Beschouwelijke terugblikken op de hoofdstad van Duitsland
De documentaire One
way street: fragments for Walter Benjamin (1992) zette mij op het spoor om
meer van deze Duitse filosoof te lezen buiten de essays in Kinderen, jeugd en opvoeding die ik in de jaren tachtig las. Ik begin
met Berlijnse jeugd oorspronkelijk
verschenen bij Suhrkamp in 1950 en vertaald door Hans Hom, om een indruk te
krijgen van de jeugdjaren die Benjamin in Berlijn meemaakte, een stad op de
grens tussen negentiende een twintigste eeuw die hij, zoals Adorno in zijn Nawoord schrijft, nooit helemaal kon
loslaten. De korte stukjes met herinneringen aan de stad, die Benjamin soms ook
naar kranten stuurde, schreef hij
volgens dezelfde Adorno in de laatste vijftien jaar van zijn leven, dat
tragisch op zijn veertigste in 1940 eindigde.
Inhoudelijk bespreekt Benjamin veel onderwerpen die elk mens
dat al enige tijd op deze aarde rondloopt, van zijn jeugd herinnert zoals een
naaikistje van zijn moeder, de warrige achterzijde van gestopte sokken en de
telefoon die niet in de huiskamer stond, maar Benjamin deelt ook nog de
lessenaar die hij kreeg vanwege zijn slechte ogen of het gebruik van het
leeskistje dat net als leren lopen nooit meer zo intens wordt. Het grote huis,
waarin het welgestelde gezin woonde, bood genoeg plekjes om in te schuilen,
maar daarnaast zoekt Benjamin het avontuur ook in de wijk di hem
omringt, waarin een markthal met een overvloed aan levensmiddelen en ijsbaan
met muziek, die weemoedig stemt.
Hij begint met een tocht door de
stad die hij dertig jaar later weer terug ziet wen aarin hij het liefst verdwaalt
omdat dat zijn waarnemingsvermogen scherpt. Daar waren de dierentuin, het
Keizerpanorama met beelden uit verre landen en de parade op de Sedandag, wanneer de oorlog tegen Frankrijk
herdacht werd. De gewaarwordingen zijn sterk, waaronder bijvoorbeeld het geluid
van het kloppen van kleden. Veel plot kennen de stukjes niet, behalve dan
misschien Kasten dat eindigt met de
vrees dat de gasten van de familie net zo eenvormig zijn als het bestek in het
buffet.
Het is opvallend dat broertje Georg en zijn zusje Dora niet
genoemd en zijn vader mondjesmaat, bijvoorbeeld in een stukje waarin de vader
de dood van een neef meldt, maar verzwijgt dat hij aan syfilis overleden is. Zijn
moeder neemt meer plaats in. Zij nam zijn opvoeding ter hand waaraan hij
soms probeert te ontsnappen. Hij vertelt van zijn verzet als hij volgens haar
slenterde en pruttelde tijdens het boodschappen doen en voelde dan de behoefte om een hoer aan te
spreken, hetgeen in werkelijkheid natuurlijk niet gebeurde, tenminste op die
leeftijd niet. Liever schrijft hij over een meisje in wier ban hij is. Deze Louise
van Landau komt zelfs in twee stukjes
voor, de tweede keer echter omdat er een dode in haar familie te
betreuren is.
Stilistisch is Berlijnse jeugd geen eenvoudige kost, vooral niet voor een lezer
die redelijk onbekend is met de stad. Ik dwaalde gauw af door de zinnen die
gedragen van toon zijn en nogal gekunsteld aandoen. In een stukje over
prentbriefkaarten dat ook verwijst naar de verzamelingen die Benjamin graag
aanlegde, ontdekt hij een handtekening van een vroegere onderwijzeres. De
letters duiden op deugdzame eigenschappen, waarna Benjamin besluit met de zin: ‘Zo zou deze handtekening als hij net als de
semitische alleen uit consonanten bestaan had, niet alleen de zetel van
kalligrafische volmaaktheid, maar ook de wortel van alle deugden zijn geweest.
’ Ik moest de zin meerdere keren lezen om te begrijpen wat Benjamin bedoelde en
zo verging het mij vaker.
Een stukje over zijn seksueel ontwaken door een verlokking
op het Joodse nieuwjaar was daarentegen helder en spannend. ’Er werd me voor deze feestdag een verre
bloedverwant aanbevolen, die ik zou gaan afhalen. Maar of ik nu zijn adres had
vergeten, of dat ik de weg in de buurt niet kon vinden – het werd steeds later
en mijn dooltocht steeds uitzichtlozer.’ Benjamin besluit daarop de dienst
in de synagoge maar te laten voor wat ie is en zijn aandacht te richten op een,
wat hij noemt, een tweede golf van volkomen gewetenloosheid. Dit betreft nog
niet eens een actie maar slechts een idee over ‘het verlokkende van de straat, die me hier voor de eerste maal een
vermoeden gaf van de diensten die ze de volwassen driften zou gaan aanbieden.’
Waarmee we weer terug zijn bij de hoer die hij eerder wilde aanspreken. Hoewel de taal
nog steeds omwonden klinkt, komt hier wel in ieder geval wel een initiatief
naar voren dat in veel stukjes ontbreekt, waardoor de bundel dan ook gedateerd
aandoet. Mogelijk dat de terugblik vanaf een later moment tot meer beschouwing
leidde.
Hier mijn bespreking van One
way street: fragments for Walter Benjamin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten