De Shakespeare kid uit Dodge City blijkt een man met twee
kanten
Herman Vaske begint de schets van het leven van acteur en
regisseur Dennis Hopper (1936-2010) met een stukje gitaarmuziek van Dave
Stewart. Het bandlid van de Eurythmics probeert het gevoel van Hopper op gitaar
te vertolken. Hopper leefde een leven dat niet gemakkelijk was, zegt acteur
Michael Madsen, maar wat daar precies de oorzaak van was komt niet aan bod. In
een interview uit 1998 zegt Hopper over zijn jeugd dat die ongelukkig was omdat
hij wel ambitie had om iets met zijn leven te doen, maar geen opleiding zodat
hij, met zijn voorliefde voor stukken van Shakespeare, maar acteur werd. Zijn
assistent plaagde hem er wel eens mee dat hij uit Kansas kwam en dus een
boerenpummel was die uit de toon viel in Hollywood. Hopper deed er weinig aan
om zijn imago van explosieve drinkebroer te wijzigen. Tot hij na een verblijf
in een ontwenningskliniek zijn leven drastisch veranderde. Wim Wenders zegt dat
hij van onberekenbaar persoon een lieve, tedere man werd.
In het portret komen veel filmregisseurs aan het woord, maar
ook Hopper zelf, In fragmenten waarin hij en profile in beeld komt, doet hij
filosofische uitspraken over de kunstenaar die zijn tijd moet nemen om zijn
ideeën te laten rijpen en geduld moet betrachten, zoals een boer in de Midwest
die zaait en ervanuit gaat dat er straks wat te oogsten valt. Hij raadt aan om
in de eigen ziel een aanknopingspunt te zoeken, het leven daarnaar in te
richten en het lot te dragen als dit geen succes brengt.
Vaske volgt de carrière van Hopper van begin tot eind. Die
begint met een rol in Rebel without a
cause (1955) van Nicholas Ray. Wenders zag dat Hopper met zijn jeudig elan gefascineerd
werd door hoofdrolspeler James Dean en hoe verslagen hij was toen Dean in datzelfde
jaar door een auto ongeluk om het leven kwam, hetgeen wel de weg vrijmaakte om
zelf de beste filmacteur in de wereld te worden. Na zijn film Easy Rider (1966) zegt Wenders dat het
uit leek met de pret omdat Hopper aan zijn drugs en alcoholverslaving ten onder
ging. Joe Pytka vond zijn volgende film The
last movie (1971) evenwel nog beter, maar Wenders zegt dat die kapot
gemonteerd is. Volgens zijn assistent wilde Hopper weg uit het wereldje in
Hollywood. Hij kwam terecht in Taos, New Mexico, waar hij volgens zijn
assistent achterna gezeten werd door de belastingdienst. Hopper had het volgens
hem niet op al die instanties met hun drieletterige afkortingen.
Julian Schnabel, regisseur van The diving bell and the butterfly (2007) noemt Hopper een rebel en
een buitenstaander. Alex Cox leerde hem kennen tijdens de film Mad Dog Morgan (1976). Hopper kwam
zonder bagage in Sydney aan en verbleef daar meteen een nacht in een cel omdat
hij zich sterk identificeerde met zijn personage Daniel Morgan. Na de opnames
verliet hij het land met de grootste hoeveelheid alcohol in zijn bloed die daar
ooit geconstateerd was. Wenders ontmoette hem in 1975 en bood hem een rol aan
in Der Amerikanische Freund (1977),
maar Hopper was nog druk bezig met Apocalypse
now (1979) van Francis Ford Coppola. Actrice Diane Kruger zegt dat Hopper
tien dagen in het Filipijnse oerwoud verdween en na afloop geen idee had wat
hij daar uitgespookt had. Later kwam Hopper stoned naar Hamburg, waar hij eerst
een onenigheid met Bruno Ganz moest uitvechten voor ze als brothers in arms hun
rollen konden spelen.
De laatste drieëntwintig jaar van zijn leven onthield Hopper
zich van verdovende middelen en ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig
kunstenaar. Isabelle Rossellini was verwonderd dat hij in Blue Velvet (1986) niet gescript moest huilen terwijl zij in de rol
van Dorothy Vallens een lied zong. Anton Corbijn maakte foto’s van hem in de
jaren negentig in een desolate hotelkamer in Duitsland, die hij ongeëvenaard
noemt wat betreft beeldende kracht. Hopper hanteerde zelf ook de fotocamera, droeg
er zelf drie tegelijk om zijn nek, maakte authentieke portretten en liet
zichzelf in een performance opblazen. Schnabel zegt dat hij zichzelf als de
ware kunstenaar steeds weer probeerde uit te vinden. Dat had niet altijd
succes. Hij haalt een zinssnede aan van Vincent van Gogh dat de weg altijd naar
boven gaat, maar dat die wel van de vroege ochtend tot de late avond duurt.
Isabel Coixet ontmoette hem in Barcelona toen hij meer
aandacht had voor twee knappe Japanse meisjes maar vroeg hem later voor een rol
in Elegy (2008) naast Ben Kingsley.
Hopper vertelde haar dat hij graag dood ging in films, maar de kus die hij van
Kingsley kreeg confronteerde hem daar op onaangename wijze mee. In datzelfde
jaar speelde hij in Palermo Shooting
van Wenders die nog regelmatig met hem telefoneerde toen hij kanker had. Vlak
voor zijn dood kreeg hij nog een plaatsje op de Hollywood Walk of Fame, hetgeen
hem zichtbaar goed deed. Kris Kristofferson zingt de documentaire op gepaste
wijze uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten