roman. Op het eind voegt ze nog een element toe dat de oplossing doorkruist.

Van Kan vraagt waarom de hoofdpersonen bij haar aanklopten.
Schermer antwoordt dat ze de relatie tussen intimiteit en openhartigheid intrigerend vond.

Van Kan vindt het streven van Emilia naar autonomie krampachtig en vraagt of het exemplarisch is voor ons eigen leven.
Schermer antwoordt dat ze troost putte uit reacties van lezers die graag steeds wilden dat Emilia haar geheim tegen Bruch zou vertellen.

Hier de site van Marijke Schermer, hier een positieve recensie van Mensen in de zon door Marjo van Turnhout, hier een minder positieve door Johan Bordewijk.

zondag 30 oktober 2016

Theaterrecensie: Walden, RO Theater, Toneelschuur, 29 oktober 2016


Oude volkstuinders wekken weinig meer op dan een platte lach

De titel Walden roept herinneringen op aan de tuinbouwcommune van Frederik van Eeden in Bussum, bedoeld voor idealisten en psychiatrische patiënten. De enige overeenkomst is dat ze beide in rook opgaan: de commune door zakelijk wanbeheer, de samenwerking tussen de volkstuinders Ab en Jacob door een te groot verschil in karakter.

Daarvan is meteen in het begin van de voorstelling al iets te zien: Jacob (Jack Wouterse, op de poster rechts) sloft wat heen en weer tussen de vergane glorie en verdwijnt in de witgeschilderde kas, terwijl Ab (Arjan Ederveen, op de poster links), druk in de weer met bakjes en aarde, hem nauwlettend in de gaten houdt. Hij wil een en ander uitleggen aan het publiek, maar zwijgt als Jacob de kas uitkomt met zijn handen vol apparatuur. Hij verricht de voorbereidingen voor het gezamenlijke kopje koffie en dat gaat hem niet gemakkelijk af om het eufemistisch te zeggen.

Voordat de koffie klaar is, wordt het publiek op een magistrale scène getrakteerd waarbij het zelf de planten is, die al in het begin door Jacob geteld werden en nu door de volkstuinders besproken worden. De lach wordt gemakkelijk opgewekt over een juffertje in het groen, een rare gladiool en kaalkopkruid maar als Jacob als een grote klit begint, vindt Ab het wel genoeg.

Hij vist een brief voor Jacob uit de bus, die zelf met een boek van Agatha Christie aan de wandel gaat en kan zich niet bedwingen de inhoud tot zich te nemen. Daartoe legt hij, geheel in de stijl van de voorstelling, de envelop onder de stoom van het koffiezetapparaat. Omdat de envelop daardoor niet meer te redden is, propt hij de brief na lezing in zijn achterzak.

De inhoud ervan vormt de geheimzinnige achtergrond in de verhouding tussen de oude mannen., Tijdens de koffie verandert die in het voordeel van Jacob, die niet erg van tuinwerk houdt. Als Ab ook een kletskop wil, moet hij eerst uitspreken dat ze het goed hebben. Daarop houdt hij een lang verhaal over nichtje Vagelien die veganistisch geworden is.

In deze tekst van Arjan Ederveen klinkt duidelijk de licht absurde toon door, die de voorstelling verder begeleidt, zoals in een hilarische scène over een schunnig radio interview en een slapstickachtige scène over twee dronken kabouters. Helaas komt men niet verder dan sketchmatige benadering. Met hun, anders dan op de poster te zien is, oude lullenbroeken, retro brillen en spencers met ouderwetse patronen doen ze nog het meeste denken aan de hoofdrolspelers uit de vroegere televisieserie Stiefbeen en zoon. Het is jammer dat de mannen, onder eindregie van Alize, niet verder kwamen dan twee typetjes.

Er had meer in gezeten, gezien de grote kwaliteiten van de acteurs, waarbij vooral Jack Wouterse erg rolvast was. Praatjes over de kleur van hun schaamhaar verlagen het niveau dat bijna schreeuwde om een positieve wending. Na afloop moest ik met weemoed denken aan het heerlijk naïeve optimisme van Maarten ’t Hart in de serie over zijn moestuin. De toeschouwer in 2016 heeft meer verdiend dan een platte lach.

Hier meer over Walden van Frederik van Eeden, hier meer over Maartens moestuin.

Recensie: Sergeant Bertrand (2016), Alesandr Skorobogatov


De gevolgen van jaloezie in een hallucinerend prozawerkje

De Wit-Russische schrijver Alesandr Skorobogatov (1963) woont tegenwoordig in het Westen, maar schrijft in de Russische traditie. Sergeant Bertrand is een tragedie van de bovenste plank over een alcoholistische echtgenoot die zeer bevreesd is voor overspel van zijn vrouw en daardoor tot trieste daden over gaat. De korte roman heeft ondanks de eenvoudige constructie een geheimzinnige sfeer, die al meteen bij de opening voelbaar is:

Ze zeggen dat hij vrouwen vermoordde, dat hij ze met zijn korte mes met het kromme ivoren handvat opentornde en zijn voeten erin stak. Hij wroette met zijn tenen erin, maar hij hield er helemaal niet van dat vrouwen schreeuwden. Ze zeggen dat dit soms gebeurde als hij ze niet onmiddellijk vermoordde. Dan werd hij boos en ondervond hij niet de minste bevrediging. Dat gebeurde echter maar zelden, heel zelden. Hij kon immers mensen vermoorden, daar was hij goed in.

Dit cursief gezette fragment gaat over Sergeant Bertrand die eens op bezoek kwam bij armlastige Nicolaj en zijn knappe jonge vrouw Vera, een actrice. De twee hadden een zoon die op jonge leeftijd overleden is, hetgeen vooral Nicolaj niet heeft verwerkt. Hij kan zich niet meer zo goed herinneren hoe de ontmoeting tussen Vera en Bertrand precies in zijn werk is gegaan. Of Bertrand eerst aan de deur kwam en zich later toegang verschafte tot haar kamer. Zelfs niet of hij Vera een klap verkocht. Beneveld door de wodka kan hij de feiten niet meer achterhalen.

Zijn wantrouwen wordt daardoor gevoed. Hij wil daarom dat Vera weggaat bij het theater waar ze werkt en mogelijk ook andere bezigheden verricht, wie zal het zeggen. Hij vertelt over een droom van een jong naakt meisje tegen Bertrand die vaak bij hem komt zitten. Het meisje werd lastig gevallen door een man waarop hij die man vermoordde. Het fragment kent een bloedstollend eind omdat Nicolaj daarna Bertrand geschrokken aankijkt, waarop de lezer meent dat hij de aanvaller in de ogen van Bertrand herkent.

Nicolaj kan zich niet bedwingen om zelf vast te stellen dat zijn vrouw zich op het podium oneerbaar gedraagt. Een oude man naast hem die nog voor de pauze verlekkerd uitroept dat Vera haar boezem laat zien, maakt Nicolaj zo boos dat hij de man ombrengt en wegvlucht. Ook de tegenspeler van Vera moet eraan geloven Dit betekent wel het eind van de carrière van Vera die daarna stratenveegster wordt. De kwelling van Nicolaj is daarmee niet voorbij. Hij vraagt raad aan een priester. In hun conversatie spreken ze over vat Vera dat in het Russisch geloof betekent, maar veel schiet Nicolaj met de raad niet op. Bertrand beschimpt hem zelfs. Hij zegt dat medelijden tegen de natuur is en dat hij een betere adviseur is.

De paranoia neemt alleen maar toe. Nicolaj is door een gaatje in de deur getuige van avances van de regisseur die Vera terug wil hebben. Hij raakt daardoor zo van slag dat hij vanwege een delirium wordt opgenomen in een kliniek en krijgt daar contact met Leonid die hij nog kent uit zijn droom over de moord op het meisje dat op zijn vrouw leek. Vera probeert Nicolaj vrij te krijgen, maar moet daartoe met de ziekenhuisdirecteur naar bed. Inmiddels is Nicolaj op de gedenkdag van de dood van zijn zoontje al door Bertrand bevrijd, waarop een verbijsterende slotscène volgt op het kerkhof.   

De roman, die ik eerder als een novelle wil betitelen, is spannend omdat meteen al twijfel wordt gezaaid over het bestaan van Bertrand. Tegelijk maakt Skorobogatov hoe de geesteswereld van de jaloerse en getraumatiseerde Nikolaj eruit ziet. Het leidt tot een hallucinerend prozawerkje.

De roman Sergeant Bertrand verscheen aanvankelijk in een gerecenseerde versie in de Sovjet Unie en werd in 1992 voor het eerst in het Nederlands vertaald door een Belgische uitgeverij. De herziene versie verscheen bij de uitgever die ook Portret van een onbekend meisje (2008) al had uitgegeven.

Hier de website van Alesandr Skorobogatov, waarop hij over zijn leven vertelt.

zaterdag 29 oktober 2016

Juliana, geen gewone koningin (2016), NOS documentaire


Nieuw maar treurig beeld van de maatschappelijk werkster van Nederland

Naar aanleiding van de biografie Juliana, vorstin in een mannenwereld, die afgelopen donderdag uitkwam, zond de NOS een documentaire uit waarin biografe Jolande Withuis aan het woord wordt gelaten over de persoon Juliana (1909-2004). Withuis, die eerder voor het NIOD werkte, deed zes jaar onderzoek naar het leven van de vroegere koningin en benadrukt daarin haar vrouw zijn.  

Commentator Rob Trip spreekt dan ook van een nieuw beeld van de toegankelijke Juliana.
Withuis antwoordt dat het een treurig verhaal is over een vrouw die vernieuwing voorstond die in de kiem werd gesmoord. Daarnaast was het huwelijk met Bernard een grote desillusie. De verschillende kanten van Juliana hebben haar verrast. Ze zette zich altijd in voor de vrouw en nam het op voor de werkende vrouw.

Er zijn beelden van Het Aardhuis in Hoog Soeren waar Juliana tussen 1925 en 1931 op kamp ging om haar eenzaamheid te bestrijden. Behalve aan sport werd er ook veel aan de geestelijke ontwikkeling gedaan. Juliana zocht naar gewoonheid, die ze niet met de paplepel ingegoten had gekregen. De uitingen van het enigst kind, dat in ’t Loo werd opgevoed, waren altijd overdreven, zoals blijkt uit een briefje dat ze schreef aan een studievriendin uit Leiden die haar 1-jarig dochtertje verloor. Juliana was met haar vriendinnetjes een vrolijk kind, zegt Withuis. In haar kamers aan de achterkant van het paleis had ze haar eigen wereld. Ze schrok dan ook erg toen ze eens in Leiden jongens ruwe taal hoorden uitslaan.

De tijd in Leiden was maar kort. Ze werd in 1936 rondgereden door Europa, op zoek naar een geschikte huwelijkspartner. Hoewel Bernard niet op het lijstje stond, viel ze meteen voor de avonturier, die graag een vrouw met aanzien wilde. In een brief van een omstander tijdens hun huwelijksreis in 1937 blijkt hun verhouding weinig al weinig harmonieus. Withuis werd er tijdens het lezen van die brief niet blij van. In de Tweede Wereldoorlog leefden Juliana en Bernard gescheiden, zij in Ottawa, hij in Londen, waardoor de verwijdering steeds meer toenam. Terwijl Juliana zich inzette voor haar land, kaapte Bernard de oorlog voor zichzelf.  

Hoewel Withuis nooit toegang kreeg tot het archief van het Koninklijk Huis, viel haar toch een schat van informatie toe, onder andere door een kistje met brieven van Juliana en het archief vaan de GSS, de Gooische en Stichtse Schonen, een vrouwengezelschap dat vanaf 1948, het jaar dat Juliana de troon besteeg, maatschappelijke thema’s besprak.   

Vanwege de staarproblemen van Marijke riep Juliana de religieuze zieneres Greet Hofmans naar het hof, die vond dat Nederland een theocratie moest worden. Withuis stelt dat de ambitieuze Juliana afhankelijk werd van haar en de sekte om haar heen. De toestand leidde tot een paar keer bijna tot constitutionele crises. Dieptepunt was dat Bernard zijn kritiek op Hofmans openlijk verwoordde in Der Spiegel, hetgeen voor haar vertrek zorgde. Juliana stond alleen, aangezien ook haar kinderen tegen Hofmans waren. Bernard was veel in het buitenland en veroorzaakte met steekpenningen de Lockheed affaire. Hoewel Juliana eerder had willen scheiden, hield ze haar man toch de hand boven het hoofd. Dankbaar daarvoor was hij echter niet. Zelf zag ze zich steeds meer als een maatschappelijk werkster voor Nederland. Na haar aftreden in 1980 als vorstin, liet ze zich minder in het openbaar zien. Haar geestelijke vermogens gingen met de jaren achteruit.  

Withuis zegt dat Juliana grote veranderingen heeft meegemaakt in de relatie van de vorstin tot het volk. De afstandelijkheid maakte plaats voor een veel persoonlijker omgangsvorm. Juliana wist daarbij niet altijd de risico’s naar waarde te schatten en liet steken vallen in de keuze van haar hofhouding. Desondanks blijft ze mij vooral bij als een lieve vrouw, begaan met de wereld om haar heen, iemand die vast zat in het koninklijk keurslijf maar daar toch op spontane wijze uit kon breken. 

Hier mijn verslag van het eerste deel van het optreden van Jolande Withuis in Zomergasten op 5 augustus 2012 waarin ze al vertelt over de biografie waarmee ze bezig is. Op 1 september vervolgde ze de vertoning van haar favoriete televisiefragmenten, zie hier.
Hier meer informatie in De Limburger over de brief die Juliana schreef aan een vriendin die net haar 1-jarig dochtertje had verloren. In het artikel ook informatie over het GSS. Tenslotte ook het briefje dat Juliana over haar uitvaart schreef.

vrijdag 28 oktober 2016

Jongens waren we (2015), documentaire van Marjoleine Boonstra


Ontroerende gesprekken met acteurs over hun beroerde jeugd

Moniek Merkx maakte de theatervoorstelling Staal met zeven jonge acteurs over opgroeien in moeilijke omstandigheden, veelal zonder de steun van een vader. De voorstelling was voor filmmaakster Marjoleine Boonstra aanleiding om die te vereeuwigen in een persoonlijk document waarin de acteurs zich uitspreken over hun jeugd. De interviews worden afgewisseld met scènes uit het theaterprogramma, waarin de jongens opgroeien tot mannen.

José Montoya vertelt dat hij eerder een Hollandse naam had en die weer veranderde in zijn eigen naam. Hij is geboren in Colombia, weet niets van zijn geboorte en verbeeldt zich dat zijn moeder zacht was en zijn vader rustig.

Tibor Lukacs is 21 jaar oud. Hij werd opgevoed door zijn moeder van wie hij zielsveel hield. Haar dood was een enorme slag voor hem. Hij zou vrienden willen worden met zijn vader. Hij herinnert zich nog levendig een offerfeest met zijn oom en vindt het spijtig dat de tijd niet meer terug komt. In de voorstelling speelt hij meesterlijk een dier dat gevangen zit in een spotlight. Met tranen in de ogen vertelt hij over zijn aankomst in Amsterdam na een lange busreis. Ze kregen een woning toegewezen in de Da Costabuurt. Hij keek de hele nacht uit het raam, zo gelukkig was hij. Wellicht komt hij weer bij zijn jeugd als hij zelf kinderen heeft.

Albelkarim El Baz is bijna 29 jaar. Vroeger sprak hij geen Nederlands en probeerde zich staande te houden in een groep jongens. Nu acteert hij wat hij vroeger beleefde. Hij is er trots op dat hij iets heeft bereikt, de situatie die veel van die groepsleden nog steeds ervaren, ontstegen is. In de voorstelling speelt hij een mooie scène met Tibor over het versierd worden als meisje.

Jeroen van Venrooij (38) noemt zichzelf een perfectionist. Hij ging ooit als zigeunermeisje naar school, werd uitgemaakt voor een mietje en kwam daar nooit meer vanaf. Gelukkig had hij wel een goede band met zijn vader. Samen knutselden ze en trokken eropuit. Tijdens zijn puberteit zocht hij een uitweg om uit zijn schulp te komen. Dat hij op jongens viel hielp niet echt mee, maar toneelspelen was een uitlaadklep.

Joël Mellenberg, de jongste van het stel, werd op de lagere school erg gepest en gedroeg zich daarom later van steen. Hij denkt dat hij een ander karakter heeft dan zijn vader maar daarover zwijgt hij lang tegen Boonstra. Tenslotte zegt hij dat hij niet weet of hij zijn vader kan vergeven. In de voorstelling speelt hij een meisje met een rokje aan dat hem steeds deed huilen. Het herinnerde hem eraan dat zijn moeder vroeger altijd zijn haar wilde doen. Het meisje deed op het eind afbreuk aan haar rol door een stel salto’s te maken.

Romano Haynes had al seks met een buurmeisje op elfjarige leeftijd. Zijn moeder was moeder een vader tegelijk, een sterke vrouw. Pas toen hij tien jaar oud was ontmoette hij zijn vader, die meer in dan buiten de gevangenis zat. Veel zin om hem op te zoeken heeft hij niet. Zelf probeert hij zich meer verantwoordelijk te voelen.

Jurriën Remkes toont de groep zijn spieren, hoewel hij zegt dat hij heel verlegen is. Hij is 25 jaar oud en heeft nog geen vaste relatie. Het man zijn vindt hij moeilijk. Hij stelt zich voor dat hij de kin van zijn vader heeft en de ogen van zijn moeder. Hij weet niet precies waar zijn vader geboren is en belt hem tijdens het interview op. Zijn vader vertelt hem dat de geboorteplaats van zijn moeder ook al niet klopt.

Hier een interview met Moniek Merkx over de documentaire onder de titel: ‘We kunnen Staal niet honderd jaar spelen.’

donderdag 27 oktober 2016

Open brief aan Niña Weijers en Nina Polak, medewerkers aan De Gids, 25 oktober 2016


Beste Niña en Nina,

Het verraste me dat jullie De Gids 5 van 2016 vulden met een themanummer over verzet. Twee jonge vrouwen uit de jaren tachtig, die aan de voet staan van een veelbelovende literaire carrière, maken zich druk over een onderwerp dat mij aan het hart ligt. Literatuur en maatschappelijke verandering, hoe vallen die aan elkaar vast te knopen? Hoe verhoudt de vrijheid van de kunstenaar zich met het huidige maatschappelijk onbehagen? Wat kan een schrijver doen om mee te werken aan de verandering van ons maatschappelijk bestel, een leefbaarder aarde, een zonniger toekomst?

In een briefwisseling tussen jullie, waarin jullie ook alvast verwezen naar andere bijdragen in het nummer, werden de contouren van het thema geschetst. Niña was afgelopen zomer in Berlijn en zag daar een tentoonstelling van Julian Rosefeldt, waarin Cate Blanchett dertien verschillende rollen aanneemt en daarbij maatschappijkritische teksten uitspreekt. Het bracht Niña op de vraag of kunst kan leiden tot verzet. Of dat niet eerst een politieke vorm moet krijgen. Schrijven is veelal een nogal vrijblijvende activiteit, die omgeven is door een romantische waas. Enig plichtsbesef is wellicht van belang.

Nina antwoordt daarop dat we in liberale tijden leven waarin iedereen mag zeggen wat hij of zij denkt. Een al te stellige toon wordt niet gewaardeerd. Een politieke stellingname is, anders dan de dubbelzijdige kunst, meteen zo eenduidig. Toch moet er een verbinding mogelijk zijn. Ze kiest voor een positie als politiek kunstenaar.

Niña schrijft een paar maanden later dat het maatschappelijk systeem zeer complex is en dat wij ermee te zeer verweven zijn om er afstand van te kunnen doen. Ze denkt wel dat er een moment kan ontstaan waarop het vage onbehagen omslaat in iets concreets, maar voelt zich in de eerste plaats een schrijver. ‘En dit is een literair tijdschrift, geen anarchistisch kookboek dat voorschrijft hoe je een bom bouwt.’ Dat sluit echter niet uit dat zij graag iets formuleert over zaken die ertoe doen.

Nina is inmiddels ook naar de tentoonstelling van Rosefeldt geweest en typeert die als Hollywoodesthetiek. Ze zet dat tegenover de strijdbaarheid van Svetlana Alexijevitsj. Helaas heeft de huidige generatie daar weinig mee van doen. Nina stelt vast dat er een onderdrukker aanwezig moet zijn die tot actie aanspoort. ‘Als het de staat niet is, dan worden we het zelf wel. We zullen ons altijd blijven bevrijden, van de ander, van onszelf. Literatuur gaat over allerlei soorten gevangenschap en bevrijding.’ Ze ziet in de romantiek een onderdrukker, maar vraagt zich tegelijkertijd af of haar idee van verzet niet op een romantisch idee gebaseerd is.

Jullie kwamen een heel eind, meiden, maar de uitwerking blijft in gebreke. Wellicht is dat te wijten aan een liberaal vrijheidsbegrip, waarbij iedereen moet kunnen roepen wat hij wil. Het onderdrukkende economische systeem spint daar garen bij. We zijn zoekende naar de beste manier om die te bestrijden. Daarover horen we gelukkig meer van andere auteurs in dit verzetsnummer, zoals dichteres Hannah van Binsbergen (1993) die stelt: ‘Beschrijf alle kankers van de samenleving tot in detail als je het niet kunt laten, maar zeg ons daarna in godsnaam wat we eraan kunnen doen. Maak werk geen analyses.’ Daan Heerma van Voss (1986) bekritiseert het hedendaagse feminisme dat te veel naar cheerleaderschap riekt en roept op tot meer verantwoordelijkheid: ‘iets toevoegen aan de wereld. Iets nieuws, iets krachtigs, iets wat het verdient gehoord te worden.’

Volgens mij hoeven we ons niet in oorlogstenue te kleden, geen pamfletten uit te delen en gespierde taal uit te slaan. De schrijver mag rustig thuis blijven en zijn eigen werk doen, zolang authenticiteit daar maar een onderdeel van is. Jamal Ouariachi (1978) sluit daarop aan in een pleidooi voor schrijvers die bezig zijn met hoe het is om te leven, te voelen, te denken, te handelen. Zij verkennen waar de grenzen liggen van het bewustzijn. Dat is niet voor iedereen weggelegd: ‘Het gros houdt zich bezig met het vertellen van traditionele verhaaltjes. Virtuoos soms, meeslepend vaak. Maar allemaal ploegen ze voort op een doodlopende weg.’ Zij doen denken aan de romantici, die Weijers eerder noemde, geheel losgezongen van elke maatschappelijke context.  

Daniël Rovers (1975) doet een oproep tot meer empathie in de literatuur. Anders dan in een sadistisch universum, heeft de schrijver mededogen met zijn personages. ‘De roman biedt een kans, wellicht zelfs de beste kans, de gemengde gevoelens te beleven die een mens tot mens maken, een wezen met de neiging zichzelf tegen te spreken en blind te blijven voor de tegenspraken waaruit hij bestaat.’ Pieke Werner (1987) illustreert zijn uitspraak met het prachtige verhaal Deze mensen, dat over een familiebijeenkomst gaat waarbij een jonge ik figuur de illusies van de familieleden en haar eigen reactie daarop feilloos benoemt, zonder die verder uit te leggen. Ze hoopt te voorkomen dat ze in een allesverlammende chaos terecht komt. ‘Maar steeds zal ik snel moeten zijn. Snel en weerbaar. Dat zal altijd zo moeten blijven. 

Dat laatste geldt in deze verwarrende tijden voor ons allen. Alert en duidelijk als de menselijke waardigheid in het geding is. Dat wens ik ook jullie toe, medestrijders.

Rein Swart.

  

woensdag 26 oktober 2016

Recensie: Moussa of de dood van een Arabier (2015), Kamel Daoud


Hervertelling in de coulissen van een meesterwerk.

In romans wordt wel vaker naar andere romans verwezen, maar de manier zoals de Algerijnse schrijver Kamel Daoud dat doet, is wel heel bijzonder. Het is zelfs zo dat Moussa of de dood van een Arabier moeilijk te lezen is zonder kennis van De vreemdeling van Albert Camus. In mijn recensie van deze laatste korte roman uit 1942 wees ik vooral op het existentialistische karakter ervan. Daoud (1970) pakt een ander element bij de kop: de tegenstelling tussen de autochtone bevolking van Algerije en de Fransen die daar tot de Algerijnse burgeroorlog, die tot 1962 duurde, aan de macht waren.

De aanklacht tegen het kolonialisme komt tot uiting in het feit dat hoofdpersoon Meursault in de roman van Camus een Arabier doodde, die verder geen naam krijgt, alsof een Arabier die ook niet waardig is. Daoud stelt het voor dat de dode Moussa heette en een broer was van zijn hoofdpersoon Haroen. De laatste zit aan het eind van zijn leven in een café in Oran met een Fransman uit Parijs, die Meursault als een held ziet. Haroen vertelt hem over de tragiek die hem overkwam na de dood van Moussa. Hij was zeven jaar oud in die tijd. Zijn vader had het gezin al verlaten. Hij werd onder de duim gehouden door zijn moeder en kwam, na een korte platonische verhouding met de knappe Meriem die in 1963 de dood van Moussa onderzocht, nooit aan een vrouw. Het is een hervertelling van het verhaal van rechts naar links, zoals Haroen mooi zegt. Een zus heeft hij nooit gehad, zoals Masson in de roman van Camus beweerde.

De stijl waarin Daoud het verhaal van Haroen vertelt is nogal wollig, maar de inhoud wordt steeds spannender omdat Haroen steeds meer op Meursault gaat lijken. Haroen heeft zich zo erg met Meursault geïdentificeerd dat hij ook een buitenstaander, een vreemdeling is geworden. Daarmee overstijgt het thema dat van de koloniale tegenstelling en bereikt het boek dezelfde existentiële niveau als de vreemdeling. Daarbij dient gezegd dat Camus veel helderder dan Daoud schrijft. De laatste geeft dat zelf ook toe. Hij weet zelfs niet goed hoe te reageren als hij en zijn moeder de roman van Camus onder ogen krijgen: ‘Moesten we een onbedaarlijke slappe lach onderdrukken nu we daar als een belachelijk stel in de coulissen van een meesterwerk bleken te staan waarvan we het bestaan niet eens kenden?

Na de dood van Moussa vertrok Haroen met zijn moeder naar een andere plaats om het verleden te laten rusten, maar veel kwam daar niet van terecht. De geest van Moussa zwermde om Haroen heen en liet hem niet met rust. Later horen we van Haroen dat hij ook een moord op zijn geweten heeft. Hij schoot twintig jaar na Meursault een Fransman dood. Omdat de onafhankelijkheid toen al een feit was, kwam hij in de gevangenis terecht, waar hem geen aalmoezenier kwam bezoeken zoals Meursault overkwam. Zelf werd Haroen ook om zijn gebrek aan patriottisme aangevallen. Daoud haalt een lange passage aan waarin Meursault de vloer aanveegt met de geestelijke. Daarbij viel me op dat hij de naam Marie in de originele vertaling van Adriaan Morriën heeft veranderd in Meriem.

De taal waarin het verhaal gevat is, doet af en toe erg gezwollen aan, zoals we wel kennen van Franstalige auteurs. ‘Mama beheerste de kunst om geesten tot leven te brengen, en omgekeerd om haar naasten te vernietigen, ze te verdrinken in monsterlijke golven van zelfbedachte verhalen.’ De roman staat vol van dit soort zwaar aangezette passages.

Tekenend voor de onmacht die de oude Haroen in het café ervaart is zijn hoop dat een andere cafëganger zijn hervertelling hoort. Dat blijkt ook al niet het geval te zijn, waarna Haroen, net als Meursault, hoopt dat hij gehaat zal worden om wat hij allemaal verteld heeft. Of dat nu waarheden waren of leugens. Of dat nou alle vertelsels waard waren, valt te betwisten, al moet gezegd dat de constructie adembenemend is.  

Hier mijn bespreking van De vreemdeling.

dinsdag 25 oktober 2016

De eerlijke onderneming, Tegenlicht, 23 oktober 2016


Klein duimpje tussen de economische reuzen

Regisseur Geert Rozinga verdiept zich in het feit of een eerlijke onderneming in de kapitalistische economie kan gedijen. Hij volgt daarom ontwerper Bas van Adel (zie foto), die graag een eerlijke mobiele telefoon op de markt wil brengen. De openhartige Van Adel is als een klein duimpje te midden van grote elektronica reuzen, maar strijdt dapper door.

Om inzicht te krijgen in het systeem van het fabriceren van een mobiele telefoon, zette Van Adel zelf het bedrijfje Fairphone op, dat zich ging bezig houden met het ontwikkelen van een eerlijke en duurzame mobiele telefoon, die volgens hem paradoxaal genoeg een persoonlijke verbinding tegen een onbekende achtergrond is. Om het mysterie te ontrafelen moest hij eerst het economisch systeem begrijpen. Milton Friedman legt dit in een videofilmpje uit aan de hand van een potlood. De onderdelen ervan komen overal vandaan. Van Adel concludeert dat de mensen die de onderdelen maken, vervreemd zijn van hun werk. Het gaat uiteindelijk allemaal om de prijs van het potlood. Van Adel is het niet oneens met de werking van de markt, maar wil dat de productie wel eerlijk en duurzaam tot stand komt.

Hij gaat naar Shenzhen in China waar smartphones uit elkaar gehaald worden als ze het niet meer doen, terwijl men daar in het Westen niet meer aan begint. Shenzhen is het centrum van de elektronica en heeft een sterke recycling cultuur, samenhangend met de vele kleine bedrijfjes die onderdelen van de telefoon maken. Om helemaal terug te gaan naar de bron reist Van Adel naar Oost Congo, waar de mineralen gewonnen worden die noodzakelijk zijn voor de productie van telefoons en computers. Vaak zijn de werkomstandigheden in de mijnen slecht, zoals we zien in de documentaire Blood in the mobile (2010) van Frank Piasecki Poulsen. Kinderarbeid komt vaak voor. Veel mijnwerkers sterven. Met het verdiend gelde wordt de oorlogsvoering gefinancierd, waarbij gedrogeerde kindsoldaten voor veel ellende zorgen. Van Abel wil dan ook mineralen uit mijnen waarin de mensenrechten geëerbiedigd worden.

Hij gaat naar KPN om te praten over samenwerking. Via crowdfunding zorgt hij ervoor dat mensen zijn project steunen. Hij gaat weer naar Shenzen om zich te laten informeren over de productie van de onderdelen. Vaak is het moeilijk te achterhalen hoe die tot stand komen. Hij zet daarom de Chinese Mulan Mu in, die stage doet in Nederland en zeer geïnteresseerd is in de ideeën van Van Abel. Hij leert dat het gemakkelijker vast te stellen is wanneer er oneerlijkheid in het spel is dan eerlijkheid. Hij kiest ervoor om de onderdelen niet te laten coaten, omdat dit gezondheidsproblemen voor de werkers oplevert en neemt voor lief dat de kleuren doorlopen.

Van Adel komt erachter dat alles draait om geld en de korte termijn. Dat kost hem tenslotte de nek. De mooiste scène speelt zich af tussen Van Adel en Mu, die inmiddels weg is bij zijn bedrijf en vertelt hoe het anders had gemoeten: meer concessies doen om te kunnen overleven. Van Adel wordt nog steeds gesteund door potentiële afnemers van zijn product en ziet zelf wel iets in The lone nut, een uitzonderingspositie in de commerciële wereld zoals de chocola van Tony Chocolonely.  

Hier meer over de uitzending, hier het filmpje van The lone nut, morgenavond napraten in Pakhuis de Zwijger met vier ondernemers waaronder Bas van Adel. Ongetwijfeld zal het daarbij ook gaan over de enorme goederenproductie, die afgelopen zondag tijdens de demonstratie tegen CETA op het Museumplein ook aan de orde werd gesteld. Een andere economie wil niet meer, maar beter en daar komt Van Adel dan weer in beeld.  

maandag 24 oktober 2016

Jonathan Safran Foer over Hier ben ik, VPRO Boeken, 23 oktober 2016


Het leven is het maken van keuzes

Elf jaar na Extreem luid en ongelooflijk dichtbij (2005) komt Jonathan Safran Foer (1977) met Hier ben ik, dat handelt over het stel Jacob en Julia in Washington D.C. dat in een relatiecrisis terecht komt terwijl in het Midden Oosten na een aardbeving een conflict ontstaat waarop de regering mensen oproept de staat te komen helpen. Hier ben ik is vooral een roman over het omgaan met conflicten en het maken van keuzes.

Jeroen van Kan vraagt of Jacob iets kwijt moet raken of iets los moet laten.
Foer zegt dat verhalen altijd een antwoord zijn op een probleem en dat rusteloosheid die dat met zich meebrengt drama en empathie teweegbrengt. Iedereen heeft zijn eigen angsten. Jacob vreest zijn gezin te verliezen en zijn land, maar vooral het beeld dat hij van zichzelf heeft. Loslaten is niet zijn grootste kwaliteit. Pas als hij zijn doodzieke hond moet laten sterven, beseft hij dat hij meer moet loslaten meer dan de gebeurtenissen van de zes weken waarin de roman zich afspeelt, veertig jaar van zijn leven zelfs. Foer zelf weet eigenlijk niet of hij daar klaar voor is. Hij vergelijkt de situatie van Jacob met die van Abraham die door God gevraagd wordt zijn zoon Izaak te offeren. Abraham komt in gewetensnood omdat hij niet alleen God maar ook zijn zoon verantwoording schuldig is. Bij Jacob gaat het om paradoxen die hij in zijn leven ervaart tussen zijn gezin en zijn geliefde, tussen zijn joods zijn en zijn Amerikaan zijn en tenslotte tussen zijn ouder zijn en vakman zijn. De identiteit is een constructie die op de proef wordt gesteld als een mens gedwongen wordt moeilijke keuzes te maken. Pas dan wordt zichtbaar wie men werkelijk is. Jacob zegt aanvankelijk tegen een Israëlische neef die op bezoek komt, dat hij tenminste in existentiële omstandigheden leeft, waarop de neef zegt dat Jacobs probleem is dat hij geen probleem heeft. Volgens Foer worden steeds meer mensen op het ogenblik voor existentiële uitdagingen gesteld.

Van Kan vraagt waar de huwelijkscrisis tussen Jacob en Julia mee te maken heeft.
Volgens Foer is het zowel een mysterie als een tragedie. Het vuur was er al langer uit als Julia de sms berichten van Jacob met zijn geliefde leest. De twee hebben te weinig affectie met elkaar. Er was teveel nabijheid, die de intimiteit en de seksualiteit smoorde. Julia hertrouwt en Jacob komt op haar bruiloft hetgeen een pijnlijke scène was om te schrijven.

Van Kan gaat verder over de relatie van Jacob met zijn eigen vader.
Foer zegt dat de twee nooit met elkaar in gesprek gingen. Jacob verdringt het verleden door er een grap over te maken. Daardoor leven er ook veel taboes in zijn gezin, zoals over de holocaust waarover nooit gesproken wordt. De vader van Jacob is de personificatie ervan. In de Verenigde Staten is hij een alomtegenwoordige afwezigheid.

Van Kan begint over de dierenarts die een belangrijke rol in het boek vervult, omdat hij Jacob aanzet tot reflectie op zijn leven.
Foer zegt dat Jacob eigenlijk niets weet over de hond en zijn eigen vader. Met de dood van de laatste sterft een belangrijk element van de joodse identiteit uit. Ook Julia en Jacob gaven elkaar geen kans om de relatie te herstellen. Nadat Julia de pornografisch getinte sms-jes van Jacob aan zijn geliefde gelezen heeft, volgt er al snel een scheiding. Julia woont in een hotel en Jacob wil naar Israël maar hoopt dat Julia hem tegenhoudt. Zij is echter zijn gepraat beu. De kracht van woorden speelt een belangrijke rol in het boek. Jacob is nooit vreemd gegaan, alleen met woorden, maar voor Julia is de grens bereikt. Ze had liever een man gehad met daadkracht dan iemand die alleen verbaal ingesteld is. Of Jacob tenslotte de muur weet te slechten moet de lezer zelf beoordelen.



  

zondag 23 oktober 2016

Recensie: Zachte riten (2016), Marja Pruis


Liefde voor de poëzie trekt fictieve zedenschets omhoog

Zachte riten is een zedenschets over het academische milieu, waarin hoofdpersoon poëziedocente Guusje Bouhuys betrokken raakt bij een vermeende proefschriftfraude van collega Leon die ze al lang en goed kent. Hoofdmoot van het verhaal is manier waarop Guusje omgaat met het plagiaat van Leon dat door hun baas wordt aangekaart. Deze bobo vraagt haar een oogje in het zeil te houden omdat ze met Leon meeleest. Zij komt daardoor in een moeilijk parket, waardoor ze zelfs buiten zijn weten op een keer zijn kamer binnengaat om poolshoogte te nemen. Zachte riten, dat eerst om te smullen is, daarna wat wegzakt, wordt opgehaald door de constructie die eraan ten grondslag ligt. Hoewel de zaak heel gemakkelijk in drijfzand terecht had kunnen komen, weet Marja Pruis haar voeten op het eind weer op het droge te krijgen. Ze gooit allerlei ballen op en weet ze op het eind allemaal weer op te vangen. Het beeld van de vos en de krekels waarmee ze zelf mee afsluit, daar kan ik niet aan tippen.

Zachte riten is op de eerste plaats geslaagd door een boeiende schets van de onderwijswerkzaamheden van Guusje en haar contacten met collega’s. Door het koppelen van deze en andere zaken aan de fraude, ontstaat gelaagdheid. In het korte eerste deel van de roman die uit drie delen bestaat waarbij het middelste deel zo’n beetje alle volume in zijn rekening neemt, gaat ze met haar broer Lucas naar New York om daar een gerenommeerde stervende feministische schrijfster te interviewen, hetgeen haar niet kan bekoren. Dat is nog voor de ineenstorting van de Twin Towers. In het laatste deel verbindt Pruis dat interview met de zaak van Leon en laat zien dat de kwestie van plagiaat maar een beperkte betekenis heeft.

Pruis slaagt nog meer in haar schets door de overrompelende stijl waarin ze het verhaal giet. De dialogen zijn flitsend en nauwelijks voorspelbaar, de gebeurtenissen haken in elkaar en geven spanning en vaart, zoals de onverklaarde maar diep doorwerkende dood van Lucas. Scènes lopen moeiteloos door elkaar heen. Ook op zinsniveau zien we dit, zoals in een fragment waarin ze in haar woning de opdracht van haar studenten nakijkt: ‘Ze vliegen weg, al deze regels van studenten, ze fladderen als de duiven hierachter alle kanten op, ze komen van links en rechts, ze ruiken de Chinees hieronder, ze wachten tot de kok zijn afval buitenzet.

De associaties in het hoofd van de zelfbewuste en niet te gemakkelijke Guusje worden uitvoerig beschreven. Het man-vrouw motief wordt weer sterk belicht. Twijfel en schaamte zijn haar niet vreemd, zoals we ook van eerdere hoofdpersonen van Pruis kennen. Het gaat haar niet om heldinnen van haar hoofdpersonen te maken, maar de intelligent of hilarisch aantekeningen vanaf de zijlijn geven hen juist kracht en charme. We zien dit doorklinken in de observaties Guusje van het gezin van Leon of de vergelijking met haar eigen docente Mrs. Smooketoomuch. Haar negatieve beeld van de vrouw in een intellectuele omgeving vat ik maar op als een relativering van de mannelijke op de borst klopperij.

De lezer wordt daarnaast ook nog verwend met veel verwijzingen naar andere verhalen (De lachvogel van Salinger) en vooral gedichten, zoals Waarheen, waarvoor van Mieke Telkamp die afgelopen donderdag overleed. Fraai is het gedicht Do not stand at my grave and weep van Mary Elizabeth Frye uit 1932, dat in zijn geheel staat afgedrukt. De liefde voor de poëzie en het leven, die voelbaar op de lezer overkomt, maakt Zachte riten tot een uitzondering in de reeks verzonnen levens, die Guusje en ik vaak zo ondragelijk vinden.  

Hier mijn verslag van het gesprek dat Wim Brands had met Marja Pruis over Zachte riten, nog maar zo kort geleden, in februari j. l.

aangepast om 16:12 uur.

zaterdag 22 oktober 2016

Theaterrecensie: De goede Richard III, Wart Kamps, Toneelschuur, 21 oktober 2016


Zwartgemaakte koning zoekt wanhopig eerherstel

Het toneelbeeld voorspelt veel goeds. De grote rotspartijen en hier en daar een boom doen denken aan een verblijf van een roofdier in Artis. Op een voorgrond een schimmel met half daaronder Richard III die tijdens de slag met de Fransen bij Bosworth onder zijn paard beland en vastzit. Terwijl het publiek tijdens deze première binnenstroomt, tikt de zwaargewonde al ongedurig met zijn vingers op de grijze ondergrond. Hij kan niet wachten om zijn verhaal te vertellen. Het verhaal van zijn werkelijke leven. De leugen die William Shakespeare om hem heen gebouwd heeft, weerspreken. Het verhaal van de schurk ontkrachten voordat zijn rivaal Richmond eraan komt om hem met zijn zwaard te doorklieven.

Wart Kamps (zie foto van Joost de Haas) speelt deze rechtzetting met grote intensiteit, zoals te zien is in zijn prachtige gebaren en vooral gebaartjes. Zijn schurkenrol als de gebochelde met een klauwenhand in Richard III (1592) van Shakespeare wisselt hij in een flits af met die andere, goede Richard, die vooral zijn ontstemming over de karaktermoord wil laten blijken en eerherstel wenst. Humor is daarbij de olie in de machine. De goede Richard vertelt dat hij 530 jaar na de moord op hem werd opgegraven en, toegezwaaid door publiek met vlaggetjes, langs de McDonalds en de Footlocker naar de kerk werd vervoerd waar hij in marmer werd opgeborgen. Om te zorgen dat hij als persoon niet vergeten wordt, is hij vanavond bij ons, tenminste in de tijd die hem rest voordat Richmond hem een kopje kleiner komt maken.

Kamps declameert het begin van het stuk van Shakespeare, zoals dat ook op de trailer te zien is. ‘Now is the winter of our discontent, made glorious summer by the Sun of York.’ Om te laten zien hoe invloedrijk de voorstelling is geweest, gaat hij moeiteloos door in het Italiaans, vervolgens in andere Europese talen en zelfs in het Chinees. ‘Ik haat dat stuk,’ roept hij daarna uit de grond van zijn hart. Net als de schrijver ervan, Shakespeare, dat vieze schrijvertje met zijn zwarte tanden. Om vervolgens oogdruppels te gebruiken om het verdriet om zijn geliefde Anne echt te doen lijken. Come again, zingt zij later in een ontroerend lied. To see, to hear, to touch, to kiss, to die.

Anders dan een voortgaande ontwikkeling blijft de voorstelling, geregisseerd door Bram Jansen, hangen bij sketches die overigens van grote klasse zijn, zoals de sketch over een overspannen vlogger die op internet de schedel van Shakespeare toont waarmee men nog het beste een partijtje kan voetballen, de instant cursus Richard III in vijf minuten op rijm en last but not least de koele bespreking van de voorstelling door de jaren heen met Pierre B, Gijs S. van A en Hans K. De twee kanten van de voormalige Engelse koning, die door moordzucht dan wel door toeval op de troon kwam, komen volop aan bod. Is hij een goed persoon met slechte kanten of een schurk die, vroeger en nu, listig het volk weet te bespelen, deze scheve man die door de chirurgijn ooit al het advies had gekregen om veel te bidden ten einde de sterke duivelse kant in evenwicht te houden?

Kamps is tijdens de pijnlijke en hilarische momenten helemaal in zijn element, maar maakt tegelijkertijd toch niet helemaal de verwachtingen waar. De noodzakelijke spanning, die met subtiele geluidseffecten van de hand van Jorg Schellekens wordt begeleid, is in het begin al weggegeven. Daar doet zelfs de wanhopige poging van de man om het publiek te betrekken bij zijn behoefte aan eerherstel niets aan af. Eigenlijk mogen we nog blij zijn dat er geen bloed vloeide.    

Hier de trailer van De goede Richard III, hier een hartverscheurende uitvoering van Come again door Nora Richardson.

aangepast om 10:24 uur. 

Filmrecensie: The stoning of Soraya M. (2008), Cyrus Nowrasteh


Trieste geschiedenis toont de achterlijkheid van lokale Iraanse geestelijken

Regisseur Cyrus Nowrasteh (1956) is een Amerikaan van Iraanse afkomst en dus de aangewezen persoon om de toestand in zijn land na de val de sjah in 1979 en de overname door de ayatolla’s in beeld te brengen. De veranderingen waren groot. Morele scherprechters namen de plaats in van corrupte overheidsdienaren. Zoals we zien konden sommige inwoners hun voordeel daarmee doen, zoals Ali in de film The stoning of Soraya M. Hij wil van zijn vrouw Soraya af om te kunnen trouwen met het knappe veertienjarige Mehri. Steniging zou hem voorkomen dat hij alimentatie zou moeten betalen. Nowrasteh laat duidelijk zien hoe zo’n proces in zijn werk gaat. Hoewel de gang van zaken redelijk voorspelbaar is en het acteerwerk niet al te professioneel, geeft de gruwelijkheid van het drama daaraan kracht, temeer omdat het gebaseerd is op ware gebeurtenissen.

The stoning of Soraya M opent met een journalist die door het hete en droge landschap van Iran rijdt en op weg is naar de grens. Hij krijgt panne en houdt een busje aan dat hem naar het dichtstbijzijnde dorp brengt, terwijl zijn auto achter het voertuig aan hangt. In het dorp treft hij monteur Hashem, die eigenlijk geen zin heeft om de auto te repareren maar de journalist, die naar Frankrijk wil, voor veel geld ter wille is. Op weg naar een café wordt de journalist aangesproken door Zahra die hem een vreselijke gebeurtenis wil melden. Ze krijgt daartoe echter niet de kans door ingrijpen van burgemeester Ebrahim en moellah Hassan. Zahra zet echter door en weet de journalist naar de binnenplaats van haar huis te lokken en vertelt hem daar over het vreselijke lot dat haar nichtje overkomen is.

Vervolgens krijgen we dit trieste verhaal in zijn geheel te horen van begin tot eind. De onbetrouwbare Ali die mullah Hassan chanteert om het huwelijk met zijn vrouw te kunnen verbreken en met Mehri te kunnen trouwen wier vader tot de galg is veroordeeld, hetgeen hij hoopt te voorkomen met als tegenprestatie het lichaam van Mehri. Hassan die Soraya voorstelt om zijn tijdelijke vrouw te worden. Tante Zahra die partij kiest voor Soraya als ze haar verwondingen heeft gezien. De dood van de vrouw van de automonteur Hashem, die ertoe leidt dat Soraya bij hem het huishouden gaat doen. Het dreigement van Ali tegen Hashem dat men zijn geretardeerde zoon Moksem naar een weeshuis stuurt als hij niet toegeeft dat Soraya het bed met hem wilde delen. Het geroddel in het dorp dat de kwestie begeleid. De burgemeester die niets anders kan doen dan Soraya tot steniging te veroordelen.

De moord op Soraya die vastgebonden is en tot haar bovenlijf in een put vast zit wordt uitvoerig door Nowrasteh in beeld gebracht. Om te beginnen zien we dat de vader van Soraya de eerste stenen werpt, al treffen die bewust of niet geen doel. Ali neemt het over. Hij treft doel net als Hassan. Hashem moet ook opdraven maar vertrekt met zijn zoon. De zoons van Ali gooien ook op hun moeder, al is de jongste daar minder toe bereid dan de oudste. Allah Akbar, roept Hassan. Het sadisme is groot als vervolgens alle mannen en jongens het karwei mogen afmaken. Zahra neemt het dode lichaam mee naar de rivier.

In het begin zagen we al dat Zahra de botten van Soraya tegen de honden probeert te beschermen. Dat is op de dag na de steniging. De journalist heeft inmiddels haar verhaal opgenomen en kan met zijn gerepareerde auto het dorp verlaten, al probeert Hassan nog te voorkomen dat het verhaal van Soraya wereldkundig wordt gemaakt. 
Don’t act like the hypocrite, who thinks he can conceal his wiles, while loudly qouting the Koran, zou Hafez, een Iraans dichter uit de veertiende eeuw deze geestelijke kunnen toevoegen. In ieder geval gaat het huwelijk tussen Ali en Mehri niet door. De vader van Mehri is inmiddels opgehangen.   

Hier de trailer.  

vrijdag 21 oktober 2016

Recensie: Dichter draagt voor (2013), Ramsey Nasr


Beluisteren van gedichten brengt de inhoud dichterbij

Dichter draagt voor is een multimediaal project waarin acteur en dichter Ramsey Nasr 21 gedichten voordraagt, die in de bundel mee- , voor- of na te lezen zijn. De gedichten zijn door Nasr zelf uitgekozen en schetsen een beeld van de Nederlandse poëzie door de eeuwen heen. De mooie dictie van Nasr brengen de gedichten tot leven. Ze vormen een mooie opstap om het lezen van gedichten en het werk van de gekozen dichters en dichteressen te bevorderen. Helaas zijn de codes waarmee de gedichten op YouTube terug te vinden zijn niet meer geldig, maar gelukkig zijn ze allemaal nog op dit videokanaal te vinden.

In een Ten geleide vertelt de acteur hoe hij in de greep van de poëzie kwam. Het begrijpen is niet in de eerste plaats van belang, het gaat om taal die blijft hangen, die raakt en doordreunt. ‘Gelovigen zeggen dan dat je aangeraakt bent. Ik voelde echter dat er happen uit me waren genomen.’
Het analyseren ervan is funest, net zoals je de schoonheid een bloem niet leert waarderen door de blaadjes eraf te trekken. ’Droogstoppels zijn de dood voor de poëzie’. Het beluisteren van poëzie voegt daaraan wel iets toe. Daardoor worden ook oudere dichters als Bredero, Beets en Boutens weer levend voor ons. Ramsey Nasr voegt, geholpen door zijn broer Shariff die de clips regisseerde, de daad bij het woord.

Nasr begint met het anonieme, Middelnederlandse Egidius waar bestu bleven? Fraai zijn de beelden van een snijzaal. Daar is de pijn voelbaar van het verlies van de geliefde Egidius, die de dood verkoos. Nasr vervolgt met een ander klaaglied, dat ook zo getiteld is en dat van Bredero komt. De begeleidende beelden van dit erotische vers zijn elektrificerend, brandend, zoals de sfeer in het gedicht. De erotiek is nog duidelijker aanwezig in Dartelavond van P.C. Hooft. Het is niet verwonderlijk dat daarbij het beeld van een hunkerend lichaam is gekozen.

W. G. Focquenbroch uit in Gedachten op mijn kamer de mijmeringen van een 17de -eeuwer op de Amsterdamse Zuid As. Eierkoken van Bilderdijk speelt zich natuurlijk af in een keuken en de dood van Vrouw Sijmenz. van dominee dichter Nicolaas Beets voltrekt zich aan zee.

Dan de Tachtigers. Baders hartewens van Albert Verwey wordt begeleid door een fantastisch filmpje van een man die de deur uitgaat om naar zijn werk te gaan maar zich bedenkt, zich uit zijn kleren wurmt en in het water duikt. Dan Herman Gorter: zijn gedicht over een dromerige arme jongen wordt treffend omgeven door wolken en wit licht. Sterren van Helène Swarth gaat zowaar niet over de hemellichamen, maar wordt geïllustreerd door een eenzame vrouw op een roltrap in wie we Nelleke Noordervliet herkennen. In Avond van Willem Kloos zien we een man, gespeeld door Jack Wouterse, die zich niet kan overgeven aan de avondrust.

Het doodsgedicht van J. L. Leopold wordt begeleid door kooltjes en Slaapwandelen van P.C. Boutens wordt fraai weergegeven door een man die vanachter de ramen in de donkere tuin een slaapwandelaarster voorbij ziet gaan tot hij door zijn vrouw naar bed wordt teruggevoerd.

De moderne Paul van Ostaijen krijgt twee gedichten toegemeten. Marc groet ’s morgens de dingen met een vader, gespeeld door Burt Rutteman, die dromerig het ontbijt maakt voor zijn kinderen en Melopee waarin hij een automobilist in de regen speelt.
Slauerhoff vertelt in Bruiloftslied over een ouder stel waarvan de man zo tevreden met zijn vrouw dat een scheepsreis niet meer nodig is. De idioot in bad van M. Vasalis zit natuurlijk in bad en wordt hardhandig afgedroogd door een verpleegster, Het meisje en de trom van Gerrit Achterberg doet denken aan Die Blechtrommel. Indrukwekkend is het slachthuis waarin gefilmd wordt terwijl Nasr De slachtlammeren leest, net als de natte gele bloemen die Er is niets zo zoet als ’s avonds onder de bloemen te zijn van Hans Lodeizen verbeelden. Na het grappige filmpje van een man in een bushokje in er is een grote norse neger volgt tenslotte Ik schrijf je neer van Hugo Claus waarin een man in de persoon van Tommy Wieringa druk op zijn schrijfmachine tikt terwijl zijn geliefde om hem heen draalt en het huis tenslotte achter hem instort.  

Af en toe blikt de declamerende dichter ook van een afstandje op het tafereeltje toe. Hij zag dat het goed was.

Hier de clips van de gedichten uit de bundel op YouTube.  

donderdag 20 oktober 2016

Stefan Hertmans over De bekeerlinge, VPRO Boeken, 16 oktober 2016


Boek over elfde eeuwse jonkvrouw als een fresco dat nader ingevuld moet worden

Na zijn veelgeprezen roman Oorlog en terpentijn (2013) waarin Stefan Hertmans zijn grootvader in zijn tijd portretteerde, heeft hij inmiddels een nieuwe persoon gekoppeld aan de tijd waarin ze leefde. Deze nieuwe persoon had zelfs geen naam. Zij was een christelijke jonkvrouw uit de elfde eeuw die verliefd werd op een joodse schooljongen en daardoor in grote moeilijkheden belandde. Hun ontmoeting speelde zich af in Rouen, zo heeft Hertmans uitgedokterd. Het verhaal werd steeds spannender, vond hij. Het tijdsbeeld dat Hertmans onderzocht heeft veel overeenkomsten met onze huidige tijd.

Jeroen van Kan begint over het moment waarop Hertmans aan zijn onderwerp kwam.
Dat had te maken met een kopie van een oud krantenartikel dat Hertmans kreeg van een man uit het dorp Monieux in Zuid Frankrijk waar Hertmans zijn zomers doorbrengt. Het leidde tot de intrigerende geschiedenis van De bekeerlinge, dat zich afspeelt aan de vooravond van de kruistochten. Het meisje, zo las hij, bekeerde zich tot het jodendom en leefde met de jongen in het relatief veilige Monieux, op honderd vijftig meter van zijn eigen huis. De schat waarvan sprake is moet het restant zijn van een legende over de synagoge in het dorp waar het verliefde stel naar toe vluchtte uit angst voor christelijke ridders. Hertmans vertelt dat hij in Londen een document vond dat in het midden van de roman is opgenomen. Het was een briefje dat zij tijdens haar vlucht met zich mee voerde en dat later in de synagoge van Cairo gevonden werd. Hij raakte het zonder toestemming aan om dicht bij haar te komen.

Van Kan benadrukt dat het boek ook een ode aan de verbeelding is.
Hertmans noemt het een oefening in empathie. Hij begreep dat ze vanwege een pogrom, waarbij ze haar man en twee van haar kinderen kwijtraakte, de Middellandse Zee over vluchtte en in Alexandrië terecht kwam. Moslims in Cairo namen haar op. Hertmans, die haar achterna reisde, las dat het kruisvaarders werd afgeraden via Syrië naar Jeruzalem te reizen. Er was in die tijd veel verkeer tussen Oost en West.

Van Kan brengt de raakvlakken met de huidige tijd ter sprake. De heilige oorlog die nu door extreme moslims gevoerd wordt, de vluchtelingen die hun heil in Europa zoeken.
Hertmans herinnerde zich dat Bush tijdens de inval in Irak refereerde aan de kruisvaarders en dat IS die terminologie heeft overgenomen. Hij denkt dat hij in debatten over vluchtelingen zal terechtkomen en heeft dat er wel voor over, al is de roman meer dan dat. Het volgen van het leven van de vrouw was vooral een oefening in empathie omdat ze het zo zwaar had na haar vlucht uit Frankrijk. Met een kind aan de borst maakte ze een overlevingstocht. Er is nog een tweede document waaruit is op te maken dat ze waarschijnlijk in Monieux op de brandstapel kwam, maar daar weer vanaf werd gehaald. Hertmans is vooral geboeid door mensen in de plooien van de geschiedenis. De verscheurde vrouw weet zelfs niet tot welke God te bidden.

De vraag van Van Kan waarom hij juist deze vrouw portretteerde, leek me nogal voor de hand liggend.
Hertmans noemt de nabijheid van haar in het dorp. Door haar kon hij een beeld van de tijd schetsen zoals hij ook in Oorlog en terpentijn deed.

Van Kan merkt op dat hij in tegenstelling tot het verhaal over zijn grootvader nu maar enkele snippers tot zijn beschikking had. Hoeveel vrijheid had hij om de vrouw uit het niets te scheppen?
Hertmans zegt dat hij na zijn documentatie zijn literaire verbeelding liet spreken. Non fictie en fictie wisselen elkaar in de roman af. Hij maakt een vergelijking met Emmanuel le Roy Ladurie die Montaillou schreef over de kataren in het Zuid Franse bergdorp. Zijn roman is te vergelijken met een fresco dat nog half zichtbaar is en dat hij invult met de meest waarschijnlijke beelden.

Hier mijn bespreking van Oorlog en terpentijn.