Biografie over een gepromoveerd als getraumatiseerd
schrijver
Schrijver en dichter Graa Boomsma (1953) schreef onder de
titel Leven op de rand een biografie
over de schrijver A. Alberts die geboren werd in Haarlem in augustus 1911 en in
december 1995 in Amsterdam stierf. Alberts was koloniaal ambtenaar in
Nederlands Indië en zat gevangen in een Jappenkamp. Het oorlogstrauma dat hij
daardoor opliep, loopt als een rode draad door zijn leven en tekent zijn werk,
waarvoor hij in 1995 de P. C. Hooftprijs kreeg.
Jeroen van Kan noemt Alberts een man van weinig woorden,
iemand die dunne boeken schreef waarin hij veel vertelde.
Boomsma beaamt dat tussen de regels door veel te begrijpen
valt. De korte zinnen van Alberts zeggen meer dan er staat. Er zat veel werk
aan zijn verhalen en romans, waarin hij zich een effectief en veelzeggend
schrijver toonde.
Van Kan begint over zijn roman De vergaderzaal dat in 1954 voor vier vijfde deel voltooid was,
maar pas in 1974 werd gepubliceerd. Het verhaal gaat over een man, Dalem, die
niet goed weet wat tijdens een vergadering van hem wordt verwacht.
Boomsma betwist dat Alberts met een writersblock te maken
had gehad, zoals dat door de uitgever bij de presentatie werd voorgesteld. De
gebroken man die eind jaren veertig uit Indië naar Nederland terug kwam,
probeerde in De Groene Amsterdammer uit te leggen hoe de vork in de oude
kolonie in de steel stak. Hij was een van de scherpste criticasters van de
toenmalige Nederlandse politiek. Zelf hing hij met zijn duidelijke politieke
stellingname tussen wal en schip, zegt Boomsma.
Van Kan refereert aan het trauma dat Alberts in Indië
meemaakte.
Boomsma legt een relatie tussen de traumatische ervaringen
en het afmaken van De vergaderzaal.
Alberts was zowel gepromoveerd als getraumatiseerd. Die gespletenheid komt voor
in de roman. Vandaar de worsteling om die tot een eind te brengen. Boomsma
vertelt dat de naam van de hoofdpersoon Dalem verwijst naar het privévertrek in
het paleis van de vorst met daarachter de vergaderzaal. Alberts voelde zich
zowel ambtenaar als privépersoon. Dat liep door elkaar heen. Eind veertig viel
hij geestelijk uiteen omdat hij het trauma niet kon beheersen.
Van Kan zegt dat in alle verhalen de rol van de
buitenstaander gekozen wordt.
Boomsma antwoordt dat de lezer er zelf achter moet komen wat
de observator drijft. De kern van zijn werk bestaat uit de vraag wie de
afwezige persoon is. Zelf reikte Alberts verschillende mogelijkheden aan. Voor
een biograaf is het moeilijk de waarheid te achterhalen. In het
televisieprogramma De schrijvers uit
1981 zegt Alberts tegen Hella Haasse en Harry Mulisch dat hij altijd eerst de
eindzin moest weten als hij aan een roman begon. Boosma betwijfelde of dat echt
altijd zo was. In het geval van De
vergaderzaal doen alle vergaderaars op het eind een stap terug als Dalem
zich na lange tijd weer in hun midden voegt. Dat zegt iets over het isolement
waarin de hoofdpersoon verkeerde. Zelf nam Alberts ontslag bij De Groene om
weer als ambtenaar aan de slag te gaan. Dit omdat hij zijn pensioen als
koloniaal ambtenaar was kwijtgeraakt. In zijn woonplaats werd hij wel de sfinx
van Blaricum genoemd. Af en toe bezocht hij het café om de ellende weg te
drinken.
Van Kan zegt dat het werk van Alberts door diens
bescheidenheid werd besmet.
Boomsma antwoord dat hij gewaardeerd werd in het literaire
circuit. Arjen Fortuin noemde hem onlangs in de NRC een van de grootste
naoorlogse schrijvers van ons land, maar toch heeft hij meer waardering verdiend.
Boomsma vindt de roman De bomen (1953)
of de novelle De vrouw met de parasol
(1991) prachtig. Hij betwijfelt of de schrijver, naar het idee van zijn vrouw, zich
beter Bert Alberts had kunnen noemen, want de afstandelijkheid past hem wel.
Zelf wilde hij niet meer op televisie. Hij verkoos de luwte in Blaricum.
Hier
het artikel van Arjen Fortuin met de titel Het
mooiste raadsel van de Nederlandse literatuur (NRC, 16 februari 2017).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten