Schrijver verstrikt in eigen verzinselen
Biografe Eva Rovers neemt een belangrijke plaats in in de
documentaire Boudewijn Büch – verdwaald
tussen feit en fictie van documentairemaker Leo de Boer. Ze heeft duidelijk
sympathie voor de schrijver en televisiemaker die in december 1948 in Den Haag
werd geboren en in november 2002 in Amsterdam overleed. Er gaat ook een enorme
tragiek schuil achter het feit dat hij steeds meer verstrikt raakte in zijn
eigen verzinsels en daar niet meer uit kon komen. Het is de tol van de roem die
hem van alle kanten aan kwam gewaaid.
Rovers werd in april 2014 al gepolst door Wim Brands, die in
Boeken op bezoek een kijkje nam in
het IISG in Amsterdam waar Rovers aan haar biografie werkte. Na het verschijnen
ervan werd ze door Jeroen van Kan uitgenodigd om daarover te komen praten. In
de documentaire van Leo de Boer dringen we verder door in de persoon Büch omdat
we de mensen zien die dichtbij hem stonden, zoals zijn vriendin Bernadette, vriendin Marianne
die moeder van de zoon die hij met haar gewild had, de zoon zelf en zijn latere
geliefde Paulien.
De Boer toont beelden van het katholieke Brabantse Boxtel
waar Büch op elfjarige leeftijd naar toe werd gestuurd om aan te sterken. Hij
ervoer de vakantiekolonie zelf als een psychiatrische inrichting en deed het
voorkomen dat hij daarin ook opgenomen was geweest. Volgens zijn jeugdvriendin
Jacqueline ging hij zelf in zijn verzinsels geloven. Zijn dagboeken die hij
vanuit zijn negentiende bij hield, staan vol liefdesbeschrijvingen voor jongens
als Gijsje en Robbie, die Rovers met het nodige omgemak gelezen heeft.
Jeugdvriend Jacques zegt dat Robbie echt bestond, maar dat zijn vader, die
slager was, Büch met een mes weghield bij zijn zoon. Een andere vriend, Jan
Pieter, vertelde hem over het leven en de activiteiten van een tienjarige
jongen, alsof Büch daar helemaal geen idee van had. Met zijn lange Afghaanse
jas en zijn lange haren maakte hij in de jaren zeventig veel indruk. Zijn
latere vriendin Karlijn zegt dat zij door hem werd betoverd.
Hij noemde Bernadette in zijn brieven een lieve mevrouw en
wilde een kind van haar. Zij viel voor hem ondanks het feit dat ze getrouwd
was, maar een kind was een ander verhaal. Later hoorde zij dat Büch een zoon
had bij Marianne, een voormalige tekenlerares van hem, die ook getrouwd was.
Hij voelde zich zelf veilig in dat gezin en speelde veel met de kleine
Boudewijn Iskander (zie foto). Vriend Jacques geloofde dat die zijn zoon was en Bernadette
zag het kind ook. In de roman De kleine
blonde dood (1985), die ook verfilmd werd, wordt de slechte afloop van het kinderleven
uitgebeeld. Büch vervlocht zijn ervaringen met de gebeurtenissen in het boek en
sprak nooit de waarheid, zoals we zien in een fragment waarin Theo van Gogh hem
onomwonden naar zijn zoon vraagt. De enorme eenzaamheid die Büch ervoer, maakte
dat hij de vrouwen die hem zo nabij waren van zich vervreemdde. Rovers zegt dat
hij met opzet verwarring schiep om de geruchtenstroom rond hemzelf aan de gang
te houden en nooit zijn eigen gezicht liet zien.
De 20 jarige Paulien die met hem samenwerkte tijdens de
reizen die hij voor de televisie maakte, was het na zeven jaar zat met hem, ook
omdat hij lichamelijk geen enkele interesse in haar had en alleen een facade in
stand hield. Rovers zegt dat hij niet eens zo veel verzon maar gebeurtenissen
vergrootte en daarbij hetzelfde gevoel had als in de oorspronkelijke
gebeurtenis, zodat zijn verhalen altijd klopte. De Boer sluit af met een fragment
van een stichtelijk Amerikaans jongenskoor, dat aandachtig door Büch beluisterd
wordt, alsof hij herinnerd wordt aan de vakantiekolonie, waar de ontsporing
begon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten