Frivole aanvulling op de eenheidsworst in de moderne
maatschappij
De regisseurs Quirine Racké en Helena Muskens maken
documentaires over identiteit en gemeenschap. Hun documentaire I love Venice, waarin een hechte
gemeenschap dreigt te worden vermorzeld door een invasie van cruiseschepen, was
daarvan een goed voorbeeld. In Back to
the past brengen ze een gemeenschap in beeld die naar het verleden
terugverlangt, maar niet zoals de Amish in de Verenigde Staten teruggrijpt naar
de beschaving van hun grootouders, die het moesten doen zonder technische
hulpmiddelen. De hoofdpersonen in Back to
the past, die de jaren twintig in Duitsland en Oostenrijk - meer specifiek in
Berlijn en Wenen - opnieuw tot leven laten komen, leiden een frivoler bestaan
en organiseren ook feestelijke bijeenkomsten waarin ze hun liefde voor die tijd
met anderen kunnen delen.
Het is een fraai gezicht om de nostalgisten met elkaar te
horen praten over de tijd van vroeger toen alles beter was. Benno en Martin
zitten aan de keukentafel in het ouderwetse pension in Oostenrijk dat Martin en
zijn vrouw begonnen zijn en beginnen erover dat mensen er in de jaren twintig,
toen er nog geen joggingpakken waren, eleganter uitzagen en dat de
gebruiksvoorwerpen duurzamer waren. Ze hebben ook het besef dat negentig
procent van de mensen toen straatarm was, hetgeen heel wat anders is dan
tegenwoordig waarin men zich al arm voelt als men niet jaarlijks een nieuwe
iPhone kan kopen, al was er volgens hen in de jaren twintig wel meer
solidariteit.
De vrouw van Martin heeft al eerder verteld hoe het allemaal
begon met haar fascinatie. Ze wilde ooit een camper kopen en vond een retro VW
busje en daarna een Kever. Daarbij paste Martin die in de dagen nog lang haar
had en een grote snor. Ze besloten radio en televisie weg te doen en in Marbach
an der Donau een pension te beginnen in de stijl van de jaren twintig, waarin
gasten er even helemaal uit zouden zijn. Zij namen de tijd in plaats van erdoor
geleefd te worden. Benno was in Duitsland lange tijd medewerker van een
bouwmarkt maar besloot na de dood van zijn moeder dat hij een andere draai aan
zijn leven wilde geven en artiest te worden, zanger van nummers uit de jaren
twintig, hetgeen op school al een hobby van hem was. Hij toont zijn klaphoed,
de schellakplaten, een badpak uit 1928 en zijn sokophouders (zie foto) en zegt dat hij in
de verkeerde tijd geboren is.
Martin en zijn vrouw brengen, na een optreden van Benno in
hun pension, een tegenbezoek aan Berlijn. Ook daar wordt druk gediscussieerd
over de voor- en nadelen van de moderne tijd. Het is de tijd van de Brexit en
het is de vraag of Europa wel moet standhouden. Martin is nooit voor de
Europese Unie geweest, maar krijgt weerwoord van anderen die vinden dat het
gevaar van oorlog daarmee alleen maar groter wordt. Ze zijn het erover eens dat
de Europeaan minder consument moet zijn en meer moet nadenken over de richting
van de maatschappij waarin hij leeft. Zelf houdt Benno zich liever bezig met
kunst dan met politiek. Saamhorigheid is immers van meer waarde dan
verdeeldheid. We zien hem dan ook met zijn draagbare grammofoon in een park
zitten of langs de rivier, keurig in een kostuum uit de jaren twintig en met
een wandelstok in de hand. De bevreemding die hij daarmee wekt doet hem niets. Hij
vormt, net als Benno en zijn vrouw, een mooie aanvulling op onze toch al zo
eenvormige maatschappij, ofwel in de termen van de documentairemakers: ze
voegen er identiteit toe aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten