Uitbeelding van roman over isolement gaat de mist in
Regisseur Ulrike Quade richt zich dit seizoen op de mens van
de toekomst, die niet bepaald vrolijk stemt. In Maniacs werd dit verbeeld op het gebied van de liefde, waarin een
man zich bedient van een sekspop omdat die minder wispelturig is dan een vrouw,
in De Wand gaat het over de relatie van een vrouw met de natuur. De ondertitel Een relaas over mens en natuur geeft dit
al aan. Quade ontleent de inhoud aan de gelijknamige roman van de Oostenrijkse
Marlen Haushofer uit 1963, die door schrijfster Hannah van Wieringen voor
toneel bewerkt werd.
De intrigerende verhouding die de man met de sekspop in Maniacs had, ontbreekt helaas in De Wand bij de vrouw die in haar eentje
is achtergebleven in een jachthuis in de Alpen. De catastrofe die de oorzaak is
van haar isolement, wordt meteen al met veel uiterlijk vertoon weergegeven en
verdoezelt de omstandigheden waarin de vrouw zich bevond voordat de ramp
plaatsvond. Als alle natuurgeweld is geweken, staat ze daar in het midden van
een rubberen picknickplaats die vooral bestaat uit binnenbanden van auto’s. De
twee kinderen die ze heeft achtergelaten maken geen deel meer uit van haar
gedachten.
Gelukkig heeft de vrouw nog een hond Luchs (zie foto van Paulina Matusiak & Eddy Wenting), al is die door
het natuurgeweld gewond geraakt. Het is erg fraai om te zien welke manipulaties
de vrouw met de hond uitvoert. Het beest blaft, huilt. kwispelt en begint haar
zelfs begerig te likken, maar alle kunstigheid maakt nog geen geslaagde
voorstelling. Het is zelfs de vraag of de verdere manipulaties met een kat en koe
Bella, die de eenzaamheid van de vrouw enigszins draaglijk houden, daaraan niet
meer afbreuk doen dan bijdragen. Het hanteren van de touwtjes waaraan de kat
vastzit en de grote kop van de koe stellen actrice Harriet Stroet voor een
bijna onmogelijke opgave om het poppenspel te combineren met de tekst. Het melk
drinken van de kat houdt in ieder geval erg op.
De filosofische reflectie is daarbij ook niet erg diepgaand.
Het is duidelijk dat de vrouw zich afvraagt in hoeverre ze mens kan blijven
zonder andere mensen in haar buurt. Ze probeert in ieder geval de tijd bij te
houden en de dagen, maar als ze in de winter ziek wordt moet ze ook dat houvast
opgeven en dreigt ze te verdwijnen in een dierlijke oerstaat, hetgeen misschien
niet eens zo’n slecht alternatief was geweest voor de hedendaagse mens die zijn
agressie op een nog beestachtiger wijze uit dan een dier zou kunnen verzinnen.
Even is er de notie dat het ook allemaal anders had gekund,
als de mens zich minder ver zijn dierlijke staat had bewogen. De vrouw doet
vanuit een aangeboren zorgneiging zeker haar best om met haar voeten maar
vooral haar handen vorm te geven aan haar onvrijwillige bestaan, maar helaas
breekt de afloop alle verwachting af en staat de vrouw net als aan het begin
van het stuk met de hond, maar nu dood, in haar handen. Daarmee overheerst een
sombere zwaarte, zoals natuurlijk een Oostenrijkse schrijfster in het bloed
zit.
Tenslotte komen we in een mist terecht die het publiek het
zicht op welke oplossing dan ook ontneemt. Als die is opgetrokken zien we binnen
de ovaal, dat het sombere decor omlijst, donkere zuilen met daarop de
versteende resten in de vorm van geweien.
Dat de vrouw besluit om een uitgestoten witte kraai de
etensrestjes te geven, kan onmogelijk nog als verzachting dienen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten