Levendig spel rond een verstikkende zoon moeder relatie
Het gebeurt vaker dat boeken worden verfilmd of geschikt
gemaakt worden voor een bewerking op het toneel. Daarbij wordt dan vaak de vraag
gesteld, wat beter was, het boek of de film. In veel gevallen gaat dan de
voorkeur uit naar het boek, omdat de verbeelding nu eenmaal in de geest sterker
werkt dan op het scherm. In het geval van Ik
kom terug, de bekroonde roman van Adriaan van Dis uit 2014, blijkt juist
toneelversie sterker, omdat de wisselwerking tussen de schrijver en actrice
Olga Zuiderhoek veel toevoegt aan het boek en het toch wel intieme relaas over
de moeilijke moeder zoon verhouding uit de sfeer van het particuliere haalt.
Dat blijkt al meteen na het voorspel van Van Dis, die
speciaal in de Toneelschuur een lofzang brengt op een Haarlemse notaris die
ervoor zorgde dat zijn moeder na vijf jaar eindelijk een staatspensioen kreeg
uitgekeerd op grond van het overlijden van haar eerste man. Zuiderhoek opent de
voorstelling met de constatering dat we allemaal kind zijn geweest en dat het
verleden door ons noodzakelijkerwijs verkleurd wordt. Anderhalf uur lang blijft
ze de advocaat van de duivel spelen, waarbij het er soms op lijkt dat de
hoofdmoot, de rol van de moeder spelen, voor haar daaraan ondergeschikt is.
Het is een levendig kader dat Van Dis en Zuiderhoek onder
regie van Michiel van Erp neergezet hebben, waarin de roman wel een duidelijke plaats
heeft, maar geen overheersende rol speelt. Nadrukkelijk zegt Van Dis in het
begin dat hij de roman niet gaat naspelen, maar dat belet hem niet toch
allereerst kort de persoon van zijn vader - In Nederland Door Omstandigheden - aanschouwelijk
te maken. Zuiderhoek vraagt of zij eigenlijk wel geschikt is om zijn moeder te
spelen, maar dat is voor Van Dis op grond van zijn kennis van haar een weet.
Het is dan ook voor de vorm dat hij haar toevoegt dat ze net zo’n boze,
boerinachtige uitstraling heeft als zijn moeder.
Het is vooral de naturelle uitstraling van Zuiderhoek die de
voorstelling tot een succes maakt. Het is haast alsof we aanwezig zijn bij een
repetitie, waarin de spelmogelijkheden worden onderzocht. Af en toe zegt Van
Dis hoe Zuiderhoek moet praten, welke toon ze moet aanslaan en zij op haar
beurt vraagt ook om de nodige feedback, bijvoorbeeld over het loopje van de
moeder. Dat brengt leven in de brouwerij, maakt het stuk verrassend, al zijn
niet alle onderdelen even functioneel. De fotocollage die aan het begin op het
scherm getoond wordt, begeleid door een vrolijk vakantieliedje, heeft een
nodeloos spottende toon en de latere babyfoto’s die Zuiderhoek presenteert om
ze daarna achteloos op de grond te laten vallen, schieten ook enigszins hun
doel voorbij, maar daar staat veel moois tegenover.
De inhoud van de tas van de moeder blijkt een schat van
informatie over haar te bevatten. Alleen al de collectie stenen die ze bij zich
droeg vertelde veel over haar sterke bijgelovigheid. Het zoeken naar een
geschikte tekst voor een rouwadvertentie is hilarisch, net als de
telefoongesprekken die vanuit Parijs gevoerd worden. Het gebrek aan liefdevol
contact is prangend, maar het brengt Zuiderhoek steeds meer tot de vraag wat
Van Dis zijn moeder nou kwalijk neemt. Fraai in dat verband is de scène waarin
ze zich zwijgend in een fauteuil afvraagt wat iemand nou de hele dag in een
rusthuis doet. Iedereen krijgt de omstandigheden die hij nodig heeft en zijn
moeder heeft zelf ook de nodige tegenslag te verduren gehad na de dood van haar
eigen moeder op driejarige leeftijd.
Hoewel het laatste kwartier een herhaling van zetten is en
het stuk ook had kunnen eindigen met een verstikking in het kussen, is de
voorstelling in zijn geheel hartverwarmend omdat het een zoeken is naar
openheid uit de verstikking in een kille grot die Van Dis beleefd heeft. Het
verheft de moeder zoon relatie boven het voyeurisme dat ook heel gemakkelijk in
de voorstelling had kunnen sluipen.
Hier
mijn boekbespreking van Ik kom terug.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten