Aangrijpend relaas over de zorg voor dementerenden
De omslag van Drie
dokters toont een triest kijkende vrouw die zich zelf bij elkaar houdt. Ze
lijkt op de hoofdpersoon van de korte roman, die haar verhaal voorlegt aan drie
dokters. De niet nader omschreven ik figuur heeft haar ontslag gekregen in de
ouderenzorg omdat ze het niet eens was met de manier waarop men met demente
bewoners omging. In plaats van hen te beknotten en vast te binden, werkte een
humane benadering volgens haar veel beter. Hoewel Van den Broek dit heel
duidelijk maakt, wordt haar protagonist er niet gelukkig van. Haar pogingen om
iets in de zorg voor dementerenden te verbeteren leiden tot middelen die het
doel voorbij schieten. Dit maakt Drie
dokters, de eerste roman van Van den Broek die zich eerder tot non fictie
beperkte, tot een menselijk drama.
De korte roman bestaat uit drie delen, waarin het relaas
steeds voorgelegd worden aan een andere dokter. Daarmee is de structuur
aangenaam raadselachtig van opzet. De afstand tot de lezer geeft tegelijk
diepte aan het verhaal, dat vooral een psychologische strijd inhoudt met een
mevrouw die wordt aangesproken met Hoofd en die gericht is op een efficiënte
bedrijfsvoering. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de bewoners met hun
kamernummer benoemd worden. Het lot van de tachtigjarige Jozef van Bingenen, bewoner
van kamer vijftig, raakt haar in het bijzonder. Ze merkt dat hij veel
gelukkiger is met een beetje menselijk contact. maar dat wordt haar door Hoofd
onmogelijk gemaakt. De hoofdpersoon zint op wraak en gebruikt daarbij de camera
die vriend Ben niet alleen voor zijn professionele werk als rechercheur
gebruikt, maar ook om seksueel opgewonden te worden.
In onverbloemd krachtige taal met een nijdige, opstandige
toon vertelt de ik figuur over haar werk en de zaken waar ze tegen aan loopt.
Van den Broek gebruikt ook originele beelden, zoals:
‘Waar had hij die
elastiek geknoopt die me altijd weer voorbij de twijfel trok?’ Dit gaat over
de moeilijke verhouding van de vraagstelster tot Ben, voor wie alleen de seks
en de whisky daarna als belangrijk gelden, iets wat ze nooit kan weigeren, maar
dat haar wel tot een andere vraag brengt, namelijk wat hij dan wel in haar
zoekt behalve een gaatje om zijn kwakje in te doen.
‘Schoonheid heb ik
niet, tenzij dat soort natuurlijke schoonheid die ook over te gedrongen of te
blubberige mensen zwemen kan, een soort zachtzinnig doekje voor het bloeden,
waarbij ik op dit eigenste moment vooral aan een droog zeemvel denk. Ben doet
daar niet aan, dat zie je wel aan zijn bakkebaarden. Ik weet zelf niet waarom
ik dit nu weer zeg.’
De wanhoop en de vertwijfeling klinkt vooral aan het eind
van het citaat sterk door. Niet veel later zegt ze pook nog dat niets zo kwetsend
is als maandverband als je opstandig bent. Ze trekt zich terug en wil niet het
slachtoffer zijn van een op oerinstinct draaiende mannetje dat pas echt gaat
jagen als de prooi hem dreigt te ontglippen.
De uitgebeende stijl van de roman laat niet toe dat de thema’
s echt uitgewerkt worden. Zo horen we weinig over collega’s, die ook niet blij
zijn met de dictatuur van Hoofd. Op de achtergrond speelt verduistering van
morfine door deze heks mee. Van den Broek schept in de roman een naargeestig
beeld van de mensheid. De ik-figuur trekt zich terug uit de wereld van de zorg,
maar wil nog eenmaal haar relaas doen, niet eens om gelijk te krijgen, alleen
maar om nog eenmaal haar standpunt te verwoorden. Wellicht helpt het lezers om
met meer aandacht de wereld van de dementerenden te betreden. Van den Broek
beschrijft hen als mensen zoals anderen, die, net als Van Bingenen, niet willen
lijden. Drie dokters is daarmee een aangrijpend
relaas over onze zorg aan hen en over de vraag naar de heiligheid van het leven.
Hier de site
van auteur en schrijfdocente Gretel van den Broek, die bijna letterlijk de visie van Peter Singer verwoordt. Hier mijn verslag van een interview met hem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten