Ambitieuze schrijver en door de wol geverfde rechercheur
strijden om het geluk
Robbert Welagen (Dordrecht, 1981) schrijft al zo’n tien jaar.
Zijn zevende roman Nachtwandeling
gaat over de fictieve schrijver Jacob van Herwijnen die de Libris
literatuurprijs wint maar daarna in de Amstel verdrinkt. Inspecteur Mudde buigt
zich over de zaak en komt veel te weten over het literaire wereldje.
Carolina Lo Galbo roemt het idee om een schrijver als
uitgangspunt te nemen en vraagt hoe Welagen daar zo op gekomen is.
Welagen zegt dat hij op het idee kwam toen hij zelf
genomineerd werd voor zijn roman Het
verdwijnen van Robbert (2013). De setting in het Amstel Hotel met
schrijvers, uitgevers en andere belangstellenden bood een mooie gelegenheid
voor een satire over de literaire wereld. De moordzaak kwam daar pas later bij.
Lo Galbo vraagt waarom hij er een politieroman van gemaakt
heeft.
Welagen antwoordt dat hij van het genre houdt. Hij keek
vroeger thuis al met zijn ouders naar bepaalde detective series die niet
voortgedreven werden door adrenaline maar waarin het landschap een rol speelde
en gewone mensen misdaden begingen.
Lo Galbo merkt op dat in die romans spanning vaak met een
truc wordt opgebouwd.
Welagen verwoordt dit standpunt ook in zijn boek aan de hand
van een uitspraak van een schrijver die door Mudde verhoord wordt, maar is het
daar zelf niet mee eens. Hij meent dat het literaire genre en de detective naast
elkaar kunnen bestaan. De detective is meer dichtgetimmerd met een uitgedacht
plot en een duidelijk kader waar men mee kan spelen, terwijl in de literaire
roman de mogelijkheden onbegrensd zijn. In zijn eerste drie romans was de sfeer
dromerig en verstild, pas in de vijfde roman Het verdwijnen van Robbert, een alternatieve geschiedenis van zijn
eigen leven, kon hij zijn zelfcensuur
loslaten en zonder taboes schrijven wat hij wilde.
Lo Galbo vraagt of Nachtwandeling
een vervolg is van Het verdwijnen van
Robbert.
Welagen ontkent dit, hoewel het eerste boek ook een
detective element kende en beide boeken over een schrijver gaan. Dit keer gaat
het echter over iemand van wie de identiteit samenvalt met zijn schrijverschap.
Welagen vindt het verleidelijk dat zelf ook te gaan doen, maar doorziet de
valkuil waarin men dan stapt. De inspecteur die, anders dan Van Herwijnen, door
schade en schande wijs is geworden, kan zijn vak reliativeren en heeft thuis in
de buurt van ’t Twiske nog een ander leven.
Op de vraag van Lo Galbo op wie hij zelf het meest lijkt,
antwoordt Welagen dat hij beiden in zich heeft. Hij kijkt als schrijver met de
nodige zelfspot naar zichzelf. Hij is wel benieuwd of hij zich tot een
ambitieus schrijver zal ontwikkelen dan wel dit idee los zal kunnen laten, maar
gaat mee met de mening van Lo Galbo dat het ook alle twee kan. Toen hij
achttien jaar oud was, hoorde hij van een meisje dat hij veel
relativeringsvermogen had, dus snel zal hij niet in een tunnelvisie terechtkomen.
Lo Galbo merkt op dat Mudde graag wil weten waarom
schrijvers prijzen willen winnen.
Welagen zegt dat schrijvers in dat opzicht vrienden en
vijanden van elkaar zijn en niet eens zo verschillen met andere beroepsgroepen.
Het was fijn om zijn eigen biotoop te beschrijven en had daar veel plezier in.
Lo Galbo merkt op dat Mudde heel wat gelukkiger is dan de
schrijver.
Welalgen betwijfelt of een grote ambitie inderdaad wel zo
gelukkig maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten