Nieuwgeboren dichter valt terug op zin eigen stem
Joost Baars (1975) woont in
Amsterdam, werkt bij Perdu en is onlangs gedebuteerd met de gedichtenbundel Binnenplaats. Jeroen van Kan ondervraagt
hem daarover, terwijl er op het eind spontaan een boek uit de stelling valt.
Van Kan weet dat Baars al veel langer poëzie schrijft en
vraagt of de incubatietijd voor een bundel lang was.
Baars antwoordt dat hij zijn oude gedichten zes jaar geleden
heeft weggegooid en opnieuw begonnen is. Hij vond dat hij teveel goede poëzie
probeerde te schrijven die daarom juist niet goed was. Vier jaar geleden begon
hij aan deze bundel die uit vier delen bestaat en gedurfder is.
Van Kan wil weten hoe Baars tot het inzicht kwam dat zijn
oude poëzie niet goed was.
Baars weet dat niet en antwoordt dat hij wellicht te angstig
was of te aardig gevonden wilde worden om de sprong in het diepe te wagen en te
schrijven wat misschien niet gelezen wil worden.
Van Kan vraagt of de sectie met vertalingen van de Engelse
dichter Gerard Manley Hopkins geen anomalie binnen het geheel is.
Baars antwoordt dat dit wel vaker gebeurt. Hopkins werkte in
zijn gedichten het verlies van God helemaal door. Datzelfde verlies zit door zijn
eigen bundel heen. Hij baseert zich daarbij ook op de joodse filosoof Levinas
die stelde dat de Ander betekenis geeft aan het ik. Anders gezegd kijkt het ik
door de ogen van de Ander.
Van Kan wijst op het eerste gedicht De kosmologie van het tapijt dat net als het laatste los staat van
de rest. Hij vraagt, nadat Baars dit gedicht heeft voorgelezen, naar de
achtergrond ervan.
Baars vertelt dat het
over een vrouw gaat die een hartaanval gekregen heeft en dat dit als een rode
draad door de bundel loopt. Hij wilde beginnen vanuit een totaal nulpunt en dat
vervolgens onderzoeken.
Van Kan vraagt of hij getwijfeld heeft om zoiets
particuliers als de hartaanval van zijn vrouw in de bundel op te nemen.
Baars heeft dat niet. Hij zegt erbij dat hij niet zou weten
waarover hij moest schrijven als hij dit niet kon beschrijven. Het gaat niet
alleen over de dood maar ook over de taal en over de zingeving van de wereld om
ons heen. Hij schreef dit gedicht nadat hij al met de bundel bezig was.
Van Kan vraagt of de oude Baars zoiets geschreven kon
hebben.
Baars zegt dat zijn oude ik minder geneigd was om zijn privé
wereld in zijn poëzie toe te laten, maar dit misschien toch wel geschreven had.
Waar het hem tegenwoordig om gaat is eerlijk zijn, niet in de betekenis die
daar in de rechtszaal aan gegeven wordt, maar in de zin van het getuigen van de
eigen ervaring. Dat kan ook gaan over een boek dat uit de kast valt. De dichter
dient alles te geven wat hij in zich heeft. Hij heeft een hekel aan beschouwend
werk waarin de werkelijkheid geduid wordt en valt liever terug op zijn eigen
stem.
Hier meer over Binnenplaats op de site van Joost Baars.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten