De artistieke gedrevenheid van een huishoudster
In een rustige provinciale sfeer wordt het leven ontvouwd
van de Franse Séraphine Louis en wel in drie tijdvakken. De film begint aan de
vooravond van de Eerste Wereldoorlog in 1914 in Senlis waar Séraphine (een
mooie rol van Yolande Moreau) werkster is bij de bitserige mevrouw Duphot.
Séraphine woont bij de nonnen, is vroom en houdt ervan in de natuur te zijn en
haar impressies weer te geven op een plaat hout, want geld heeft ze niet. Ze
steelt kaarsvet van een altaar in de kerk en verzamelt planten om daarmee in
een vijzel kleurstoffen te maken.
Al gauw krijgt Duphot een nieuwe huurder, Wilhelm Uhle, een
Duitse kunstkenner, die lak heeft aan de oorlog. Zus Anne-Marie helpt hem om
zijn bagage uit te laden en vertrekt daarna naar Parijs. Als Séraphine zijn
kamer schoonmaakt ziet ze een tekening van Picasso. Als de man thee bestelt,
brengt ze hem haar eigen gebrouwen wijn, maar hij wil toch liever thee.
Mevrouw Duphot heeft inmiddels gehoord dat Séraphine
schildert en bekijkt haar werk, maar vindt het maar niets. De appels lijken
nergens op. Ze nodigt Uhle uit voor een avondje met haar vrienden en
vriendinnen over kunst, maar hij verveelt zich daarbij. Als hij echter de
appels van Séraphine ziet, is hij zeer enthousiast. Hij toont haar werk aan een
handelaar en vertelt Séraphine dat die interesse heeft en dat Séraphine dus
hard aan het schilderen moet, maar Séraphine hoort dat niet en blijft schrobben
en poetsen. De eerste deel eindigt met het vertrek van Uhle naar Zwitserland
voor de komst van de Duitsers die inwoners van Senlis fusilleren. Als hij weg
is, gaat Séraphine verwoed aan het schilderen. De benodigdheden steelt ze ’s
nachts uit de dorpswinkel.
In het tweede deel, Chantilly 1927, krijgt Uhle bezoek van
een dagbladjournalist die hem interviewt over de moderne primitieven, zoals
Henri Rousseau, die in het Louvre hangt. Uhle is naar Frankrijk gekomen omdat
hij zijn collectie terug wil. Samen met Anne-Marie heeft hij de jonge
getalenteerde maar zieke schilder Helmut onder zijn hoede. Anne-Marie wijst op
een artikel in de krant over een expositie in Senlis. Uhle heeft nooit meer
contact gehad met Séraphine en gaat ernaartoe. Hij ziet daar inderdaad werk van
Séraphine, belt bij haar aan en nodigt haar uit in Chantilly langs te komen. De
bediening van Uhle vindt Séraphine maar een raar mens. Ze praat met bomen. Uhle
geeft haar een ruime toelage waarmee ze grote kamers bij mevrouw Duphot kan
huren. Samen met het dienstmeisje Minouche plundert ze, tot verbazing van de
winkelier die weet dat ze nooit veel geld had, de dorpswinkel. Inmiddels is ook
de locale pers over haar werk te spreken. Mevrouw bekijkt haar doeken en vraagt
of ze ooit verliefd is geweest. Dat is ze, op Cyrille, een officier, aan wie ze
denkt als ze schildert. Inmiddels kent ze geen grenzen meer. Ze wil een eigen
kasteel en koopt dure jurken voor haar en Minouche. Het is echter de tijd van
de beurskrach en Uhle kan dat allemaal niet betalen. Een expositie moet worden
uitgesteld. Séraphine gaat vervolgens nog harder aan de slag en slaat door. Als
ze in een bruidsjurk allerlei dure voorwerpen uitdeelt in Senlis wordt ze
opgepakt door de politie en bij de nonnen ondergebracht in een opvanghuis.
Als Uhle langs komt zit ze huilend in de isoleercel.
Het laatste deel speelt zich af in het gesticht van Clermont
in 1935. De behandelende arts raadt Uhle aan niet met haar te praten. Als hij
iets voor haar wil doen, kan hij een privé-ruimte voor haar bekostigen. We zien
dat Séraphine vandaar het park in loopt en onder een boom gaat zitten.
Een mooi poëtisch einde. Helaas zit er veel donker in de
film die prettig langzaam uitgespeeld wordt. De aftiteling meldt dat Séraphine
in 1942 overleed, dat ze bekend werd onder de naam Séraphine van Senlis en dat
haar intense en esthetisch prachtige werk, zoals op de poster afgebeeld, drie jaar later werd
geëxposeerd.
Hier
de trailer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten