Van kwaad tot erger in spel zonder grenzen
De prachtige roman Dinsdag (2012) van Elvis Peeters
deed me uitzien naar Wij dat eerder het licht zag. Wij begint met
een onschuldig stukje over een jonge Thomas die gefascineerd is door ijspegels.
Zijn moeder nam een foto van hem waarop hij huilde omdat een pegel, die hij in
zijn mond gestopt had, aan zijn bloedende lip plakte. Hij stopte er een in de
vriezer. Zijn moeder gooide die nooit weg. ‘Om het jaar, wanneer ze de
diepvriezer schoonmaakte, stak ze hem toch weer terug tussen de porties vlees
en soep. De herinnering aan de dag waarop haar zoon huilde en gelukkig was van
verwondering.’
Die ijspegel speelt een belangrijke rol in Wij.
Thomas doorboort daarmee later de schede van Femke, een van de meisjes uit het
vriendenclubje. Haar dood vormt het einde van de toch al gewelddadige
speelsheid van acht pubers die samen optrekken, en leidt van kwaad tot erger.
Het begint ermee dat de meisjes Femke, Liesl, halfbloed Ena
en Ruth voor de lol vanaf een viaduct hun rokken optillen en automobilisten
uitzicht geven op hun kutten en daarmee ongelukken veroorzaken. ‘We wuifden
naar auto’s en tilden onze rokken op.’ De jongens filmen de botsingen die
vervolgens ontstaat en in de schuur waar ze samenkomen, bekijken ze die met
veel plezier.
Wij komt voort uit een individualisme dat hen verbond. ‘Wij
vormden een clubje van gelijkgezinden, van vrienden, daarover spraken we ons
niet uit, van kameraden in ieder geval, misschien waren we allemaal eenlingen
en was het juist dat individualisme dat ons collectief verbond, om het zo te
zeggen.’ Aldus de ik-figuur die filosofisch is aangelegd en met Femke vrijt
zonder dat hij veel gevoelens voor haar heeft. De groep leeft zich met elkaar
uit in seksspelletjes. Het lichaam van de ander is het meest tastbaar. De
ouders en andere volwassenen komen er ongenadig van af. De groep moet niets
hebben van het banale burgerlijke leven.
De jongens waaronder ook Karl, Jens en Thomas willen meer.
Hun verveling vraagt om een nieuwe uitdaging. Ze worden pooiers van de meisjes
die seksdiensten leveren en zoeken als loverboys in disco The Pyramid naar
potentiële werkneemsters. Sarah en Loesje zijn hun slachtoffers. Ze huren zelfs
een appartement boven een winkelpand vanwaar ze hun diensten kunnen coördineren
en uitvoeren. Ze hebben het idee dat zij de zaak in handen hebben, maar de
meisjes laten zich ook niet onbetuigd. Ze laten een paar wegwerkers over hen
heen gaan, terwijl ze het zwarte geld in hun vuisten klemmen.
De hoofdstukken worden vanuit verschillende groepsleden
beschreven maar toch vooral vanuit de ik, die, anders dan Karl die erg geïnteresseerd
is in motoren en Jens, die alles van boekhouden weet, veel filosofische boeken
leest en wel eens een monoloog interieur houdt tussen de meer actieve passages.
Thomas is een zakenman in de dop. Later neemt hij het seksbedrijfje van de
anderen over.
Het expliciete taalgebruik, waar op de omslag voor wordt gewaarschuwd, is niet storend of gekunsteld. De
scènes zijn rauw en dreigend als in de film Strawdogs. De volkse
dialogen zijn kort en krachtig. De verteller uit in one-liners als: ‘Iedereen
heeft wel een reden. De tijd doet zijn ding.’
Wij kan begrepen worden als een waarschuwing dat
teveel permissie leidt tot verveling, onverschilligheid en uiteindelijk tot
fascisme. Tijdens het lezen zag ik weer de fascist voor me die in Novecento een
kat doodsloeg, alleen om de lol daarvan. In Wij wordt op een heldere
manier inzichtelijk gemaakt hoe een groep jongeren steeds hardvochtiger wordt
en naar een amorele toestand afglijdt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten