Hans Lemmens baseert zijn visie over de verhouding tussen
hooggevoeligheid en autisme op het lichamelijke. Is de mens zijn lichaam of
heeft hij een lichaam? Anders dan in de existentiefilosofie gebruikelijk is
vindt Lemmens dat de mens een lichaam heeft en er niet mee samenvalt. Het
lichaam is het dingachtige waarin de ziel zich als aandacht manifesteert, onder
andere merkbaar door de ogen. De verhouding tussen ziel en lichaam is een
elastische. De ziel kan weg van het lichaam. Het wordt uitgerekt in geval van
stress. In bad, tijdens seks of in beweging keert de ziel terug in het lichaam.Ook bij hooggevoeligen is het elastiek uitgerekt.
Lemmens doet een oefening met éénpuntige of verspreide
aandacht waarbij de zaal moet zeggen wat men het prettigst vindt. Aanleg speelt
hierbij een belangrijke rol. Het brengt hem op een schaal, waarop aan de ene
kant de ziel in het lichaam verankerd is. De persoon beweegt traagt en is niet zo
zintuiglijk. Aan de andere kant is de ziel losser van het lichaam. In het
midden heeft men een goede balans tussen contact met de buitenwereld en bij
zichzelf blijven.
Meer naar de losse kant zien we achtereenvolgens sensitieve
mensen, die gevoelig zijn voor hun omgeving, mensen die zichzelf gemakkelijk
kwijt raken, snel angstig zijn en controle nodig hebben. Extremer wordt het bij
ppd-nos, waarbij men de oriëntatie kwijt is en door het zwakke onderscheid
tussen fantasie en werkelijkheid dwangmatigheid optreedt. Nog verder zien we
Asperger en tenslotte komen we bij het klassieke autisme, waarbij de ziel het
contact met het lichaam heeft verloren. Het zielenleven is er wel, maar
manifesteert zich niet.
Autisme is een extreme vorm van hooggevoeligheid, stelt
Lemmens. Door zich af te sluiten schermt een autist deze hooggevoeligheid af. Hooggevoeligheid en autisme bevinden zich in een grijs gebied waarin
symptomen kunnen wisselen. Veiligheid speelt een belangrijke rol om angst te
reduceren. In onze cultuur wordt het grijze gebied groter. De computer
versterkt deze ontwikkeling.
Lemmens gaat verder in op het grijze gebied. Hij zegt dat de
motoriek van een autist vaak stroef is, omdat de incarnatie van de ziel niet normaal verlopen
is, maar als iemand gemotiveerd is kan die ook weer snel reageren. Lineaire
tijd bestaat niet, het tijdsbesef is onduidelijk, oorzaak-gevolg relaties
worden niet als zodanig beleefd met alle consequenties van dien. Beeldtaal is
belangrijk. Men ziet soms in één blik zien hoe een probleem in elkaar zit. Het
leerproces verloopt van boven naar beneden, eerst wordt de inhoud in de geest
opgeslagen en vervolgens voert het lichaam de instructie uit. In lichtere mate komen deze kenmerken ook voor bij iemand met hooggevoeligheid.
Er ontstaat een discussie over het inlevingsvermogen van
autisten. Volgens Lemmens manifesteert zich dat niet maar is het er wel. Men
sluit zich af omdat men zich juist te veel inleeft. Gedrag en innerlijk hoeven
niet overeen te komen. Dietmar Zöller schreef in Als ik met je praten kon…
(1989) over zijn handicap. Hij bleek superintelligent maar kan dat niet
uiten.
Na de pauze gaat Lemmens in op de vraag hoe je een autist
kan helpen, als je een ontwikkelingsstagnatie wilt voorkomen, want autisme kan
ook zuiver zijn. Allereerst is acceptatie van belang, daarna moet je de
motivatie van de autist gebruiken. Massages, baden, fietsen etc. werken ook
heilzaam.
Tijdens vragen uit de zaal zegt Lemmens dat autisme geen
ziektebeeld is maar een manier van zijn. De verhouding tussen lichaam en ziel
is losser. Het is een cultuuropgave een omkering te maken in de houding
tegenover autisme, onder andere in het onderwijs. Dyslectici bijvoorbeeld kunnen
niet focussen of focussen vanuit verschillende posities, waardoor ze het
woordbeeld niet vatten.
Toch heeft het verhaal mij niet geheel overtuigd. Vooral de stelling dat autisme een extreme vorm van hooggevoeligheid is, lijkt me aanvechtbaar. Het is alsof je appels en peren met elkaar vergelijkt. Wel geeft het een aanzet tot het nader doordenken van deze boeiende materie.
Toch heeft het verhaal mij niet geheel overtuigd. Vooral de stelling dat autisme een extreme vorm van hooggevoeligheid is, lijkt me aanvechtbaar. Het is alsof je appels en peren met elkaar vergelijkt. Wel geeft het een aanzet tot het nader doordenken van deze boeiende materie.
Hans Lemmens (1951) is heilpedagoog en hypnotherapeut in een
antroposofische GGZ-instelling in Alkmaar. Hij schreef Het elastiek tussen
lichaam en ziel (2008) en Hoe mensen lichaam zijn (2010). Hier
in het blog Antroposofie in de pers meer over Het elastiek tussen
lichaam en ziel. Hier
de synopsis.
aangepast 19 oktober 2012 om 13:05 uur.
aangepast 19 oktober 2012 om 13:05 uur.
Of de mens een ziel heeft, weet ik niet. Maar ik vind het slecht om onderscheid te maken tussen individuen die wel of niet een ziel hebben. Wat we dieren aandoen is niet verheffend.
BeantwoordenVerwijderenVage therapieën zijn er al zo lang als autisme bestaat. Ze hebben nog nooit gewerkt, maar wel veel leed veroorzaakt.
Het is niet zo dat Hans Lemmens stelt dat sommige individuen geen ziel hebben. Bij sommige mensen zit de ziel zeg maar vast in het lichaam. Ik heb de tekst die niet zo duidelijk was, aangepast.
VerwijderenMijn AQ ~= 41-45. --> http://www.aspergersyndroom.nl/index.php/doe-de-test.html <--
BeantwoordenVerwijderenIk ben van mening dat het Asperger stuk van het ASS-spectrum veel gemeen heeft met hooggevoeligheid. Het afsluiten ter bescherming tegen overload, al in een vroeg stadium, kan m.i. oorzaak van veel Asperger kenmerken wezen.
Ikzelf ben overgevoelig voor fel licht, chaotisch geluid en veel sociale indrukken.
In emoties ervaar ik onbenoembare "spikes" en kan me niet verschuilen achter benoembare generalisaties.
Ook is er een verschil in Sociale acceptatie van tekenen van overgevoeligheid bij meisjes/vrouwen en jongens/mannen, dat kan een verklaring wezen voor het verschil in % van voorkomen bij de verschillende sexen.