Nogal mistige formuleringen over het begrip liefde
Wim Brands refereert aan feit dat Gescinska in 2011 bij hem
was om te praten over De verovering van
de vrijheid waarmee ze genomineerd werd voor de Socrates wisselbeker.
Inmiddels is ze doctor in de wijsbegeerte, werkt ze aan de politieke faculteit van
het Amherst College in de Verenigde Staten en ligt haar debuutroman Een soort van liefde op tafel.
Die gaat volgens Geschinska gaat over vragen rond de persoon
en de vrijheid, zoals de titel van haar proefschrift luidde. Ze vraagt zich af
wat de mens tot de mens maakt die hij is en komt tot de vaststelling dat het de
liefde is die ons uniek maakt.
Brands wil weten hoe hij dit moet begrijpen.
Gescinska schetst de spanningsverhouding tussen het ideaal
van de liefde en de geleefde liefde, die ver uit elkaar kunnen liggen.
Filosofen hebben geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag wat liefde is. Zij
weet het ook niet maar heeft wel het gevoel dat ze er dicht in de buurt geweest
is. Het gaat om een ongrijpbaar begrip gaat, dat, net als het begrip vrijheid
moeilijk bloot te leggen is. Een roman leent zich daar beter tot een begrip
ervan dan een wetenschappelijke verhandeling.
Brands wil weten welke vragen daarbij aan de orde komen.
Volgens Gescinska maken we een keuze maken in de liefde, ook
als er sprake is van van liefde op het eerste gezicht. Wat doen we daarmee? luidt de vraag dan.
Brands haalt het motto aan van Emily Dickinson aan: liefde
is als het leven, louter langer.
Gescinska zegt dat de door haar genoemde spanningsverhouding
daar al in zit. De spanning linkt ook door in een uitspraak van Dylan Thomas:
Al gaan de geliefden verloren, de liefde niet.
Brands gaat in op de inhoud van het boek, waarin een jonge
vrouw het huis van haar vader na diens dood ontruimd en ontdekt dat hij een
geheime relatie met een jonge vrouw had.
Het beeld dat de dochter van hem had zegt meer over haar dan
over de vader, legt Gescinska uit. Dat beeld maakt ons en beïnvloedt hoe wij
liefhebben. Een complexe zaak in ieder geval.
Brands vraagt naar het grootste misverstand in de liefde.
Volgens Gescinska is dat de illusie van meetbaarheid en de bewuste
keuze die we zouden kunnen maken want men weet pas wat men liefheeft als men
het ervaart.
Brands vraagt vervolgens naar de eerste herinnering van
Gescinska aan verliefdheid. Gescinska weet nog dat ze die niet wilde en zag
later ook dat er niets van over was gebleven, anders dan de liefde van haar man
die vanaf 2013 tegen haar zegt dat hij haar die dag en voor altijd graag ziet.
Brands vraagt naar liefde die tegen de klippen op gaat en
tegen beter weten in.
Volgens Gescinska maakt het feit dat we de liefde niet in
onze greep hebben ons tot de mens die we zijn. Haar boek is noch een pleidooi
voor de liefde maar het wil er ook niet bang voor maken. Liefde heeft niets met
(on-)rechtvaardigheid van doen.
Brands gaat terug in de tijd en zegt dat Gescinska in 1981
in Polen geboren is en met haar ouders naar België gevlucht. Hij wil weten hoe
de verhouding tussen haar ouders was,
want haar vader leeft niet meer en haar moeder heeft een nieuwe relatie.
Gescinska wil niet de balans opmaken van de verhouding
tussen haar ouders want daar weet ze te weinig van. Ze kan niet veel meer dan
invoelen hoe hun verhouding was en wil er niet over oordelen. Ze weet wel dat
ze zelf te weinig liefde van haar vader heeft gehad, maar anderzijds erkent ze
dat hij meer kanten had, zoals ieder mens. Ook de lezer kan in het boek verschillende
kanten op. Ze hoopt dat die na het lezen gaat nadenken over de daarin gestelde
vragen en zich realiseert dat we minder inspraak in het leven hebben dan we
zouden willen. Voor mij bleef het ondanks aandringen van Brands een mistig
gesprek
, maar dat zegt niets over het boek dat door Tzum
gewaardeerd werd
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten