Het Duitse verleden leidt tot meer reflectie dan het Nederlandse
Uitgever, schrijver en vertaler Christoph Buchwald (1951)
schreef in het kader van de Boekenweek 2016 die Duitsland als onderwerp heeft,
het boekje Gute Nacht, Freunde. Dat draagt
de ondertitel Duitsland in vijfentwintig
boeken en behandelt de Duitse literatuur vanaf 1900 in een notendop.
Buchwald komt uit Tübbingen, vertaalde eerder voor uitgeverij Suhrkamp
Nederlandse romans, te beginnen met De
aanslag van Mulisch, en woont zo’n veertien jaar in Nederland.
Wim Brands opent het gesprek met een uitspraak van Multatuli
dat Nederlanders Duitsers zijn zonder bergen.
Buchwald zegt dat de verschillen wel groter zijn. Een buitenlander
zoals hij vergelijkt voortdurend en is steeds op zoek naar verschillen. Op de
vraag van Brands naar een in het oog lopend verschil, zegt hij dat er in de
Nederlandse literatuur minder plaats is voor reflectie dan in de Duitse. De
Nederlander heeft minder waardering voor lange meanderende zinnen, waarin
uitdrukking gegeven wordt aan een inhoud die niet in korte zinnen is weer te
geven.
Brands haalt een van de motto’s van het boek aan, namelijk
dat van de dichter Heinrich Heine: Denk Ich an Deutschland in der Nacht, dann
bin ich um den Schlaf gebracht, hetgeen door Verstegen vertaald werd als:
Spookt mij ’s nachts Duitsland door het hoofd, dan ben ik van mijn slaap
beroofd.
Buchwald vindt dit motto aardig omdat het een dubbele
betekenis heeft. Heine denkt vanuit Parijs liefdevol aan zijn moeder en zijn
land, maar tegelijk maakt hij zich zorgen over hetgeen zich in zijn vaderland
afspeelt.
Brands vraagt naar het meest lastige aan het huidige
Duitsland.
Buchwald noemt de langzame manier waarop het voormalige Oost
en West-Duitsland naar elkaar toegroeien. De tweede en derde generatie uit de
voormalige DDR durft vanwege de communistische erfenis nog moeilijk divers te
denken. Dat vertraagt de democratische ontwikkeling en beïnvloedt de
discriminerende houding tegen buitenlanders, zoals de Angolezen ervoeren die
eerst objecten waren van verplichte internationale solidariteit, maar na de
Wende spoorslags het land verlieten. Duidelijk komen dit soort processen voor
in het boek De dood in Rome (2016) van
Wolfgang Koeppen over een ontsnapte oorlogsmisdadiger die terugkeert naar zijn
familie in de Italiaanse hoofdstad. De roman laat zien hoe fascistisch de BRD
was met allerlei nazi’s die weer op hoge posten kwamen. In de DDR wilde men het
boek dat in 1954 uitkwam als Der Tod in
Rom verbieden omdat het een slechte invloed op de arbeidersklasse zou
hebben.
Het brengt Brands tot de uitspraak over Duitse schrijvers
die met bravoure in de afgrond kijken.
Buchwald vindt dit inderdaad de belangrijkste taak van de
literatuur. Vooral in verhalen over individuen waarin de achtergrond duidelijk
naar voren komt. De door Brands geliefde schrijver Hermann Böll was de eerste
die zonder ideologische bevangenheid over gewone soldaten schreef die
ontmoedigd uit Siberië terugkwamen.
Het doet Brands denken aan een dagboek van een vrouw die
tijdens de intocht van de Russen verkracht werd en bescherming zocht bij een
Russische officier. Haar aantekeningen over mogelijke wandaden van Duitse soldaten
in Rusland, gepubliceerd door een joodse uitgeverij, werden niet goed ontvangen
in het toenmalige Duitsland.
Tenslotte vraagt Brands naar taboes in de Duitse literatuur.
Dat betreft volgens Buchwald de kwestie over euthanasie,
maar dat is ook te verklaren door de Tweede Wereldoorlog.
Hier
het artikel Nachtgedachten in De
Groene Amsterdammer, waarin naast de vertaling van Verstegen ook andere
vertalingen van de bekende spreuk van Heine genoemd worden, hier
een mooie recensie van Arjen Fortuin in NRC van afgelopen vrijdag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten