De oplichter en de messias. Een diepgravend gesprek over
allerlei lagen.
Arnon Grunberg kondigt Micha Wertheim (zie foto) aan als een genie. Na
de sessie met Peter Vandermeersch weet hij dat de antwoorden steeds langer
worden, zodat hij op een gegeven moment kan wegsluipen en het overlaten aan
zijn gast.
Grunberg begint over het zakje kruiden dat Wertheim hem
toestuurde na het lezen van Blauwe Maandagen. Wat bezielde je? Wertheim wilde
Grunberg een hart onder de riem steken. Na de kritiek in de Volkskrant over
veel herhalende zinnen kon Grunberg wel een pan soep gebruiken.
Wertheim studeerde in Maastricht en zag dat Grunberg, die
daar signeerde voor hem alleen, op het Vrijthof een grote fooi gaf aan een
straatmuzikant. Wertheim heeft het op het toneel over een jodenfooi. Hij is
altijd bang dat hij te weinig geeft en voelt zich daarom opgelaten met klussers
in zijn huis.
Grunberg dacht dat Wertheim wetenschapper zou worden. In
zijn eerste programma Micha Wertheim voor beginners zei de cabaretier dat hij
het arrogant vond dat er in 2004 ook anderen meededen aan het Leids Cabaret
Festival. Wertheim weerspreekt dat. Niemand kende hem. Men vond hem elitair en
hij wilde dat onderzoeken. Maak dan een grap, zeiden de toeschouwers, maar ze
hadden niet door dat dat de grap was. Wertheim houdt van het uitventen van zijn
onsympathieke kant. Het is als het uitleggen van een goocheltruc.
Ongemakkelijkheid leidt eerder tot contact dan overeenstemming. Wertheim vertelt,
net zoals hij een maand later in Zomergasten zal doen, over het
Amerikaanse zomerkamp waarin hij goochelleraar was. Elke kunstenaar is volgens
hem een oplichter. Een roman toont een illusie. In een televisiefragment opent Micha
Wertheim voor gevorderden met een disconummer. Wertheim gaat daarmee door
tot het niet meer leuk is. Hij vertelt hoe het nummer tot stand kwam. Tijdens
de try-out bedacht hij dat hij uit een koelkast zou komen.
Grunberg citeert een interview met Coen Verbraak in VN
waarin Wertheim zegt dat hij geen volle zalen hoeft te trekken. Wertheim denkt
daar inmiddels anders over. Hij wil zichzelf verrassen door het programma te
veranderen. Grunberg vraagt wat hij onderzoekt in zelfoverschatting. Wertheim
voelt de druk dat het interview moet uitmonden in een monoloog en antwoordt dat
het gaat om onzekerheid, zijn ongemakkelijkheid in een groep.
Hij vertelt over zijn jeugd in Maarn, iets dat hij in Zomergasten
zal herhalen: hun gezin was het enige joodse in het dorp Moeder las wel eens een
stukje voor van Ischa Meijer. Hij was een lotgenoot.
Grunberg neemt Wertheims Lira-lezing Satire in het
tijdperk van de mechanische reproduceerbaarheid erbij en leest eruit voor.
Kunst moet ontregelen, zegt Wertheim. Hij houdt niet van het messianistische.
Dat is vervelend om naar te kijken. Dan moet je de politiek in gaan. In het
televisiefragment uit Micha Wertheim voor de grap over zijn afkeer van
gehandicapten is sprake van ontregeling. Grunberg begrijpt het onderscheid
tussen stichtelijke en niet-stichtelijke kunst, maar dit fragment gaat over een
incident in Roermond, waarbij de show werd afgebroken. Wertheim verweert zich
door op te merken dat Grunberg het ook niet op zijn dak krijgt als hij Tirza
slecht laat aflopen. De showversie kwam niet overeen met wat er in Roermond
gebeurde.
Er ontwikkelt zich een gesprek over verschillende lagen, dat
nauwelijks te volgen, laat staan uit te leggen is. Wertheim wil niet dat zijn
theorie over satire de voorstelling in de weg zit. Filosofen kunnen beter kunstenaars
worden, want ze stuiten onherroepelijk op de grenzen van hun denken. Cabaret
geeft meer plezier.
Volgens Grunberg is er niet zo gemakkelijk de grens af te
bakenen tussen spel en werkelijkheid. Het is te gemakkelijk te zeggen dat het
je alleen om de lach gaat. Wertheim bestrijdt dat het om de lach gaat, eerder
om het subversieve. De voorstelling bevat een verhaal met een begin, een
middenstuk en een eind. Cabaret is een medium op het randje. Het is een
uitdaging het te laten lukken. We zien een fragment waarin Wertheim vertelt
over een borst op een poster, waarop hij een knobbeltje ontdekte. Grunberg
vindt dat boeiend vanwege de ziekte waaraan Wertheim leed. Wertheim hoorde
David Grossman in De Balie dat de zoon, die hij beschreef en die omgekomen was
in de oorlog, niet zin zoon was, om het verschil aan te geven tussen fictie en
werkelijkheid.
Grunberg zegt dat er weinig seks in zijn shows zit, wel
ontlasting. Hij citeert een vraaggesprek met Arjan Visser in VN. Wertheim zegt
dat hij in interviews niet zijn doopceel licht. Hij wil niet dat men uit
medelijden naar zijn voorstellingen komt. Persoonlijke zaken bewaart hij liever
voor zijn shows. Grunberg citeert uit de VPRO-gids van 1994 over een uitspraak
van Wertheim dat joden mensen zijn die de deur niet dichtdoen als ze naar de wc
gaan. Zijn moeder hield de deur open om haar jonge kinderen in de gaten te
kunnen houden.
Wertheim wil voorkomen dat zijn voorstelling een lezing
wordt. Als filosofisch schrijver geeft hij zijn mening, maar op het toneel is
hij een oplichter, die niet wil dat de toeschouwers zijn trucje doorhebben.
Tijd voor vragen uit de zaal: Jan Koek is een Vlaming en
daarom (schijnbaar) onschuldig. Hij wil weten op welke politieke partij
Wertheim stemt. Wertheim zegt dat hij op een partij stemt die om hem draait en
daarom zit het niet in de politiek. Hij snapt ook niets van de schuldencrisis
bijvoorbeeld.
Philip vraagt over stichtelijk theater, bijvoorbeeld over de
pgb’s die worden afgeschaft. Men moet zich hierover toch opwinden. Wertheim
kent de cijfers niet, maakt liever een grap als uitweg. Hij kan moeilijk
grappen maken over zaken die duidelijk zijn zoals over Wilders.
Anita Frank vraagt hoe ernstig ze het voorgaande gesprek
moet nemen. Wertheim zegt dat Grunberg eerst met hem uit eten wilde, dat hij
aanvankelijk zijn bezwaren had, maar dat hij instemde omdat zoiets traditie
was. De vraag naar echtheid kun je over ieder gesprek stellen. Grunberg voegt
er aan toe dat het afhangt van je definitie van echtheid. Hij kent Wertheim
helemaal niet zo goed. Wertheim vindt dat een gesprek minder echt is als mensen
meeluisteren.
Ed denkt dat oplichterij vooral voorkomt bij kunstvormen
waarin het woord centraal staat. Wertheim stelt dat ook een schilderij niet
klopt, of een foto of een film. Hij haalt Howard Jacobson aan die zei dat God
de wereld heeft gemaakt en dat iedereen die er iets aan toevoegt een oplichter
is. Een kunstwerk vertelt geen coherent verhaal. Als je dat pretendeert ben je
een oplichter. Ed brengt daar tegen in dat muziek toch niet oplicht? Wertheim
zegt dat niemand meer als Schubert componeert. Men probeert steeds iets nieuws.
Per definitie schiet men mis, zegt hij hoewel hij toch wat onzeker wordt.
Een heer vraagt tenslotte naar het verschil tussen het
messianistische en oplichterij. Liggen die niet dicht bij elkaar. Vindt de
oplichter zichzelf geen messias? Wertheim antwoordt dat we wachten op de
messias die nooit komt en als hij wel komt niet de ware blijkt te zijn.
Grunberg vindt dat een mooi eind.
Hier Micha Wertheim in VPRO-Zomergasten, 29 juli 2012.
Hier Micha Wertheim in VPRO-Zomergasten, 29 juli 2012.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten