Surinaamse familie beïnvloed door het slavernij verleden
Wim Brands laat ons vooraf weten dat Tessa Leuwsha in
Suriname woont, maar dat haar verhaal over haar familie in Nederland begint.
Omdat ze een kind is van een Surinaamse vader, maar haar Nederlandse moeder de
zaken in huis regelde, was Suriname ver weg.
Leuwsha voegt daaraan toe dat ze in de ouderlijke woning in
Amsterdam weinig over Suriname hoorde. Datzelfde was het geval op school. Ze
dacht altijd dat Suriname niet veel groter was dan Parimaribo tot ze eens een
landkaart zag met de enorme groene vlakte daar onder. Haar vader vertelde niets
over zijn land van herkomst. De Surinamers die in de jaren zestig naar
Nederland kwamen, waren gericht op integratie. Ze keken vooruit in plaats van
achteruit. Behalve wat familiekiekjes had haar vader nauwelijks foto’s over
zijn land.
Dat veranderde met de komst van haar oma, souffleert Brands.
Ze kwam in de jaren zeventig naar Nederland vanwege een
oogkwaal en had ook last van opgezette benen. Ze verbleef in het ouderlijk
gezin van Leuwsha en was heel Surinaams, streng en nors. In het gezin was ze
enorm aanwezig. Leuwsha was bang voor haar, ook omdat ze slecht tegen haar
verlies kon als ze een spelletje speelden.
Brands vertelt dat Leuwsha het boek Fansi’s stilte maakte naar aanleiding van onderzoek aan de hand van
de komst van haar oma en dat ze daarbij een belangrijke ontdekking deed.
Leuwsha zegt dat zij in 1996 naar Suriname ging en zag dat
de winkels daar leeg waren. Ze besefte dat haar oma moeilijke jaren had gekend
met negen kinderen en zich daarover had geschaamd. Een oom vertelde daar
schoorvoetend over.
Brands verklapt dat oma als kind werd afgestaan aan een
vrouw die de slavernij nog aan den lijve had ondervonden.
Leuwsha zegt heel beeldend dat de slavernij daarmee bij haar
op schoot zat. Het was niets iets dat voorbij was omdat men na het afschaffen
ervan vanuit een nulpunt een eigen bestaan moest opbouwen en dat er naast
armoede ook veel ziekte heerste.
Brands wil weten hoe er in haar familie op haar onderzoek
gereageerd werd.
Leuwsha gaf aan dat er niets was om zich over te schamen en
dat het prima was om erover te vertellen. Het duurde lang voordat ze het
vertrouwen van haar familie gewonnen had, maar daarna was er de opluchting om
de verhalen kwijt te kunnen.
Brands vraagt naar de rol die de slavernij in het bewustzijn
nog speelt.
Volgens Leuwsha is die niet bewust maar wel te koppelen aan
de nadagen van de slavernij. Strengheid en hardheid spelen een rol in de moeite
een eigen bestaan te verwerven. Haar oma mocht bijvoorbeeld niet aanwezig zijn
tijdens de begrafenis van haar eigen kind. Hardheid was gangbaar.
Brands vraagt hoe ze terug in Nederland onze blik op ons
koloniale verleden ervaart.
Volgens Leuwsha is er weinig veranderd sins de tijd dat ze
hier op school zat. Er is veel onwetendheid. In Suriname is de blik gericht op
Nederland, maar andersom is dat niet zo. Het verleden wordt onvoldoende erkend.
Nederland ziet zichzelf als een tolerant land en dekt de andere kant toe.
Brands kan niet om de zwarte piet discussie heen.
Leuwsha vertelt dat het sinterklaasfeest in Suriname op
kleine schaal gevierd wordt, ook met zwarte piet. Haar oma geloofde er niet in
en kocht kleine, in veel krantenpapier gewikkelde cadeautjes voor haar
kinderen, die niet erg blij ontvangen werden. Het feest had geen racistisch
karakter. Leuwsha speelde zelf ook voor zwarte piet. Vanuit creoolse afkomst
kwam verzet. Ze begrijpt dat. Ze begreep pas later dat het feest voor haar
vader pijnlijk geweest moet zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten