Veel omhaal in een verhaal uit een Belgische kustplaats
Ruth Lasters maakte afgelopen zomer op het poëziefestival in
Elswout indruk met vlammende gedichten waar de ironie en soms ook de wanhoop
van af droop. Ik was benieuwd wat zij in proza klaarspeelt. Vlaggenbrief gaat over de herinneringen
van een oude vrouw in een afgebladderde Belgische kustplaats die met een
verrekijker het strand afspeurt. De roman komt dicht in de buurt van de
stemming die ik in haar gedichten hoorde, gaat zelfs letterlijk over de inhoud
daarvan, zoals het verlangen om iedereen in de wereld te groeten.
Hoofdpersoon is Thérèse Eckaert, een oudere gehuwde vrouw die
de bizarre gewoonte heeft om badgasten die voor de openbare toiletten staan te wachten,
uitte nodigen om in haar appartement van de wc gebruik te maken. Ze vertelt dat
ze eerder badwacht Joachim Verhee bij zich in huis had maar dat die tijdens hun
daaropvolgende gesprek werd weggeroepen door zijn vader. Haar bedlederige man
Henri is nooit bij die ontmoetingen aanwezig, maar laat soms wel horen dat hij
er is.
We volgen haar zoon Patrick terwijl hij op zijn moeders
zeventigste verjaardag met een paramotorscherm richting haar huis vliegt. Op zijn
vlucht horen we over de ruzie met zijn vader, zijn hardheid tegen zijn zwangere
vriendin Eline en de zorg die zijn moeder Thérèse altijd nog voor hem heeft.
Daarnaast is er nog een actiegroep, vooral bestaande uit
middenstanders onder voorzitterschap van toiletjuffrouw Vera, die actie voert
tegen de dijkverzwaring omdat die niet goed is voor hun nering. Men wil daarbij
vooral ook de familie Verhee op haar nummer zetten omdat die aanpapt met Ghanezen.
In korte hoofdstukken zwenkt Lasters van de ene situatie
naar de andere, waarbij ze de sfeer in het bouwvallige kustplaats mooi weet te
treffen. Langzamerhand krijgt de lezer een beeld van de hoe de vork in de steel
zit.
Helaas is de taal niet zo gemakkelijk te behappen. Op enkele
Vlaamse termen als afbollen na, biedt het boek op dat gebied weinig extra’s. Zinnen
lopen stroef zoals in een gedachtegang van Thérèse, terwijl ze met haar
verrekijker voor het raam staat: ‘Ooit
zijn mijn vingers waarschijnlijk zo krom en trillerig, dat ik op een ogenblik
als dit de lens zal laten vallen en daarna van ontzetting mogelijk ook mijn
bril en ik u, strandgebruiker, en heel de benedenwereld waaruit u komt, nog
alleen kan vermoeden, zoals ik ook de aanwezigheid van hondensporen zal
veronderstellen: ergens, ginder beneden, het kan niet anders.’
Lasters vertelt met veel omhaal, hetgeen in de hand wordt
gewerkt door de complexe structuur. Ze begint vaak met algemeenheden en de
bruggetjes naar de specifieke situatie zijn doorzichtig, maar gelukkig gooit ze
er aan het eind af en toe een cliffhanger in, die de lezer voort doet gaan. De
personages zijn daarbij niet sterk, met Patrick als de zwakste schakel.
Het is vooral de beelden die de dichteres verraden en die
wat goedmaken, zoals het fragment op een moment tijdens het ontbijt, nadat
Thérèse in bed de behoefte heeft gevoeld om er eens uit te breken:
‘Reeds bij het ontbijt
bleek mijn heftige behoefte aan contact echter geweken. De noodzakelijkheid
ervan leek niets dan een onlogisch droomspinsel geweest te zijn, terwijl Henri
monter door de woonkamer liep, een zachtgekookt ei voor me neerzette, een elpee
van Fats Domino oplegde en toast besmeerde met iets wat zo helder schitterde
dat het marmelade had kunnen zijn doorregen met klonters zonlicht.’
Of de ervaring van Vera tijdens een vergadering van de
actiegroep:
‘Vera, die een vage
weerspiegeling van zichzelf zag in de metalen koffiekan, keek onmiddellijk weg,
alsof het niet haar eigen gezicht was dat daar weerkaatst werd, maar dat van
een van haar vaste klanten, dat haar aanstaarde vol verachting.’
Of tenslotte deze meer algemene reflectie op de verhouding
tussen mensen en garnalen:
‘Er zijn er bij die
ogenblikkelijk loskomen, zich zonder de minste moeite prijsgeven. Anderen,
zoals u, geloof ik, lossen niets van zichzelf tenzij men geduld opbrengt, veel
gewroet, volharding. En er zijn er bij van wie je denkt dat ze meteen voor je
zullen opengaan, bij wie je in geen tijd aan hun kern denkt te zullen zitten,
maar in wezen heb je nauwelijks een fractie van hen losgepulkt, zit het
merendeel van hen nog vast in het omhulsel, zoals bij Henri.’
Deze fraaie beelden nemen niet weg dat het proza van Lasters,
die net haar tweede gedichtenbundel Lichtmeters
uitbracht, wat tegenvalt.
Hier
mijn bespreking van het vijfde poëziefestival in Elswout.
Deze roman is een Meesterwerk! Hier is aan geschaafd tot het een hele mooie roman is geworden. Ik ben fier dat deze roman in mijn boekenkast. Het is een meerwaarde voor de Vlaamse en Nederlandstalige Literatuur! Ik heb hem al meermaals gelezen, en het blijft me bekoren zelfs hoe meer ik hem lees, hoe beter ik hem vind.
BeantwoordenVerwijderenLeuk om te horen Sebastiaan, vooral voor Ruth!
Verwijderen