Onbeantwoorde faxen hebben een belangrijke functie
Na een aantal romans heeft de Haarlemse auteur en
schrijfdocent Nicolien Mizee (1965) haar faxen geopenbaard die ze in de jaren
1994 – 1997 aan scenarioschrijver Ger Beukenkamp schreef. Hoewel Beukenkamp nooit
terug schreef betekenden de faxen veel voor Mizee. In het gesprek met Jeroen
van Kan zelf ze zelfs dat het feit dat ze nooit iets terughoorde, meer voor
haar betekende dan een antwoord, want dan was het faxen, dat ze nog steeds aan
hem doet, wellicht gestopt.
Van Kan vraagt of ze alles over haarzelf in die faxen
vertelde.
Alleen datgene waarvan Mizee dacht dat het voor Beukenkamp
interessant was. Hij was haar leraar en zij zag hem als een God die
onbereikbaar was. Ze vindt dat bespottelijk, maar bewondert hem nog steeds.
Vaktechnische aspecten en meer persoonlijke staan daarbij niet los van elkaar.
Ze kent hem nog steeds niet omdat hij ondanks hun vriendschap afstand houdt,
maar ze prefereert afstandelijkheid boven gevoelens die vaak onoprecht zijn. Dan
is de analytische Beukenkamp die eerlijk zegt dat hij iets niet weet, haar
liever. In de tijd dat ze geen werk kon vinden en eenzaam op een zolderkamer
zat, was Beukenkamp een klankbord voor haar. Ze zou als vijftienjarige graag
zelf zo’n boek lezen om herkenning te vinden voor de problemen die men in het
leven tegen kan komen. Die vijftienjarigen zijn haar geheime publiek, dat er
baat bij heeft dat zij iets onbekends in kaart brengt.
Van Kan zegt dat zij ook beslist over komt, bijvoorbeeld ten
aanzien van werk.
Mizee zegt dat ze buitengewoon slecht was in het opvolgen
van adviezen. Die waren nooit een succes. Ze zegt dat haar situatie als
getrouwde vrouw rianter is dan die van een werkloze vrouw op een
zolderkamertje.
Van Kan merkt op dat de fragmenten in de faxen tot een grens
gaan, waarbij het verlangen naar fysieke omgang niet geschuwd wordt.
Mizee antwoordt dat Beukenkamp het zo ver niet liet komen,
maar dat dit wat haar betreft wel mogelijk was geweest. Zelfs het bijten in de
nek had ze aantrekkelijk gevonden, al is dat sinds de overgang minder.
Van Kan vraagt of ze veel in de faxen geknipt heeft.
Mizee zegt dat ze scenario’s eruit gehaald heeft en dat
snerende opmerkingen over anderen wel meevielen. Ze had gedacht dat haar toon
zuurder was. Ze vond het een kwelling de faxen terug te lezen, maar vond wel
dat ze goed kon schrijven. Inmiddels heeft ze haar verteltoon wel te pakken
heeft, maar dat was in die tijd, waarin ze leed aan depressies, niet het geval.
Van Kan vraagt of haar gevoel om ongeschikt te zijn voor het
leven toe – of afgenomen is.
Mizee antwoordt dat het afgenomen is. Ze heeft veel te
danken aan een betere sociale positie. De angst en de argwaan van een werkloze
herinnert ze zich maar al te goed.
Daarnaast is ze ook veel vergeten, maar dat hoort bij het
leven, net als een jonge moeder de pijn van de bevalling vergeet en zegt dat ze
nog wel een kind wil.
Hier
een leesfragment op de site van Athenaeum Boekhandel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten