Jeugdherinneringen in een lichtvoetig proza
Wim Brands heeft Eric de Kuyper opgeroepen omdat Aan zee, zijn cyclus over zijn
kinderjaren, opnieuw is uitgegeven, waarvan hiernaast het eerste deel getoond wordt. Brands haalt Hugo Claus aan die stelde dat
De Kuyper als een vertederende antropoloog door de ogen van een verwonderd kind
een zekere samenleving aan de Belgische kust portretteert. Daarmee doeld hij op
Oostende, dat de thuisbasis was en is voor meer schilders en schrijvers,
volgens De Kuyper omdat de lucht daar beter is en het licht mooier.
Brands toont een fragment uit een filmpje van Henri Storck
over het Oostende van de jaren twintig.
De Kuyper vertelt dat Storck met Joris Ivens samenwerkte,
ook in films over de mijnstreek en dat Oostende veel gefotografeerd is vanwege
het zout in de lucht en het bovengenoemde mooie licht. In zijn kinderjaren ging
de familie van De Kuyper altijd in de zomermaanden naar Oostende, zoals vele
andere Belgen. Uit gezondheidsoverwegingen bracht men de hele dag van de vroege
ochtend tot de avond aan het strand door. Zijn familie komt er vandaan, er
woonde een tante, waar hij in de wintermaanden ging logeren, ook voor zijn
gezondheid, een zus van hem woont er nog en hij schreef er in een appartement.
Hij heeft een dubbelbeeld van de plaats in de winter en in de zomer en werd
gefascineerd door de tweede, winterse, beeld achter de schermen. Ook de
verlatenheid is fascinerend. In de zomer werd het om zes uur in de avond stil
aan het strand.
Brands keert terug naar de heruitgave van Aan zee.
De Kuyper vertelt dat de boeken inmiddels twintig jaar oud
zijn en dat hij nooit de ambitie had om schrijver te worden. Hij was benoemd om
films te bespreken op de BRT, die Chantal Akerman ontdekte (een filmmaakster
die op 5 oktober j.l. op 65 jarige leeftijd een eind aan haar leven maakte, rs),
wilde vooral radiomaker worden en begon na zijn universitaire studie een
academische loopbaan. Hij recenseerde veel op theatergebied en hield een
dagboek bij, niet wat betreft zijn eigen leven, maar over de films die hij had gezien
en de boeken die hij had gelezen. Op verzoek van een uitgever die graag iets
literairs van hem wilde uitgeven is hij aan Aan
zee begonnen dat zich steeds meer uitbreidde.
Brands zegt dat het heel terloops geschreven lijkt.
De Kuyper vertelt over de hoofdpersoon, een kind, een naïeve
hij figuur van wie hij zelf afstand kan nemen, dat precies observeert en dat
daardoor lichtvoetig proza oplevert, ook als hij van het strand wordt afgevoerd
vanwege maagproblemen. Hij staat daar niet alleen in. Ook Charles Dickens kende
problemen. De Kuyper werd in de oorlog geboren, leed aan tbc, zijn vader ging
dood, zijn oudste broer was twintig jaar ouder, tot zijn achttiende deelde hij
het bed besefte hij onlangs, maar zijn moeder hield het gezin ondanks de armoede
kunstig gaande. Hoewel hij nooit nieuwe kleren kreeg en zijn truien met
hergebruikte wol gebreid waren, was het leven een La vita è bella (Benigni, 1997). Ze gaf hem de levenskunst door om
te genieten van de dingen die men heeft. Als ze in onze tijd geleefd zou hebben
was ze een hoogleraar geweest, zegt De Kuyper. Elke keer als een zoon van de
lagere school afkwam ging ze naar de jezuïeten om te vragen of haar kind door
hen onderwezen kon worden. Alle vijf keer overtuigde ze de geestelijken. De
Kuyper is zich nooit zo bewust geweest van haar invloed op zijn boeken, maar in
zijn boek Het teruggevonden kind (2007),
waarin hij de kinderjaren van schrijvers als Proust portretteert, komt dat weer
terug.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten