Gevolgen sociaal onrecht feilloos in beeld gebracht
Het is alweer een tijdje geleden dat Pinter in Nederland
werd uitgevoerd, schrijft Hein Janssen vandaag in de Volkskrant. In 2014 zag ik
twee stukken van hem in de Toneelschuur, in mei het stuk Ashes to ashes uit 1996, een paar maanden later gevolgd door Bedrog uit 1987. Dat zijn vroegere werk
minstens zo sterk is, bewijst De huisbewaarder, een vertaling van The caretaker, geschreven in 1960. De
huidige bewerking in de regie van Paul Knieriem en vertaald door Magne van de
Berg leidt tot een weergaloze voorstelling waarin de bedoeling van het podium
spat, niet alleen door het fraaie decor van Wikke van Houwelingen en Marloes van der Hoek of de beukende muziek die tussen de
scènes door de levenspijn uitdrukt, maar zeker door het aanstekelijke spel van
René van ’t Hof, die in de huid van
de snoever Davies kruipt.
Davies wordt in het begin van de voorstelling door Aston
meegenomen is naar zijn bouwvallige huis, nadat het in de kroeg bijna uit de
hand was gelopen. Davies probeert zo goed en kwaad als het gaat controle te houden
over zijn bestaan. Daartoe houdt hij de ander maar ook zichzelf voor de gek en
van zwarten die daar in de buurt wonen, moet hij al helemaal niets hebben. Hij zegt
dat hij naar de plaats Sidcup wil om zijn papieren op te halen, maar klaagt over
zijn schoenen, die niet lekker lopen en weigert tegelijk de leren exemplaren
aan te nemen die Aston in het huis voor opduikt (zie foto van Sanne Peper). Het zijn dit soort details
waarover eindeloos gesoebat wordt, die de voorstelling zo levendig maken.
Ook Aston komt het geluk niet aanwaaien. Hij vertelt in de
meest aangrijpende scène uit het stuk over hetgeen hem in zijn jeugd overkomen
is. Vanwege hallucinaties kwam hij in een inrichting terecht waar de dokter
iets met zijn hersenen wilde doen en daar toestemming voor kreeg van de
inmiddels overleden moeder van Aston. Terwijl hij dat in de nacht vertelt tegen
Davies, die ineen gerold in de tochtende kamer naast het fornuis ligt maar zeer
aandachtig luistert, wordt achter hen de verwrongen massa aan buizen en kabels
de hoogte in gehesen, hetgeen een mooie illustratie vormt van het droevige
verhaal van Aston, die daarna nooit meer normaal heeft communiceren met een
ander, maar wel het beste met die ander voorheeft, getuige het aandragen van de
schoenen en het muntgeld dat hij meteen aan Aston geeft om een kop thee te
kopen.
Dan is er nog Mick de broer van Aston, die de huisbaas is en
iets in de bouw doet, althans een busje bezit. Hij stelt zich in het begin erg
agressief op tegen Davies, maar lijkt bang dat de zwerver verandering zal
brengen in de status quo, waarin hij de zorg heeft over zijn broer en hem in
het huis aan het werk probeert te houden. Als hij merkt dat Davies niet uit
zichzelf weg zal gaan en beschermd wordt door Aston, gooit hij het op een
akkoordje met de zwerver. Hij stelt Davies voor om de huisbewaarder te worden,
net zoals Aston al eerder deed, maar tenslotte leidt dat, ondanks de parmantige
houding van Davies met pijp en smokingjasje, niet tot een bevredigende
samenwerking, waarop de broers toch maar voor elkaar kiezen en door de illusies
van Davies heen prikken.
De dreiging van het bestaan aan de onderkant van de
maatschappelijke ladder wordt fantastisch uitgebeeld door Van ’t Hof, die dat
op grond van zijn mime opleiding als geen ander kan. De manier waarop hij zich
uitstrekt of beter gezegd ineenkrimpt op de harde brits met angst voor het
fornuis zegt genoeg over de onzekerheid van zijn bestaan. Pinter legt duidelijk
de gevolgen bloot van het sociale onrecht dat armoede heet, waardoor men niet meer in staat is tot enig medegevoel, maar
steeds op de hoede moet zijn en bang om nog meer onderop te raken. Van ’t Hof
weet dit gevoel, bijgestaan door Jan-Paul Buijs en Lowie van Oers als Aston en
Mick, feilloos over te brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten