Zwierige lijst met alle mogelijke onderwerpen
Eenrichtingstraat -
toen nog met een enkele s in het
midden geschreven - is een verzameling aforismen, tekstfragmenten en notities
die in 1928 in Duitsland het licht zag. Walter Benjamin noteerde invallen en
bundelde die lang voordat zijn jeugdherinneringen in Berlijnse jeugd gepubliceerd werden. Ik vond dat laatste werk erg
beschouwelijk en herkende dat in een recensie van Cyrille Offermans (De Groene
Amsterdammer, 5 augustus 2015). Die schrijft in een artikel met de titel Kroniek van een Berlijnse jeugd dat
Benjamin het schrijven van Berlijnse
jeugd veroverde op een nog niet fatale depressie.
Eenrichtingstraat - waarop de naam van de documentaire One way street gebaseerd is - is lichter en strijdbaarder van toon, al is het,
net als ik in mijn bespreking van Berlijnse
jeugd schreef, soms niet zo duidelijk welke kant Benjamin op wil. Hij opent
met een stukje Tankstation, waarin
hij stelt dat belangrijke literatuur alleen effectief wordt als handelen en
schrijven strikt genomen worden afgewisseld. vandaar ook dat hij de vorm van
een pamflet of de brochure de voorkeur geeft boven het boek. ‘Alleen deze prompte taal blijkt effectief
opgewassen tegen het moment. Meningen zijn voor het reusachtige apparaat van
het maatschappelijke leven wat olie is voor machines; men gaat niet voor een
turbine-motor staan en overgiet deze met machineolie. Men spuit een beetje
daarvan in verborgen nippels en naden, die men moet kennen.’
Onder kopjes die onderstreept zijn om aan te geven dat een
nieuw onderwerp wordt aangesneden, gaat het, net als in Berlijnse jeugd, vaak over herinnering maar daarnaast is ook sprake
van een revolutionair elan. Het langere stuk Keizerspanorama, dat ook een titel van een hoofdstuk is in Berlijnse jeugd, gaat dit keer over de
inflatie, zoals die zich na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland aftekende.
Benjamin signaleert ook het verval van het intellect in de Duitse burgerij, het
verdwijnen van een ongereflecteerd vertrouwen in de maatschappij en een sterke
toename van de armoede die de mens tot schande is. Zelfs de vrijheid van
gesprek gaat door de geldontwaarding verloren. Hij sluit het stuk heel actueel af
met een oproep tot eerbied voor de natuur. Elders pleit hij voor een snelle afschaffing
van de bourgeoisie, ook al zal die ten gunste van het proletariaat toch wel aan
innerlijke tegenspraken ten gronde gaan. Geld en regen horen bij elkaar, stelt
hij verderop.
Onder het kopje Leermiddelen
schrijft Benjamin over Principes van de
dikke pil of de kunst volumineuze boeken te maken. Aan het eind daarvan staat
de zin:
‘Een periode die,
metrisch van conceptie, naderhand op een enkele plek in haar ritme gestoord
wordt, levert de mooiste prozazin op die zich denken laat. Onder het kopje Verboden aan te plakken! behandelt hij
de techniek van de schrijver in dertien thesen. Een daarvan luidt dat men zijn
pen stug dient te houden tijdens ingevingen, terwijl hij anderzijds beweert dat
men nooit moet ophouden met schrijven omdat niets men meer invalt. Het maakt de
gedachtewereld van Benjamin wel eens lastig te volgen. Hij is iemand die in
zijn notities ruimte laat voor meerdere interpretaties en meerdere manieren om
de werkelijkheid te bezien. Verrassend is een stuk onder het kopje Bierhal dat gaat over matrozen, die
zich overal ter wereld thuis voelen, zolang er maar bier is en leuke meiden.
Hij brengt hun verblijf op zee in verband met allerlei kroegen overal ter
wereld die daar dichtbij elkaar liggen waardoor tijd en ruimtebesef verdicht
worden.
Het werk is opgedragen aan zijn Letse vriendin Asja Lacis en
gezet in een aparte lay-out met een bijzonder ontwerp van Sasha Stone. In een
nawoord getiteld Doortocht schrijft
vertaler Michel van Nieuwstadt - die niet dit werk maar ander werk van de
Frankfurters vertaalde - dat de term eenrichtingsstraat verwijst naar de gang
van de geschiedenis die maar een kant op kan. Ook vertelt hij over de
ontstaansgeschiedenis van dit boek en over de invloed die hij op Menno ter
Braak had. Het marxistische begrip verdinglijking vat Benjamin anders en breder
op dan zijn collega’s van de Frankfurter Schule, maar daarover heeft hij later
meer geschreven in Het kunstwerk in het
tijdperk van zin technische reproduceerbaarheid (1936).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten