Tempelschender door het leven gestraft
Het is een genot om een boeiend verhaal voorgeschoteld te krijgen van een andere wereld, in dit geval
de Ottomaanse cultuur, die zich uitstrekte tot ver in Azië. De Schotse graaf
Thomas Elgin reist met zijn vrouw en enkele medewerkers naar Constantinopel om
daar een buitenlandse post te bekleden. Historische en persoonlijke
gebeurtenissen wisselen elkaar af. Het is de tijd van Napoleon, die tijdens een
zeeslag een nederlaag wordt toegebracht door Nelson. De Engelsman wordt in het boek als een
oude kreupele circusbeer voorgesteld.
Het verhaal begint met een proloog: In 1771 verliest Elgin
in korte tijd zowel zijn vader als zijn broer, beiden aan een andere ziekte,
zijn broer aan kroep. Zijn oom zegt dat hij nu graaf is en dat het lot van de
familie op hem rust.
Koning George de Derde vraagt hem in 1798 op een bal in
Weymouth om een buitenlandse post in Constantinopel, het latere Istanbul, op zich
te nemen, maar vindt dat hij daar wel getrouwd naar toe moet gaan. Elgin laat
een oogje vallen op de twaalf jaar jongere Mary Nisbet, die een rijke vader
heeft. Hij weet haar te verleiden met hem te trouwen en mee te gaan naar
Constantinopel. Elgin krijgt van het verzoek om de bouwmeester van zijn
landhuis om wat oude Griekse beelden te kopiëren. Op zee is Mary misselijk en
zwanger. Elgin heeft zijn pruik afgezet omdat die vies ging ruiken. Tijdens een
tussenstop in Palermo vindt hij een geschikte kunstkenner, Lusieri, die belast
wordt met de graafwerkzaamheden op de Akropolis.
Langzaamaan schuift de grens van wat toelaatbaar is op. Het
begint met het stelen van marmeren stoelen bij Troje. Volgens Elgin zijn die
beter op hun plaats in Engeland dan dat ze door de locale bevolking gebruikt
werden als heiligdommen. Op bezoek bij de sultan in Topkapi-paleis vraagt hij
om een vergunning voor opgravingen op de Akropolis en hij krijgt meer dan
waarom hij gevraagd heeft, waarnaar zijn medewerkers druk aan het graven en
hakken gaan. Als de ouders van de zwangere Mary op bezoek komen, vraagt zijn
schoonvader hem om enkele originelen mee te nemen.
Gemakkelijk is het leven van Elgin niet. Zijn vrouw Mary
raakt verzwakt door veel moeilijke bevallingen en wil weer naar Schotland. Zijn
neuspunt wordt weggehaald vanwege een infectie, waarna hij een masker moet
dragen. Een schip met marmer vergaat bij Kythera. Op de terugweg over land naar
Engeland zitten ze vast in Pau vanwege de oorlog tussen Frankrijk en Engeland
en tot overmaat van ramp wordt Elgin ook nog eens vastgezet in Lourdes. Elgin
gaat niet in op het voorstel van de Fransen hem vrij te laten in ruil voor de
kunstschatten die per schip naar Londen gaan. Mary verkast naar Parijs en
krijgt daar een relatie met Ferguson, een andere Engelsman. Als Elgin vrij komt
is hun verhouding verslechterd. Mary voelde zich bij Elgin net een broedkip. Elgin
dreigt met een scheiding in de hoop dat hij dan ook de erfenis van Mary krijgt,
maar zover komt het niet. Het boek eindigt wat vaag met een wandeling van Elgin
vanuit zijn landhuis in Schotland naar het water. Het is onduidelijk of hij
zich het leven beneemt, maar in ieder geval heeft hij weinig plezier aan het
roven van de kunstschatten beleefd.
Anker schrijft het allemaal heel degelijk, zonder veel opsmuk
op, in korte hoofdstukken met de titel van de plaats en het jaar waar we ons
bevinden. Voor citaten leent het boek zich niet.
Op de omslag is een marmeren paardenhoofd te zien. Aan het
eind wordt gesproken over het paard van de maangodin Selene dat geroofd is en
zich in een binnenplaats in Londen staat te vergaan. ‘Het hoofd toonde
uitputting. Een hemellichaam door de hemel trekken was heel vermoeiend. Het
paard was een vreemd dier. Het had een hoofd, maar geen gezicht. Een gebekt
hoofd.’ Dat had Jan-Willem Anker nog wel wat beter kunnen uitleggen. Het had
wel wat meer in het verhaal verweven mogen worden, maar verder is en blijft het
een fantastisch verhaal in meerdere opzichten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten