Welcome, reader! According to Antony Hegarty in this second decade of the new century our future is determined. What will it be? Stays all the same and do we sink away in the mud or is something new coming up? In this blog I try to follow new cultural developments.

Welkom, lezer! Volgens Antony Hegarty leven we in bijzondere tijden. In dit tweede decennium van de eenentwintigste eeuw worden de lijnen uitgezet naar de toekomst. Wat wordt het? Blijft alles zoals het is en zakken we langzaam weg in het moeras van zelfgenoegzaamheid of gloort er ergens iets nieuws aan de horizon? In dit blog volg ik de ontwikkelingen op de voet. Als u op de hoogte wilt blijven, kunt u zich ook aanmelden als volger. Schrijven is een avontuur en bloggen is dat zeker. Met vriendelijke groet, Rein Swart.

Laat ik zeggen dat literaire kritiek voor mij geen kritiek is, zolang zij geen kritiek is op het leven zelf. Rudy Cornets de Groot.

Do not go gentle into that good night, Old age should burn and rage at close of day; Rage, rage against the dying of the light. Dylan Thomas.

Het is juist de roman die laat zien dat het leven geen roman is. Bas Heijne.

In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Johannes.



vrijdag 30 november 2012

Mission Statements (2012), documentaire van Jord den Hollander


Ambassadegebouwen met een boodschap

In 1991 begon Buitenlandse Zaken met het promoten van Nederlandse architectuur. Jord den Hollander loopt met de ambassadeur en zijn gasten mee door een viertal nieuwe gebouwen.

In Addis Abeba, Ethiopië is door de Nederlandse architecten Van Gameren en Mastenbroek een gebouw neergezet dat past bij het rotsachtige landschap. De rode steen en het verzonken gebouw voldoen daaraan. Een beambte hijst de vlag en salueert geheel volgens protocol. Ambassadeur Hennekens komt met een dikke Mercedes met vlaggetje aan de voorzijde het zwaar beveiligde terrein op. Hij leidt een delegatie rond over het 140 meter lange dak van het kantoor en het woongedeelte en zegt dat rond de boomstammen eigenlijk water had moeten staan. De architecten spreken over een metafoor voor Nederland: werken onder waterniveau. Mevrouw Hennekens vindt de vloeren glad. ze inspecteert de voorbereidingen voor een diner voor een mensenrechtengroep. Er komt koude wortelsoep omdat die niet kan afkoelen als een toespraak te lang duurt. Ze vindt het mooi zoals het water in de regentijd aan het gebouw plakt. Iemand doet een inburgeringstest aan de hand van gedigitaliseerde vragen over plaatjes in een boek. De eerste vraag gaat over de kleuren van de Nederlandse vlag. De ambassadeur gaat na vier jaar naar Bangladesh. Hij hoopt dat de zeepiraten zijn inventaris met rust laten.

Rem Koolhaas zette in Berlijn een Nederlandse ambassade met veel glas neer aan de Spree, dat meteen een prijs won. Volgens ambassadeur Krop wilde men niet alleen een gebouw maar ook een stuk Nederland en een mission statement neerzetten. Transparantie vertegenwoordigt de moderne diplomatie. Een klein land moet imponeren. Koolhaas vertelt gasten tijdens een rondleiding in een videoboodschap over nabuurschap en een utopische dimensie. Er zijn 43 verschillende deuren waaronder een dikke James Bond draaideur. Het kent megalomane trekken zegt de vervangend ambassadeur. Hoewel de garagedeuren en de poortjes automatisch dichtgaan trekt hij met de hand de vitrage dicht. Hij moet drie meter springen als er brand uitbreekt. Het gebouw werd twee keer zo duur en twee jaar te laat opgeleverd in 2004. Het is steeds hetzelfde. Hij is blij dat hij naar Brussel gaat. 

Kees Kraan tekende voor de ambassade met veel glas in Maputo, Mozambique. Hij wilde Nederlandse precisie verenigen met een eigen inbreng van de bouwers ter plaatse. Volgens hem getuigt het gebouw van eigenwijzigheid. Ambassadeur Frans Bijvoet vindt dat een ambassade uitnodigend moet zijn. Er is gezocht naar een verbinding tussen de ambassade en de school die er al stond. Een gast zegt dat het hout past in de omgeving, een ander vindt het te duur en het gebouw te groot. Het staat te dicht op de straat en neemt de ruimte weg voor voetgangers.

Lucien Lafour, een Nederlander van Surinaamse afkomst ontwierp een gelaagd schelpvormig gebouw in Paramaribo, dat ook van hout of golfplaat gemaakt had kunnen worden.
ambassadeur Jacobs toont het gebouw van een afstandje. Het oogt groot maar het misstaat niet in de omgeving. De bloembakken aan kettingen zijn weggehaald omdat ze te weinig water kregen. De kantoren bevinden zich in de schil. De gangen zijn smal. Men heeft bij de Surinaamse overheid een stembus geleend. De stemformulieren passen er nauwelijks in. Emanuels, een kritisch Surinaams architect komt nooit verder in het gebouw dan de ingang, dus weet er niets van. Lafour krijgt het etiket van neokolonialist.

Nederland is inmiddels gestopt met dit project vanwege economische en politieke redenen. Het zou interessant zijn te vernemen wat die laatste zijn. Zou Nederland dan toch teveel willen imponeren in de wereld?

Hier een noodzakelijke visuele impressie, hier een indruk van het bijzondere gebouw in Addis Abeba.

donderdag 29 november 2012

Esther Vergeer, garantie voor succes (2012), documentaire van Arjan Nieuwenhuizen


De tol van de roem

Paralypiër Esther Vergeer doet in ambitie niet onder voor handbiker Monique van der Vorst. Op haar gebied, het wheelchairtennis, blinkt ze al jaren uit. Ze heeft alles gewonnen wat er te winnen is. Ze heeft een verzadigingspunt bereikt en tennist even niet meer. Sinds 11 september j.l. is ze thuis. Ze vraagt zich af of ze in 2016 nog wel naar Rio wil. In juni was ze in een trainingskamp voor zich voor te bereiden op Londen. Ze was 470 wedstrijden ongeslagen. Dat zegt ook wel iets over het competitieveld. Esther was gefocust en kan geen rust vinden. Wat is rust? De structuur is weg. Het liefst wordt ze moeke van drie kinderen.

Arjan Nieuwenhuizen volgde haar een jaar lang op de voet. Ook tijdens de inhuldiging in haar woonplaats Woerden, vijf dagen na haar gouden plak op de Paralympische Spelen in Londen 2012, waarbij ze de eerste ereburger van de stad werd. Esther vertelt wat spanning met haar doet. In Peking 2008 stond ze in de finale onder grote druk. Ze kreeg zelfs een matchpoint tegen. Federer weet wat het is om tegen zichzelf te spelen. Elke wedstrijd heb je meer te verliezen dan te winnen. In februari was Esther bij de Laureus Awards in Londen. De gehandicaptensport gaat ook om het verhaal. Ze krijgt steeds weer dezelfde vraag gesteld. What keeps you going? Winning isn’t boring, antwoordt ze. Als ze met tennissen stopt, is de aandacht weg. Dat zal wel wennen zijn, denkt ze.

Kern van de documentaire is de bespreking die ze heeft met het sportmanagement. Ze heeft zelfs een mindmap gemaakt zoals dat heet, waarop ze allerlei kernbegrippen rond zichzelf heeft verzameld, zoals haar Foundation, waarmee ze clinics geeft op een mytylschool. Medewerker Esther Goergen zegt dat eerst de vraag moet worden beantwoord of ze naar Rio gaat. Ze is een doener, zegt Esther zelf. Denken maakt het probleem niet helderder. Na haar tenniscarrière wil ze weer iets om haar tanden in te zetten. Maar wel met de garantie van succes. Ook als toernooidirecteur streeft ze perfectie na. Integratie met de valide tennissport is een sleutelwoord, net als loslaten. In het team ParaStars en wil niet alleen zelf het gezicht zijn van de paralympiërs, al is dat soms van een bijna onaardse knapheid.

Ze werkt thuis met haar moeder aan een knipselkrant. Dat geeft rust. Ze zegt dat zo’n mindmap tegenwoordig een hype is in het bedrijfsleven. Volgens haar ouders was ze altijd al een doorzetter. Tot haar zesde was ze gezond. Na zwemles waarbij ze onder water moest zwemmen had ze hoofdpijn en raakte ze bewusteloos. In het ziekenhuis ontdekte men een bloedvatafwijking bij haar ruggemerg. Tijdens de operatie liep ze een dwarslaesie op. Het was moeilijk dat te accepteren. Ze voelde zich buitengesloten. Ze was negentien jaar oud toen ze in Melbourne 2000 haar eerste goud won. Coach Sven Groeneveld zegt dat ze een voorbeeld is voor anderen, dat ze niet wil verliezen en heel professioneel met haar sport omgaat.

Ze gaat vissen met haar vriend en maakt een strandwandeling waarbij ze in het zand blijft vastzitten. Ze gaat straks op vakantie, iets dat ze niet vaak heeft gedaan. Ze hoopt wat rust te vinden. 

Hier mijn bespreking van de documentaire Ik heb nooit gelogen over Monique van der Vorst.

woensdag 28 november 2012

Hans Eenhoorn over de honger in de wereld, Gesprek op 2, 25 november 2012


Paul Rosenmöller leidt het gesprek in door te zeggen dat in de wereld een miljard mensen teveel eten en eenzelfde miljard te weinig. Hij vraagt Hans Eenhoorn (1941) waar zijn passie met het onderwerp vandaan komt.
Hans werkte bij Unilever. Hij begint over de Taskforce on Hunger van de VN waar hij na zijn pensionering in 2001 als vertegenwoordiger van de voedselproducenten deel van uit maakte. Hij pleit voor een duurzame ontwikkeling omdat daarin evenwicht is en geen voedselschaarste voorkomt. Hij maakte eerder deel uit van de club van Rome en zette zich in voor duurzame landbouw. In Afrika zag hij het voorportaal van de hel. Langs de kant van de weg in Malawi vielen mensen om omdat ze niet meer op hun benen konden staan, niet om uit te rusten maar om te sterven.

Rosenmöller speelt op zijn geweten door te zeggen dat hem zoiets niet zal overkomen.
Hans uit zijn morele verontwaardiging. Geld kan niet het probleem zijn in een wereld die zoveel uitgeeft aan bewapening. De vluchtelingenstromen worden in de hand gewerkt door de tegenstelling tussen rijk en arm. In Azië gaat het beter dan in Afrika. Dat heeft onder andere te maken met een ander voedselpatroon. Rijst en graan is daar het basisvoedsel en de grond is vruchtbaarder. Ook wordt de landbouwproductiviteit meer gestimuleerd. In China zijn de levensomstandigheden verbeterd. Afrika krijgt ook nog een enorme bevolkingstoename te verwerken.

Toch zijn er ook landen in Afrika waar het beter gaat, zoals in Ghana.
Dat geldt ook voor Rwanda en Malawi. Het heeft te maken met vormen van democratie, een vrije pers en aandacht voor de voedselvoorziening. Verder is er veel domheid, onkunde en hebzucht.

Hoe kan die verslagen worden?
De overheid moet investeren in de eigen landbouw. De overheid moet betrouwbaar zijn. Democratische processen zijn belangrijk. Vanuit de landbouw moet men komen tot landbouwindustrie en andere vormen van industrie. Ook het onderwijs moet verbeterd en de infrastructuur.

Is het niet pijnlijk dat het niet lukt?
Dat hangt samen met het korte termijn denken. Hans wordt daar wel eens cynisch van. Het zijn vooral lokale regeringen die verantwoordelijk zijn voor de ellende in Congo of Ethiopië. Ze zijn ooit tijdens de koude oorlog in het zadel geholpen met buitenlandse steun. 

Rosenmöller vindt dat ze genoeg over staten gesproken hebben en gaat verder met de private sector.
Hans werkte bij Unilever en zegt dat Westerse maatschappijen anders dan de Aziatische het maatschappelijk ondernemen voorop stellen. Hij noemt Paul Polman die duurzaamheid voorstaat. Op de lange termijn moet er meer in duurzaamheid geïnvesteerd worden. Het moet ook geld mogen kosten. Want uiteindelijk levert het ook weer geld op.
Hans is slecht te spreken over de Nederlandse bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Hij ziet het als een overheidstaak de honger en de armoede te bestrijden. Voor onze export zijn we afhankelijk van vreedzame en stabiele verhoudingen. Obama zei in oktober j.l. dat het de taak is van de overheid om de honger de wereld uit de helpen, ook Cameron uitte zich in zulke bewoordingen, maar de Nederlandse overheid geeft niet thuis.

Ontneemt uw idealisme het zicht op de werkelijkheid?
Hans beaamt dat, maar is liever naïef dan dat hij niets doen. De milleniumdoelstelling om de armoede te halveren halen we niet, maar we komen wel vooruit. Hans gelooft dat de armoede kan worden uitgebannen. Er is genoeg grond om iedereen te eten te geven. Hij is lid van het CDA geworden, gelooft in rentmeesterschap. We hebben de aarde niet gekregen van onze ouders, maar geleend van onze kinderen. Hij wil zijn kennis overdragen op jongeren. Paul wenst hem daarmee veel succes.






dinsdag 27 november 2012

Edin Mujagic over Geldmoord, VPRO-Boeken, 25 november 2012


Hoe de centrale banken ons geld vernietigen

De Bosnische macro-econoom Edin Mujagic kwam op vijftienjarige leeftijd in 1992 naar Nederland. Zijn vader vluchtte uit een van de concentratiekampen, waarvan de uitgemergelde mannen nog op ons netvlies gebrand staan. Hij maakte in zijn land een geldmoord mee.

Wim Brands vindt het bijzonder dat hij op de geschiedenis in gaat. Volgens Arnold Heertje is het belangrijk dat economen ook iets van de geschiedenis weten.
Edin zegt dat het vak helaas facultatief is op de universiteit. Het zou verplicht gesteld moeten worden. Er zijn veel zaken die onvoorstelbaar waren, maar die toch gebeurd zijn. Niemand had tien jaar geleden kunnen bedenken dat ING alleen met staatssteun overeind kon blijven. Ook in Bosnië werd het onvoorspelbare waar: een week voor de oorlog zag Edin op de televisiebeelden van geweld, vijftig kilometer bij hem vandaan, maar hij geloofde niet dat de oorlog bij hen zou aankloppen.

Brands begint over de inflatie die vanaf de Middeleeuwen tot 1900 gelijk bleef maar daarna sterk steeg. Uitgebreid trekt hij met zijn arm de grafiek.
Na 1900 werd alles duurder. De koopkracht is sinds 1991 met vijfentwintig procent gedaald. Hoewel de CAO-lonen stegen, werden de goederen nog veel duurder.

Brands vindt het vreemd dat men tegenwoordig in een gezin met z’n tweeën moet werken om rond te kunnen komen.
Edin zegt dat in de V.S. een op de zeven personen afhankelijk is van food stamps.

Brands jongleert met denkbeeldige muntjes rond een glas water op tafel. Er zijn er acht, maar vier heeft men nodig voor brood. De bank doet er nog acht muntjes bij, zodat we er weer twaalf hebben.
Edin legt uit dat burgers niet in opstand kwamen tegen de verminderde koopkracht omdat de kloof tussen hun wensen en de realiteit werd opgevuld door het lenen van geld. De staat drukte bij.

Brands zegt dat wij daar ook aan mee deden.
Edin beaamt dat het ouderwets was om te sparen. Lenen werd aantrekkelijk gemaakt. De rente was aftrekbaar van de inkomstenbelasting.

Wat gaan we eraan doen?
Voor een stabiele euro is het belangrijk dat er geen geld wordt aangemaakt.

Brands vindt economie niet zo moeilijk. Bezuinigingen zijn oliedom.
Volgens Edin ligt het probleem niet alleen bij de consument maar ook bij de overheid die teveel heeft uitgegeven.

Maar we kunnen toch beter bezuinigen als het weer beter gaat?
Onze Oosterburen waren zo slim om te bezuinigen in betere tijden.

Edin wil ons nog van alles meegeven over het afbetalen van schulden en de globalisering, maar wordt helaas onderbroken door de tune. Een scherpzinnig en helder spreker.   

maandag 26 november 2012

Lester Brown en Paul Gilding in Mag het ergens over gaan? Teylers Museum, 25 november 2012


Alarmisten brengen een goede boodschap

Ziggy Klazes ontvangt voor de verandering twee gasten (links voor de spiegel) die hun sporen gezet hebben in het behoud van de aarde, te weten de Amerikaan Lester Brown, oprichter van het Earth Policy Institute en de Australiër Paul Gilding, auteur van Helden uit noodzaak. Het is voor het eerst dat ze gezamenlijk optreden.

Ziggy vraagt hen of ze elkaars werk kennen. Dat is het geval. Vervolgens wil ze weten waarin ze verschillen. Paul zegt dat hij meer vanaf de zakenkant denkt en Lester vanuit de aarde. Lester noemt de voedselcrisis de zwakke plek in het huidige systeem. We zitten nu al in de problemen. De crisis zal routine worden. Boeren zijn gewend aan wisselende weersomstandigheden, maar niet aan klimaatverandering. Het is na twaalven. We moeten een inspanning verrichten als Roosevelt na Pearl Harbor toen hij de auto industrie inzette
voor een oorlogseconomie. Een totale herstructurering van de energie economie is nodig.
Gilding voegt eraan toe dat dit niet het einde van de beschaving is, maar dat het tijd is om te handelen.

Ziggy vraagt zich af of we daarvoor geen State of the Planet nodig hebben.
Gilding zegt dat we helaas geen wereldregering hebben en daar ook niet op moeten wachten, maar allianties zoeken en diplomatie inzetten. Lester zegt dat er in de VS veel gebeurt op het gebied van omvorming van energie door het sluiten van kolencentrales en het produceren van zuinige auto’s. Grotere stappen zijn niet onmogelijk. In China bouwt met enorme windparken, ook zonne energie is in opkomst. Volgens Gilding kunnen we leren van de Arabische Lente, dat die een draaipunt vormde omdat men het niet meer pikte dat het brood zo duur werd.

Ziggy wil weten wat het betekent dat de temperatuur met twee graden omhoog gaat.
Gilding ziet daardoor veel ellende op ons afkomen. Lester spreekt van een verdieping van de honger. Soms is er niet voldoende voedsel voor de dagelijkse maaltijd. Door het uitputten van de ondergrondse watervoorraden verliest een groot deel van de Indiase en Chinese bevolking hun voedsel.

Ziggy vraagt wat Shell van hun ideeën vindt.
Gilding zegt dat het in het systeem ingebakken zit dat men doorgaat tot het niet langer kan. Zo werkt de markt nu eenmaal. Hij heeft in zijn boek een hoofdstuk gewijd aan het koopgedrag van consumenten. Volgens hem is winkelen iets tijdelijks in onze evolutie. Als we straks minder geld hebben en producten duurder worden zal dit gedrag uitdoven. Lester voegt daaraan toe dat in de VS een social shift bezig is. Jonge Amerikanen kopen niet meer een auto maar zoeken via de sociale media contact met elkaar. In Amerikaanse steden ontstaan wittefietsenplannen.

Maar in China bouwen ze veel snelwegen.
Volgens Lester beginnen ze daar ook van koers te veranderen. Het idee dat iedereen straks een auto heeft zal een nachtmerrie opleveren. Het gaat om een plan voor de 21ste eeuw. In de vorige eeuw werd onze veiligheid bedreigd door andere politieke machten, maar komt het van het klimaat. Zonder de noodzaak tot bewapening hebben we meer ruimte daar aandacht aan te geven.

Ziggy vraagt zich af we niet de hele boel moeten saneren, zoals Europa doet met de schulden.
Gilding zegt dat het systeem failliet is en herstructurering behoeft. De globale markt is niet het ideale model gebleken. Economische vernieuwing op basis van duurzaamheid levert veel banen op. Lester zegt dat de belasting op werk omlaag moet en die op producten omhoog. Bij olieraffinaderijen ziet hij nooit personeel, bij projecten op het gebied van wind- en zonne-energie wel.

Ziggy vraagt of de informatie altijd correct is. Want er is nogal wat tegenspraak.
Volgens Gilding zijn er mensen in het huidige systeem die veel te verliezen hebben. Dit is geen filosofisch debat maar gebaseerd op feiten. De aarde onderhandelt niet. Uiteindelijk gaat het niet om de cijfers maar om de bereidheid tot verandering. De hogere voedselprijzen werken als een trigger. Volgens Lester worden de tegengeluiden minder. Er is meer herkenning.

Wubbo Ockels, ook in de zaal, vraagt hoe we jongeren kunnen mobiliseren. Door zijn ruimtereizen ontdekte hij dat niet de ruimte maar de aarde uniek is.
Lester zegt dat jongeren steeds keuzen maken. Ze eten bijvoorbeeld veel minder vlees dan hun ouders en praten aan de eettafel met hun ouders over hun leefstijl. Gilding zegt dat hij meer activisme onder jongeren ziet.

Een jonge vrouw vraagt naar adviezen om te veranderen.
Gilding zegt dat er allerlei kanten aan zitten. Dat we straks minder geld hebben is in ons eigen belang. Volgens Lester gaat het niet alleen om een levensstijlprobleem maar ook om politieke bewustwording. Gilding stelt voor met je vrienden te praten, omdat zoiets verandering faciliteert. 

Hier meer over Lester Brown, hier meer over Paul Gilding.


 


Alleen in de wereld (2012), documentaire van Denise Janzée


Leven met gebrek aan aandacht

Alexander Vinkenoog is geboren in 1961, de tijd van de flower power. Hij neemt zijn moeder niets kwalijk, maar zijn vader Simon was een destructieve man. Alexander wilde alles worden als het maar geen schrijver was. Hij woont aan een Amsterdamse gracht, is een zorgzame vader, die anders dan zijn eigen vader veel aandacht heeft voor zijn kinderen. Zelf was hij al vroeg zelfstandig. Het is vertederend een oude filmopname te zien, waarin hij druk pratend en fantaserend over een pad langs het water loopt. Een dappere jongen, die zich door het leven slaat. Terwijl zijn vader typte, zat hij te schilderen. Later deed hij sportacademie, maar hij moest zelf alles regelen. Hij schreef dat hij ooit boos was. Zijn vader preekte de liefde maar wist zelf niet wat het was. De LSD party’s zijn leuk om te beschrijven. 
Edith Rignalda, de laatste vrouw van Vinkenoog, vertelt dat Alexander en haar eigen dochter Inge meegingen op huwelijksreis. Inge overleed in 2006 na experimenteren met drugs. Het is een risico, zegt Edith gelaten. Samen met Alexander bereidt ze een expositie over Vinkenoog voor ter gelegenheid van de presentatie van de Verzamelde Gedichten. Omdat ze zelf geen trauma’s had, kon ze Simon gelukkig maken. Simon werd al met zijn achttiende vader, hoewel hij geen kinderwens had. Alexander zegt dat hij zich als kind altijd bescheiden opstelde. Hij vindt dat hij er op foto’s triest uitziet. Edith is nogal stellig dat kinderen de ouders nooit iets kwalijk mogen nemen. 

Sandrien van Brakel hoort op de televisie haar moeder Nouschka zeggen dat ze denkt dat ze wel een goede oma is. Zelf is ze chronisch depressief. Ze vond het niet leuk dat haar moeder altijd werkte. De film was voor haar belangrijker dan het thuisfront. Ze heeft zelf veel aandacht voor de schoolvorderingen van haar zoon David. Voor hem is ze de drukte van Amsterdam uitgevlucht naar het platteland. Nouschka was bij de Dolle Mina’s. Er stond eens een levensgrote penis in hun kamer, die meegevoerd werd in een actie voor vrouwenurinoirs. Haar moeder en nieuwe vriend waren niet discreet. Sandrien kreeg veel te verhapstukken op te jonge leeftijd. De ouders waren druk bezig met hun ontwikkeling, voor de kinderen was daarvoor geen ruimte. Als zij zong, begon haar moeder daar overheen te zingen, omdat ze ook gehoord moest worden. De aandacht kon niet gedeeld. Sandrien leerde zich in te houden. Gelukkig waren er buurvrouwen die op haar toezagen. Ze heeft nog altijd moeite met intimiteit. Tussen haar moeder en haar was een gesloten deur. Daarom heeft ze in haar huis de deuren altijd open.

Marcus Muzea, de zoon van Cor Vaandrager, zegt dat zijn vader na de toekenning van de Anna Blamanprijs met drugs ging experimenteren en veel praatte. Marcus zocht zijn veiligheid, zijn broertje Leendert, aan wie de documentaire is opgedragen, redde het niet. Soms ging er iets mis in zijn hoofd. Terwijl Marcus genoot van een optreden van Lou Reed, lag zijn broertje te slapen. Cor pleegde zelfmoord. Marcus vond hem onder het bloed. Leendert hielp opruimen. Zijn moeder is in de zeventig en heeft kanker. Ze schilderde. Ze vertelt dat ze ook in een psychiatrische inrichting zat, maar dat ze daar toch uitkwam. Marcus zegt dat Leendert nog maar een kind was, een gevoelig kind, dat mooi piano speelde, minder een overlever als hijzelf. Marcus snapte niets van de adoratie voor zijn vader. Zelf vond hij hem een egoïstische klootzak die het leven van anderen verpestte. Marcus werkt in de hijstechniek, een dienend beroep. Hij is rustig bij stress en omgekeerd. Marcus belt met de verpleging. Het einde van zijn moeder nadert. Hij vindt dat heftig, maar toont geen emotie. Hij staat geen verdriet toe, maar kan wel boos worden. Zijn dochters zeggen dat hij dan eerst weg gaat maar nog bozer terugkomt. Hij schrikt daar ook zelf van. Hij bokst. Hij ontruimt het huis van zijn moeder. Door medicatie werd haar creativiteit minder, maar ze was beter te pruimen. Desondanks hoopt hij vroeger dat ze gauw dood zou gaan.  

De trailer wordt helaas geblokkeerd. Denise Janzée is zelf de dochter van Willeke van Ammelrooy.  

Will Tinnemans over Voor jou tien anderen, VPRO-boeken, 25 november 2011


Solidair met de onderkant

Vanwege het thema Hoezo armoede? zit Wim Brands in het geldmuseum in Utrecht. Onder de noemer: we werken harder en we worden armer, ontvangt hij Will Tinnemans en begint meteen over diens vader, een Limburger uit 1912, een tijd dat het nog niet vanzelfsprekend was om te gaan studeren. Na een periode als herdersjongen, dat te eenzaam bleek, werd hij als boerenknecht te werk gesteld. Thuis waren ze met vijftien kinderen (het gezin van zijn vader bevatte dertien kinderen), maar werd getypeerd door een vooruitgangsgeloof. Anders dan nu geloofde men dat de toekomstige generaties het beter zouden krijgen.

Eerder maakte Tinnemans portretten van werkende armen. 300.000 mensen zijn aangewezen op een arbeidsmarkt die niet op hen is ingesteld. De personen bij wie hij over de vloer kwam hadden vaak pech gehad, in de zin van ziekte of scheidingen.

Brands komt terug op Voor jou tien anderen, dat als ondertitel heeft:  Uitbuiting aan de onderkant van de arbeidsmarkt.  Hij haalt het boek Diplomademocratie aan van Mark Bovens. Vroeger volgde men de vader op, al was er in katholieke gezinnen een uitzondering voor de oudste zoon die priester werd, zoals ook de broer van Tinnemans. Daarna kwam de diplomademocratie, waarin men een diploma nodig heeft om een gewenste baan te verwerven. De onderkant van de samenleving is niet meer vertegenwoordigd in het politieke electoraat, maar is voor hen ook niet interessant.

Terwijl de groep groeiende is, merkt Brands op, een het vooruitgangsgeloof van de vorige generatie mist.
Tinnemans stelt dat in plaats van solidariteit met elkaar de nadruk is komen te vallen op zelfredzaamheid, terwijl dat voor werkende armen geen soelaas biedt. Ze sloven zich uit en ontvangen geen redelijke beloning.

Wat te doen? vraagt Brands.  
Het zou goed zijn de belofte aan hen na te komen dat wie werkt daarvan ook kan leven. Dat kan door het vangnet terug te brengen middels een lagere belasting.

Of het uitstellen van het terugbetalen van schulden? vraagt Brands die zich opeens als een econoom ontpopt.  
Dat lijkt Tinnemans gevaarlijk. Het is beter de inkomstenbelasting te verlagen voor de mensen aan de onderkant.

Komt het vooruitgangsgeloof weer terug?
We hebben onszelf overtroffen, meent Tinnemans, maar inmiddels moeten we een pas op de plaats maken en nadenken over de samenleving die we geschapen hebben.

zondag 25 november 2012

Tim Jackson over Prosperity without growth, Gesprek op 2, 19 februari 2012


We gedroegen ons als kinderen in een snoepwinkel

In maart 2009 zat Tim Jackson in een Britse adviescommissie over duurzame ontwikkeling. Het rapport Prosperity without growth? gaat over onze uitgeputte planeet, die meteen vrees voor crisis en recessie oproept. Dat werd in 2008 en 2009 al zichtbaar.

Daphne Bunskoek zegt dat de analyse dus niet als een verrassing kwam.
Volgens Jackson wilde toch niemand er echt over nadenken. Het rapport leidde tot consternatie bij de overheid. Tot een woedende, niet met name genoemde, functionaris die zulke berichten niet wilde horen in een tijd van financiële crisis. Inmiddels is het onderwerp minder taboe. Men heeft de bereidheid het probleem onder ogen te zien. Welvaart is niet hetzelfde als geld, maar gaat om redelijke verwachtingen. Inkomen is daarbij maar betrekkelijk van belang.
Mensen noemen eerder gezondheid, veiligheid of een zinvol leven. Het gaat dus meer om sociale verbanden en identiteit.

Is een groeiloze maatschappij mogelijk?
Het is zowel een uitdaging als een dilemma om de welvaart niet afhankelijk te maken van economische groei. Er zijn weinig voorbeelden van. De ineenstorting van de economie leidde in Japan tot een verloren decennium, in Rusland bleven de sociale structuren intact na de ineenstorting van de Sovjet Unie. Soms is meer welvaart mogelijk bij een economische neergang.

In plaats van te vragen naar een voorbeeld begint Bunskoek over de green New Deal en wat daarvoor nodig is.
Volgens Jackson investeringen in verbetering van de levensomstandigheden, al ontbreekt de politieke wil daartoe. Daarvoor is een lange termijn visie nodig en politici zijn niet geneigd verder te kijken dan hun neus lang is. Hij twijfelt eraan of een totale vergroening mogelijk is, of het niet misleidend is. Mensen hebben zich geleerd te gedragen als consumenten.

Zit dat ingebakken in het systeem of in onze menselijke natuur?
Mensen zijn zowel egoïstisch als altruïstisch. Er is behoefte aan een dienstverlenende economie, gericht op verbetering van de leefomstandigheden door o.a. onderwijs, gezondheidszorg en mogelijkheden tot recreatie. Dat kost geld, maar het levert ook geld op. Het maakt niet uit of er een verzadigingspunt bereikt wordt. Dan doet in ieder geval de economie zijn werk. Dat begreep Keynes al. Investeringen en dienstverlening vormen de pijlers voor de nieuwe economie. Dat is geen utopie, maar onze beste kans te ontsnappen uit de crisis. Daar hebben we geen nieuwe normen voor nodig. We dienen te herkennen wie we zijn, namelijk geen consumenten. Het is van belang te herkennen wat we ons zelf aangedaan hebben door ons te gedragen als kinderen in een snoepwinkel. Onder ogen zien dat we de verkeerde signalen hebben afgegeven.

De politiek zal niet blij zijn met het gebrek aan groei.
Een goed politicus geeft de mensen daar iets voor terug. Jacksons rapport had veel impact. Er is de bereidheid erin mee te gaan. Ook multinationals zijn geïnteresseerd omdat ze de problemen zoals grondstoffenschaarste op hen af zien komen.

Om daarmee hun bedrijfsvoering voort te zetten?
We zijn goed, slecht, als een mengeling daartussen. Het is belangrijk voor een mens dat hij zich niet voor zijn daden hoeft te schamen. Consumenten hebben geen onbeperkte macht, maar bijvoorbeeld wel op het gebied van vakantiebesteding.

Wat is de impact op zijn eigen leven?
Jackson zegt dat het voor hem net zo moeilijk is als voor ieder ander om een nieuwe positie in te nemen. Dat geeft vrijheden als beperkingen. Hij heeft al vijf jaar geen auto meer en voelde zich een tweedehands burger.

Wat moet er gebeuren?
Een deel van de oplossing zal op natuurlijke wijze tot stand komen, een ander deel door druk, zoals bijvoorbeeld van de Occupy-beweging die de overheid beweegt tot een andere verdeling van de inkomens. We bevinden ons in de laatste vijf minuten van een voetbalwedstrijd. Concentratie is belangrijk. 

I am a woman now (2012), documentaire van Michiel van Erp


De blonde Corinne van Tongerloo, bekend van de tentoonstelling Ik Man/Vrouw, is terug in Casablanca waar ze in 1972 in een kliniek werd geopereerd door dokter Burou. Helaas is die overleden. Ze brengt bloemen naar zijn graf om hem te bedanken, want daarna is ze echt begonnen met leven. Ze toont opnamen met een Super 8 camera gemaakt waarop ze verliefd is op een biseksuele jongeman. Ze was toen nog niet af en onrustig. Na de operatie trad ze naakt op. Ze wilde graag haar nieuwe lichaam laten zien.
Ze ontmoet Alan, de zoon van Burou, die haar vertelt dat hij wel eens een operatie bijwoonde maar niet goed werd van alle bloed. Ze mist een knuffel. Haar geheim is een handicap. Ze wacht met het openbaren van haar geheim tot een nieuw contact verliefd op haar geworden is, maar uiteindelijk gaat men toch terug naar een geboren vrouw, want die is toch anders. De seks is geen probleem. Er zijn meer vrouwen met een kleine vagina. Ze vertelt een vriendin over haar handicap. Ze heette eerst Cornelis, maar voelde zich een meisje. Ze toont een jeugdfoto. De vriendin krijgt er kippenvel van. Op het strand van Casablanca ziet ze terug op haar leven. Zij heeft bereikt wat ze wilde. Ze zou kunnen huilen, als daarmee niet haar make-up zou uitlopen.   

De 73-jarige Duitse Jean Lessenich werd in hetzelfde jaar geopereerd, maar heeft een lage stem en oogt mannelijk. Dokters waren alleen geïnteresseerd in de techniek. Risico’s, daar dacht men niet aan. Zij toont een schoolfoto uit 1947. Op het moment dat zij verkering kreeg dat ze nog dat het allemaal wel los zou lopen, maar ze verkleedde zich graag als vrouw. Ze vond dat zelf pervers, maar moest toch denken, als ze voor een etalage stond, hoe een jurk zou staan. Toen ze enkele weken na de operatie op haar werk kwam, voelde ze zich een echte vrouw. Ze beleefde gelukkige jaren, werd verliefd op de Japanse Keiko, een traditionele samurai die wilde dat ze mannenkleren droeg. Laatst was ze bij haar graf en vertelde dat ze weer als vrouw leefde. Ze had het idee dat Keiko daar blij mee was. Make-up of kleding maken nog geen vrouw. Het gaat om de zelfbewustheid te weten dat ze de fantasie van een man kan vervullen. De oudere leeftijd zat niet in die fantasie. Een liefde zou nu nog moeilijk zijn. Toch kwam ze iemand tegen, die ze af en toe ziet.
 
De Britse April Ashley werd in 1960 geopereerd en is inmiddels grijs. Ze lijkt wat op Margaret Thatcher en drinkt graag een sherry. Haar vrienden zijn dood, waardoor ze het gevoel heeft dat ze niet meer bestaat. Ze kwam uit een streng katholiek milieu met een vader die verdween en een moeder die haar uit huis zette. Op haar vijftiende ging ze naar de marine. De Schotse matrozen waren geweldig. Als ze dronken waren probeerden ze de kleren van haar lijf te trekken. Robert Boutin is society fotograaf. Hij ontmoette April in 1958 in Parijs, waar ze optrad in Carrousel in een travestieshow. Ze ondernam verschillende keren een zelfmoordpoging. In Ormskirk zat ze in een psychiatrische inrichting, waar ze mannelijke hormonen kreeg toegediend. Men vond dat ze maar een homo moest worden. Burou toonde haar foto’s van de operatie om haar af te schrikken, maar ze wilde het echt. April trekt zich niets aan van meningen van anderen. Ze heeft veel afwijzingen gehad, ook voor optredens in haar eigen land. Ze vaart met Robert op haar jacht (zie foto) en ontmoet ook Alan Burou. Ze vertelt dat zij als vijfentwintigjarige zijn twintig jaar oudere vader heel aantrekkelijk vond. Beiden zijn zij nu alleen. Zonder haar handicap was ze een filmster of hertogin geweest, zegt ze. Toen haar vader op sterven lag, ging ze naar hem toe. Hij had nog zijn zwarte haar. Ze hoopte dat ze niet grijs zou worden. Het kwam wel tot een verzoening.    

Colette Berends, geopereerd in 1971, is schoonheidsspecialiste en doet thuis gymnastiekoefeningen. Ze huilde na de operatie een dag lang omdat ze de spanning kwijt moest. Daarna was het goed. Ze leerde een jonge Marokkaan kennen, die gemeenschap met haar had en heel lief voor haar was. Ze maakt wandkleden en legt in een zaal uit hoe die tot stand kwamen. Ze zit in een restaurant met haar twintig jaar jongere vriend Ton met wie ze ooit een afspraakje maakte. Ton accepteerde haar zoals ze was. Ze vindt het goed dat hij een jongere vriendin heeft, die voor hem kan zorgen. Zelf heeft ze al dertig jaar een ontstoken lever.  

Bewonderenswaardig, die openhartigheid. Hier het verslag van mijn rondgang door de tentoonstelling Ik Man/Vrouw in Het Dolhuys

zaterdag 24 november 2012

Langs de grenzen van Turkije, vierdelige VPRO televisie-serie, najaar 2012


Vier grenzen, meer dan vier onthutsende verhalen

Bram Vermeulen, correspondent in Turkije, neemt de kijker op een vriendelijke manier mee naar vier grenzen van Turkije: die met Griekenland, Syrië, Irak en buitenbeentje Cyprus.

 

 

Aflevering 1: De poort naar Europa


De Ebros is letterlijk en figuurlijk de grens tussen Griekenland en Turkije. In het noorden ligt de grens iets voorbij de rivier. Vermeulen loopt naar de wachttorens in het akkerland en hoort van de poortwachters dat hij daar niet mag filmen. Een boer legt uit dat er veel mensen over zijn maisakkers lopen en het gewas vernielen, maar hij heeft begrip voor hun problemen. Turkije is een bufferzone tegen wil en dank. In een comfortabel verwijdercentrum begint men uitzettingsprocedures, maar veel vluchtelingen blijven in Turkije. Velen zeggen dat ze uit Palestina komen, dan kunnen ze niet worden teruggestuurd, legt Vermeulen uit.

Hij bezoekt een monument ter herdenking aan een etnische zuivering in de jaren twintig toen christenen naar Griekenland gingen en moslims naar Turkije en steekt de grens over naar Griekenland. Fort Europa wordt zwaar bewaakt, ook door Esten. Een medewerkster van Frontex legt uit dat er een twaalf kilometer lang hek komt tot de rivier, want er komen zo’n driehonderd personen per dag de grens over. Vermeulen houdt een betoog over de renaissance van de grenzen na een periode waarin overal grenzen ontmanteld werden. In een motorboot vaart hij over de rivier. Zijn gids zegt dat mensen vaak verdrinken door de gevaarlijke stroming. Een imam van een Turkse enclave bij de Turkse grens heeft al vijfhonderd personen begraven, die vergeten zijn. De Grieken hebben sinds kerst camera’s die warmte sigaleren.

Vermeulen wacht bij een benzinestation op vluchtelingen die hier dagelijks langskomen. Een auto van Frontex stopt om te vragen wat hij filmt. De medewerkster blijkt een Nederlandse. Ze mag niet zeggen hoe de nacht geweest is en rijdt weer weg. Eerst komen er twee Ghanenen langs, daarna een hele groep met een Syrisch gezin, gevlucht voor het geweld in hun land. De man is doodmoe. Hij zegt dat hij gezwommen heeft met kinderen op zijn rug. de vanuit een bar toekijkende grieken zeggen dat de vluchtelingen hun papieren weggooien zodat ze niet teruggestuurd kunnen worden, terwijl er al zoveel werkloosheid in Griekenland is. Een man belt Frontex om de vluchtelingen op te komen halen. Ze worden naar een detentiecentrum gebracht. Na een dag mogen ze eruit. Tenzij ze een asielprocedure aanvragen, vertrekken ze Europa in. Ze mogen niet langer dan dertig dagen in Griekenland blijven. Een jongeman vertelt dat hij vier jaar in Griekenland gewerkt heeft en nu terug wil naar Turkije. Hij heeft al tien dagen geen contact gehad met zijn vrouw en kinderen.

Aflevering 2: Nieuwe buren


Vermeulen bevindt zich letterlijk in het mijnenveld tussen Turkije en Syrië. Aan de andere kant van de grens spreekt hij met een douanier van het Vrije Syrische Leger. Hoewel dat niet erkend is, krijgt hij wel een stempel in zijn paspoort. De douanier was eerder leraar en sniper, zou liever in Aleppo zijn, maar is hiernaartoe gestuurd. Hij heeft weinig wroeging over de executie van een legerofficier. ‘Alles is hier eenvoudig,’ zegt hij.

Vermeulen gaat met een auto verder het land in. Hij passeert stukgeschoten huizen, vernietigde tanks. In Assas, een paar kilometer over de grens, staat een lange rij voor een bakkerij. Die levert aan duizend mensen per dag. Er komen steeds meer vluchtelingen bij. Een man zegt dat het niet echt veilig is, maar hij wil ook niet weg. De chauffeur schrikt van bombarderende Migs en racet terug. Later blijkt er volgens activisten toch geen bombardement geweest te zijn, maar de paniek van de chauffeur was wel echt, zegt Vermeulen.

De grens is dicht, de handel gestopt. Turken vinden dat de Syriërs moeten vechten in plaats van vluchten. Ooit was er geen grens. Dit gebied was onderdeel van het Ottomaanse rijk. Vermeulen spreekt een 107-jarige vluchteling die vertelt dat Ataturk het Turkse alfabet invoerde en hoeden in plaats van hoofddoeken.

Antakya is een smeltkroes. Er wonen veel alawieten die bevreesd zijn voor de soennieten. Het Turkse beleid is gericht op religie en emotie, zeggen ze. De Turken zijn bang voor aanhangers van Assad. In een medisch centrum worden Syrische gewonden geholpen. Een gewonde soldaat zegt dat hij gedeserteerd is. Een chirurg zegt dat de alawieten niet bang hoeven te zijn voor de soennieten. Vermeulen bezoekt een echtpaar, waarvan de man Turks is en de vrouw een Syrische. Hij werkte in Syrië, maar werd door het Vrije Syrische Leger teruggestuurd. Hij is bang voor salafisten en wahabisten. Hij toont een geweer en zegt dat het tegen slangen is.
Er is veel commotie over de vele vluchtelingen. De stroom neemt toe. De Turkse protesten ook. Men vreest terroristen. De gouverneur sommeert de Syriërs de stad te verlaten. Een gezin staat op punt van vertrek naar Istanbul, want in de vluchtelingenkampen sterven veel kinderen. De baby van drie dagen is vernoemd naar een broer die in Damascus gesneuveld is. Ze gaan op de bonnefooi met de bus, die ook nog eens duurder is dan gedacht. Andere reizigers willen naar Cyprus hoewel de overtocht risicovol is. 

Aflevering 3: Tussen twee vuren


De Koerdische Bejan Matur leest in de bergen in Zuid-Oost Turkije voor over gesmoorde broederschap. Het Turkse leger is in het grensgebied met Irak duidelijk aanwezig.
Een man toont zijn vroegere dorp, inmiddels een bouwval in een verlaten vlakte. De Turkse staat verwoestte het in de jaren negentig om aanvallen van de PKK tegen te gaan. De man zegt dat de PKK helemaal niet zo populair was in het dorp. Men wilde in vrijheid en vrede leven. Ooit waren de Koerden verenigd in het Ottomaanse rijk maar in 1923 werden ze over vier landen verdeeld.

Vermeulen gaat naar de driehoek des doods. Het dorp Roboski is een cocon omringd door bergen, waar boeren en smokkelaars wonen. Een stel smokkelaars gaat naar Irak om dieselolie te halen en die in het dorp te verkopen. Een grens bestaat voor hen niet. Zij hebben familie in Irak wonen. Afgelopen december werd een grote groep jonge Turks-Koerdse smokkelaars bij de grenspas met bommen gedood. Een familielid bij het graf spreekt van intimidatie.

Vermeulen is terug in het dorp. Het Turkse leger beschiet de pas, maar het dorpsleven gaat door. Vermeulen eet mee met de familie van een omgekomen jongeman. Zijn zus zegt dat haar andere broer in het Turkse leger zijn dienstplicht vervult.

Vermeulen is in de bergen bij de twee smokkelaars van dieselolie. Een helicopter houdt hen in de gaten. Als ze de lading ontdekken, steken ze die in brand, zegt een van de smokkelaars.

Vermeulen vraagt zich af waarom Turkije nog steeds gelooft in een militaire oplossing. Een locale politicus zegt dat het leger voor rust zorgt. De PKK is geen vertegenwoordiger van de Koerden. Hijzelf ziet zich niet als Koerd maar als Turk en geeft Vermeulen de Turkse vlag als aandenken. Het Koerdisch wordt wel meer geaccepteerd, maar de schrijfster zegt dat de beperkte rechten voor de Koerden absoluut onvoldoende zijn en dat men daarom doorgaat met de strijd.

Vermeulen steekt de grens over naar Koerdistan, dat vanwege de steun aan de oorlog tegen Saddam Hoessein, zelfbestuur heeft gekregen. Vermeulen ziet een Turkse legerbasis. Die is daar in het kader van de NAVO. De enige overlevende van de aanslag op de jonge Turken, afgelopen december, woont in Batufa. Hij vertelt dat hun groep werd ontdekt door een Amerikaanse drome en dat er vervolgens een F 16 op hen werd afgestuurd. Hij hield zich na de aanslag dood en belde naar het dorp.

In Makmur, een politiek kamp, wonen tussen de tien en twaalfduizend gevluchte Turkse Koerden. Het vluchtelingenkamp voelt als een gevangenis. Het is er stoffig en warm. Veel kinderen zijn ziek. Vermeulen logeert er en kijkt naar de foto van Öcalan, de leider die in een levenslange gevangenisstraf uitzit. Een man zat tien jaar vast na protesten tegen de arrestatie van Öcalan. Hij blijft liever samen in het kamp dan alleen ergens in een stad te gaan wonen. Een vader uit Roboski heeft een zoon die gesneuveld is en als martelaar vereerd wordt. Hij woont in het kamp sinds 1994 en heeft heimwee. Een andere zoon van hem wil de bergen in om zich aan te sluiten bij de PKK. Men heeft geen keus. Strijd als zingeving. Begrijp ik dat? vraagt Vermeulen zich af.

Aflevering 4: De laatste muur 


In het jaar dat Vermeulen geboren werd, werd in Cyprus een VN-bufferzone ingesteld tussen het Griekse en het Turkse deel, door Vermeulen de laatste muur van Europa genoemd. Daarvoor had Turkije troepen naar het eiland gestuurd om de als tweederangs burgers beschouwde Turks Cyprioten bij te staan. Er vond een volksverhuizing plaats. De Grieks Cyprioten trokken naar het Zuiden, de Turks Cyprioten naar het Noorden.

Vermeulen spreekt op de boot met Turkse jongens die voor zes maanden als soldaat op Cyprus gelegerd worden. Ze beschouwen het eiland, dat zestig jaar geleden vrij werd van de Britten, als hun land.. Vermeulen maakt een tochtje met een Argentijnse VN piloot boven Nicosia. De grens loopt dwars door de stad. Turken en Grieken zijn als olijfolie en azijn, zegt de man. Vermeulen kijkt later vanaf de VN basis door een verrekijker naar een post van de Grieken. Daar is niemand te zien. Men raadt hem af naar de Turkse soldaten te kijken. Het is beter niet te provoceren en te escaleren.

Varosha was ooit een beroemde badplaats in het Noorden. Na de inval van de Turken vluchtte men de stad uit. Inmiddels staat de stad leeg, is ommuurd en wordt gezien als een schandvlek. Vermeulen spreekt met voetballende jongens die zeggen dat de Grieks Cyprioten het beter hebben. 

Ondanks de bufferzone kan men gemakkelijk de grens over. De Grieks Cypriotische Nikos bezoekt zijn geboortedorp en vindt het pijnlijk dat het daar zo verwaarloosd is. Een Turks Cyprioot vindt het niet leuk dat Nikos daar rondhangt. Hij toont de littekens van schotwonden die hij als kind opliep. Nikos gaat naar Hüseyin, een vriend die in zijn oude huis woont. Ze barbecuen en drinken een biertje. Hüseyin beschouwt zich als een Cyprioot. Hij toont zijn eigen dorp, verwoest door de Turken. Vermeulen vindt de geschiedenis pijnlijk. De scheiding zit in het hoofd.

Een Grieks Cypriotische tekenaar kijkt vanuit zijn kantoor uit op het Turkse deel van Nicosia. Hij vindt dat de VN zijn tijd verdoet. De wacht is het daarmee eens. Hij verveelt zich. Soms plaagt men de Turken door push ups te doen. Dat wordt opgevat als een belediging. Voor de Turken symboliseert het dat men met de moeder neukt. De tekenaar noemt het een droeve grappigheid.  

Nikos woont in Limassol, een mooie kustplaats in het Zuiden, maar voelt zich een banneling. Christina Pavlou vertelt over haar familie die een plantage in het Noorden had, waar op Turks Cyprioten werkten. De verstandhouding was goed, tot lokale inwoners tijdens de Turkse invasie op hen begonnen te schieten, een vergelding voor een voorval uit de jaren zestig. Haar vader en broer werden opgepakt en zij als slaven behandeld. Af en toe kregen ze eten van het Rode Kruis. Christina was doodsbang, omdat vrouwen verkracht werden. De vrouw die nu in hun huis woont, kent Christina nog wel. Een commissie voor vermiste personen graaft naar de lichamen van de vader en de broer.

Een Turks Cyprioot kreeg in het Noorden een vakantiekamp in handen. Dat werd geregeld door de commissie hervestiging, die zorgde dat men een vergelijkbare zaak terugkreeg. De man denkt niet dat de Cyprioten ooit weer samen komen. De Grieken willen de baas spelen en beschouwen de Turks Cyprioten als tweederangs burgers. De Grieken willen terug naar de tijd voor 1974, de Turks Cyprioten niet. De laatsten zijn ook niet voor een Turkse marionettenstaat.

De Cyprioten sterven uit, zegt een Turks Cypriotische cafébaas. Hij verkoopt Griekse als Turkse koffie. De Griekse is geschikt voor Europa, de Turkse niet. Hij mengt ze. In 2004 was er de mogelijkheid het conflict op te lossen. Kofi Annan stelde voor de bufferzone op te heffen en het Turkse leger terug te trekken, maar de Grieken zeiden, opgehitst door nationalistische partijen, nee tegen het voorstel. Het Grieks Cypriotische deel kreeg wel een EU lidmaatschap, de Turks Cyprioten worden alleen door Turkije erkend.

Hier meer informatie.

Recensie: ABC van de literaire kritiek (2011), Elsbeth Etty


Van aasgieren tot zelfreflectie, een verplicht ABC-tje

Boeken over literatuurkritiek zijn er in alle soorten en maten. Meestal zijn het dikke pillen met moeilijke theorieën. Elsbeth Etty pakt het anders aan. Met een ABCdarium, zoals ze dat noemt. Voor de lemma’s, zo schrijft ze achterin het boekje, maakte ze gebruik van haar oratie Galloperend op jacht naar een idee. Literaire kritiek als journalistiek genre (VU Asd, 2005) en artikelen in NRC en tijdschriften.

Zo’n ABC in een handzaam boekje lijkt ervoor bedoeld het altijd mee te dragen. Om op elk moment in een gesprek over literatuur iets te kunnen opzoeken. Het wil dan ook een kleine handreiking zijn voor de recensent. Veel nieuws levert het echter niet op, eerder gaat het om het overhevelen van eerder gedane uitspraken in een verkorte vorm in een jubileumuitgave voor de uitgeverij. Anders dan Marja Pruis in Kus me, straf me is de toon mat en vlak. Een doffe dreun klinkt er doorheen, bijvoorbeeld over interviews met schrijvers dat alsvolgt begint: ‘Interviews met schrijvers hebben een functie binnen de literaire kritiek.’ Etty is stellig en gelijkhebberig (‘In Nederland staat Jeroen Vullings van Vrij Nederland erom bekend vaak in deze fout te vervallen.’ nl. te polemiseren met andere recensenten, rs). 

Gezichtsbepalende critici zoals Kees Fens zijn uit de media verdwenen, herhaalt Etty maar weer eens. Het focus is verbreed, maar tegelijk de kritiek heeft de vorm aangenomen van een subjectieve bespreking van inhoud en stijl. Het resultaat wordt aanschouwelijk gemaakt met een aantal sterren, een verschijnsel dat door Etty de vercolumnisering van de kritiek wordt genoemd. De vraag blijft waaraan de pluriforme kritiek zijn gezag ontleent. Ze bepleit in ieder geval een heldere keuze van de invalshoek die de recensent kiest. 

‘Idealiter is literaire kritiek een antidotum tegen vervlakking en banaliteit, de vercommercialisering en de in reclamebureaus gedachte exploitatie van de smakeloosheid.’

Zelf is ze opgeleid in de traditie van Merlyn. Alles begint bij een intensieve lezing van de tekst. Ton Anbeek wilde in 1981 meer straatrumoer in de literatuur, waarmee hij
maatschappelijk engagement bedoelde. In 2006 proclameerde Joost Zwagerman meer betrokkenheid, drie jaar later gevolgd door Thomas Vaessens die in De revanche van de literatuur betoogde dat een literair werk alleen waardevol is als het een rol speelt in het publieke debat.

Onder elke letter van het alfabet schuilt een onderwerp. Na de S van Straatrumoer volgt de T van Tijdschriften. Literaire tijdschriften missen volgens Etty een programma. Door heldere uitgangspunten kan men een comminity van lezers vormen, zoals de online Revisor meen ik voorstaat. Etty komt onder de V nog eens terug op de discussie over Vorm of Vent. Ter Braak stond de homme honnête - de waardige mens - voor,  die later door Remco Campert belachelijk werd gemaakt. Karel van het Reve hoonde de literatuurtheorie. Etty gaat niet zo ver. Ze is geen tegenstander van een theoretische onderbouwing. ‘Niemand die zich met producten van de geest bezighoudt, kan zich permitteren theorie en traditie af te wijzen.’ Dieventaal, zoals ze het jargon noemt in de academische verhandelingen, moet vermeden worden.

Etty besteedt ook aandacht aan online kritiek. Ze stelt daaraan dezelfde eisen van onafhankelijkheid en controleerbaarheid als in de literaire kritiek en de journalistiek. Ze noemt Recensieweb als een goed voorbeeld. Ze stond aan de wieg ervan en geeft les geeft aan toekomstige recensenten. Anders dan Fens is ze van mening dat recenseren in de praktijk te leren is.

Helaas valt er in haar ABC (stilistisch) weinig te genieten. Het is allemaal zakelijke kost, alsof Etty met het mes op de keel gedwongen werd haar geloofsbrieven te overhandigen. Chagrijnig word je ervan. Pas op het eind wordt ze wat persoonlijjker als ze spreekt over Ulysses van Joyce, waar ze niet doorheen kon komen. Ze neemt de pocketeditie mee op vakantie en moet dan wel, nadat ze alle kranten in het café heeft doorgespit.

Hier kritiek van Jos Joosten op het brongebruik van Etty.

vrijdag 23 november 2012

Recensie: Duizend heuvels (2012), Koen Peeters


De taal als masker

De genocide in Rwanda in 1994 en de strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s is in bijna twintig jaar behoorlijk aan de orde gekomen in de media en in de literatuur. Denk aan Hotel Rwanda en Shooting dogs of aan de romans van Gourevitch en Courtemanche. Historicus Jan Vansina schreef dat men van goede huize moet komen om nog een roman over Rwanda te schrijven. Dat is moeilijker dan een historische studie.

Koen Peeters werpt echter een bijzondere invalshoek op het Centraal –Afrikaanse land, dat wederom betrokken is bij veel geweld, dit maal weer in Congo. Hij baseerde zich op ongeveer tachtig interviews met betrokkenen, antropologen, Belgische zusters en (getraumatiseerde) Witte Paters die daar woonden en werkten. Een bijzondere plaats neemt de zwarte Alexis Kagame (1912-1988) in, geen familie van de huidige president van Rwanda, maar filosoof, taalkundige en priester die de tradities van de Rwandezen op schrift stelde. Hij was een hogepriester (abiru) die, samen met collega’s, geheime informatie bezat over de opvolging van de vroegere koningen. 

Duizend heuvels (Wie heeft dat marketinggetal voor het eerst bedacht? vraagt Peeters zich af’) begint met een droomachtig relaas van ene Louis die in België woont en drie Rwandese mandjes ziet, die zijn vader van een missietentoonstelling heeft meegenomen en die in elkaar passen zoals Russische baboesjka’s. Een haas, Bakame genaamd, vervlecht de dromen van Louis met de Rwandese realiteit. Louis komt er zelfs toe om in Butare een museum in te richten met twee Rwandese assistenten, Tomas en Janvier. Het idee, zo vertelt Peeters in zijn Dankwoord, is gebaseerd op het levensverhaal van architect en antropoloog Lode van Pee, die in Butare een museum bouwde. Peeters reisde met hem in 2011 in Rwanda. De mandjes vertelden hem iets over precaire kleine zaken.   

Peeters verzamelde altijd al veel artikelen over oorlogen. Hij werd getroffen door een foto van Kagame, die in Brussel naar maskers in een etalage staat te kijken, terwijl Peeters begrepen heeft dat Rwandezen geen traditie op dat gebied hebben. In plaats van een beeldcultuur hebben zij een talige cultuur. Voor hen is de taal een masker. In spreekwoorden kunnen ze zich verschuilen zoals deze: 'Wat je nog niet hebt gezien, zul je vinden waar je nog nooit hebt gereisd.' Peeters verdiepte zich in de geschiedenis van Rwanda in het Afrika museum in Tervuren en sprak met Rwandese chauffeurs in taxi’s. Daar ontmoet hij ook Vincent, een stille zwarte jongen, die vaak meereed en met wie hij later het land bezoekt.

Het is boeiende mengeling van tovenarij (umufuuho is het spreken van de koeien, umaganda staat voor gemeenschappelijk werk, dat men verplicht is te verrichten) en christendom, van taalkunde en (stammen)geschiedenis. Het gaat over een traditie, die niet volgens Westerse rationele maatstaven te begrijpen is en waarover ook verschillen van mening bestaan, bijvoorbeeld over de herkomst van de Tutsi’s. Dan zijn er de tientallen (als het er niet meer zijn) mooie raadselachtige spreekwoorden,die in Rwanda gebruikt worden om zichzelf te maskeren, zoals door Samuel als hij besluit om in Rwanda te blijven, hoewel hij nog niet precies weet wat hij gaat doen: ‘Wie in een woud komt dat hij niet kent, snijdt zich een stok die hij niet kent.’
Over de invloed van de kolonisators denkt men verschillend. Zo zegt een oude Rwandese professor (de laatste hogepriester genoemd) dat de Belgen het onderscheid tussen Walen en Vlamingen inbrachten en daarmee het verschil tussen Hutu en Tutsi, die eigenlijk geen raciale maar een sociaal-economische achtergrond had. Ook maakten de Belgen een einde aan het koningschap. De genocide neemt, hoe kan het ook anders, een belangrijke plaats in in het boek. Hoe om te gaan met zoveel moorden? Hoe verder te leven met elkaar? Dat vereist een grote innerlijke kracht.

De landschapsbeschrijvingen van Peeters maken nieuwsgierig, doen verlangen om die zelf te aanschouwen: het groen van de velden en het rood van de wegen tegen een strak blauwe lucht. Van het uitzicht over het Kivumeer met bijzondere vogels (in het vliegtuig wordt men welkom geheten in het land van de birdwatchers) of deze: ‘We rijden naar het oosten, we klimmen. Onderweg houden we ons stil om uit te kijken over een rijstvlakte. Wonderlijk groen een kostbare, geborduurde lappendeken van smaragd. In de ongelijkmatige perceeltjes werken overal kleine mensen. Als ik zwaai, zwaait iemand terug, dan doen meer mensen dat. Boven de rijstvlakte stijgen kleine fragiele, warme geluiden op.’ 

In zijn dankwoord van deze buitengewoon rijke antropologische roman eindigt Peeters daar ook mee. ‘Tenslotte hoop ik dat de lezer van dit boek het land Rwanda en de Rwandezen nu zelf wil ontdekken – nee, dat klinkt al te koloniaal, laten we zeggen: ontmoeten.’ Graag zou ik op die wens van Peeters in gaan, alleen nu even niet. Ik vond het afgelopen week al dapper dat een NOS-journalist de binnenkomst van M23 in Goma filmde en versloeg. Na het lezen van dit boek ben ik wat voorzichtig geworden.

Hier mijn recensie van Shooting Dogs, elders op dit blog, hier een interview met Koen Peeters na het inleveren van het manuscript. Hij zegt daarin dat de romanvorm geschikter is om iedereen in zijn waarde te laten en dat Rwanda Toscane in het kwadraat is.

aangepast 23 juni, 14:51 uur.

Kevin Dutton over De lessen van een psychopaat, Gesprek op 2, 18 november 2012


'Onze maatschappij wordt psychopathischer.' 

Psycholoog Kevin Dutton bestudeerde tijdens zijn studie de kenmerken van psychopathie en ontdekte dat zijn vader een psychopaat was. Hij zat in de straathandel en was grappig. Zo tikte hij eens in een Indiaans restaurant met zijn mes tegen zijn glas en hield een toespraak waarin hij iedereen uitnodigde voor een borrel in de pub ertegenover. Toen Kevin hem na het eten vroeg of zij daar ook naar toe gingen zei zijn vader: ‘Wij niet, maar zij wel.’ De pubeigenaar was een vriend van hem.

Een psychopaat hoeft niet gewelddadig te zijn, zegt Kevin. Hij had een wetenschappelijke reden om die mythe te ontrafelen. Het gaat, net als bij andere psychiatrische aandoeningen  om een spectrum waarin kenmerken in ergere of mindere mate kunnen voorkomen. Kenmerken van psychopaten zijn meedogenloosheid, angst, empathie noch geweten, hardheid, charisma en een sterke focus. Dutton gebruikt het beeld van knoppen die, afhankelijk van intelligentie en gewelddadigheid, kunnen worden aangedraaid. Door negatieve ervaringen, zoals een slechte opvoeding, kan men op de verkeerde pad terechtkomen.

Kevin zegt dat hij de impulsiviteit als kenmerk miste. Die bepaalt of men een criminele of een succesvolle psychopaat wordt. Bij warme empathie kan men zich verplaatsen in de gevoelens van de ander, bij koude empathie kan men zich alleen verstandelijk voorstellen wat de ander voelt. Psychopaten hebben alleen koude empathie en zijn dan ook goede acteurs. Ze kunnen overtuigen. Psychische chirurgen, die de ander messcherp kunnen ontleden. Eigenschappen als assertiviteit kunnen voor iedereen handig zijn.

Kevin heeft zelf een experiment gedaan waarbij zijn hersenen door een helm bepaalde signalen kregen, de psychopathische make over genoemd. Hij zegt dat het voelde alsof hij een fles wijn op had, zonder de katerige gevolgen.

Interviewer Daphne Bunskoek vraagt of psychopathie te behandelen is.
Dat wordt in instellingen wel geprobeerd maar na ontslag vervalt men weer in het oude gedrag. Laura Warren bestudeerde psychopathische trekken bij kinderen zoals martelen of brandje stichten, waarbij straf niet hielp. Haar programma Let’s get smart geeft rationele argumenten voor goed gedrag. Manipulatie is volgens Kevin minder erg dan het psychopathische gedrag.

Daphne vraagt of onze maatschappij niet een ideale omgeving is voor de psychopaat.
Kevin zegt dat wij in 24 uur net zoveel informatie opnemen als een Britse plattelander in de Middeleeuwen. We hebben geen tijd om alles te verwerken en daarom minder empathie.

Is de financiële crisis veroorzaakt door psychopaten?
Kevin gebruikt het beeld van een bochtige weg van A naar B om zijn idee over winstmaken duidelijk te maken. Automobilisten werd gevraagd steeds sneller de route af te leggen. Zolang ze niet van de weg raakten werden ze niet met de nek aangekeken. De schuld ligt bij de bazen, de financiële toplieden. Leiders moeten psychopatische trekken hebben om aan de macht te komen.

Kevin hield een enquête waaruit bleek dat directeuren gevolgd door radio- en televisiemensen het hoogst scoorden op de psychopatische ladder. Ook chirurgen en geestelijken komen veel voor. Dat is niet verrassend want psychopaten gedijen in hiërarchische machtsverhoudingen. De schrijver Alan Harrington zei in de jaren zestig dat psychopathie de volgende stap was in de menselijke evolutie. Volgens Kevin heeft de maatschappij charismatische mensen nodig die risico kunnen nemen. James Bond scoort hoog in het profiel. Mensen zoals hij trekken gemakkelijk seksuele partners aan, zodat de genetische ontwikkeling gewaarborgd is.

Kevin vindt de vraag van Daphne of hij wel eens bang geweest is, een goede. Hij sprak ooit met een man in een inrichting die hem vooraf vertelde dat hij Kevin niet zou vermoorden. Na het gesprek kwam hij daarop terug. Kevin moest lachen, maar de man wierp hem een ijskoude blik toe. Kevin besefte dat hij geen begrip had getoond voor de beheersing van de man, die geen morele remmingen kende. 

Een boeiende Brit met originele denkbeelden, zoals over onze grotere informatie opname. Al vraag ik me af of onze empathie daarmee afneemt. Hetzelfde geldt voor het psychopathischer worden van de maatschappij of de wenselijkheid van assertiviteit. Misschien heeft Kevin Dutton een te sterke focus. 

donderdag 22 november 2012

Alles moet nieuw - Piet Zwart (2012), documentaire van Sherman de Jesus


Zaankanter Piet Zwart (1885- 1977) was een man van vele disciplines, als er maar een potlood aan te pas kwam. Hij was industrieel ontwerper, typograaf en later ook fotograaf. Sherman de Jesus schetst een prachtig beeld van deze bevlogen vernieuwer, die in 2000 door de BNO werd geëerd als ontwerper van de eeuw. Zelf zei Zwart eens:
‘Hoe ik werk? Dat het allemaal quatsch is wat we maken. Nieuwe vormgeving wordt niet gemaakt door individuen en zeker niet de toekomstige vormgeving.’

Zwart groeide op in de Zaanstreek in de tijd van de eerste auto’s en vliegtuigen. Hij was geïnteresseerd in techniek, zegt zijn zoon Karst. Hij volgde een opleiding aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam, hoewel zijn ouders zich afvroegen hoe hij ooit geld kon verdienen met een penseeltje. Het was een tijd waarin veel gebeurde in de wereld. De Russische revolutie deed hopen op een betere toekomst. Zwart geloofde in een hoger idee, in techniek als kunst voor de massa.

Zoon Peernel loopt rond in een museum en wijst op de tafel met stoelen die bij hen vroeger in de kamer stonden, zijn zus herkent ook het nodige en Karst opent een deurtje van een kast met laden en zegt dat de schoensmeer er helaas uit verdwenen is.

In 1919 werkte Piet Zwart voor architect Jan Wils, lid van De Stijl. Zwart was het niet helemaal eens met de ideeën van De Stijl. Die ging teveel uit van een pictorale basis, vond hij.  
Vervolgens werkte hij voor de Berlage, die een opdracht kreeg voor Kröller-Möller waar hij niet uit kwam en die uitbesteedde aan Zwart. De socialist Berlage en de communist Zwart streefden naar functionele industriële producten. Na een opdracht in Parijs, waar hij ook Mondriaan ontmoette, met wie hij het goed kon vinden, stortte hij zich op glas, beton en staal.
Wim Crouwel, die hem later opvolgde bij Bruynzeel, zag hem altijd zitten bovenin zijn werkkamer in Den Haag.

In 1923 hielden dadaïsten als Kurt Schwitters en Van Doesburg een veldtocht door Nederland. Typografie was de beeldtaal van de moderne tijd. El Lissitzky hield een lezing voor de Haagse kunstkring, waarin hij stelde dat er geen individuele vrijheid bestaat maar dat kunstenaars zich moeten organiseren en samenwerken. De Rus gaf Zwart een dichtbundel van Majakovski in een nieuwe vrije typografie, die door Zwart omarmd werd. Hij leerde drukken en maakte op een humoristische, afwijkende en spontane manier reclame voor producten van de Nieuwe Kabel Fabriek in Delft. Volgens kunsthistoricus John van der Ree is het typografische van Zwart nog steeds vernieuwend. Het overgebleven wit in de reclameboodschappen werkt ruimtelijk.
Karst zegt dat zijn vader tegelijkertijd Spaanse sinaasappelpapiertjes bewaarde, wellicht vanwege een hang naar romantiek. In zijn kleine werkkamer werkte hij altijd met potlood aan zijn tekentafel. Hij hield ook van tuinieren. Tekende de bloemen in de tuin mooier dan Karst, die als typograaf bij Vrij Nederland zijn ideeën in praktijk bracht. Karst kreeg daarover weinig complimenten, maar zijn vader bewaarde de nummers wel.

Zwart was ooit gefascineerd door ijs in een sloot, dat loskwam door bemaling. Op het moment dat hij dat wilde fotograferen was het weg. Hij maakte daarna technische foto’s voor zijn commerciële werk. In 1933 stopte de samenwerking met NKF omdat Zwart de negatieven
van de gemaakte foto’s niet wilde inleveren. Zwart had altijd al contact met Bruynzeel en werd de huisontwerper. Aan de vooravond van de economische crisis schaarde hij zich achter het sociale en rationele concept van Bauhaus: vormgeving diende gericht te zijn op de seriële productie. De Bruynzeelkeuken met zijn looplijnen droeg daartoe bij. In 1938 kwam die op de markt en werd een succes. Na de oorlog werd de keuken bereikbaar voor iedereen.

Eind jaren dertig maakt hij Het boek voor PTT, bedoeld als voorlichting voor de jeugd. Het lijkt een provocatie met zijn vuurwerk aan vondsten, maar is een reactie op de economische crisisjaren, die gevolgd werden door een afglijden naar het fascisme. Bauhaus werd gesloten, de progressieve droom kwam tot een einde. In 1942 kwam Zwart in een gijzelaarskamp. Peernel toont een bijbel met daarin de namen van de gefusilleerden. Zwart maakte tekeningen van het kampleven. Nadat hij in vrijheid werd gesteld omdat hij zeven kinderen had, ging hij meteen weer aan het werk. Hij had een heerlijke tijd gehad, zei hij thuis. De oorlog greep echter hard in, zegt Karst. De abstracte kunst was dood.

Op zijn zestigste maakte Zwart nieuw briefpapier als binnenhuisarchitect en industrieel vormgever. Hij ontwierp, geholpen door Karst, nog een postzegel voor de PTT. De laatste jaren van zijn leven bracht hij vanwege dementie door in een verpleeghuis.   

Hier een mooie site met interessante foto’s van werk van Piet Zwart.  




woensdag 21 november 2012

De Van Waveren - tapes (2012), documentaire van Wim van der Aar


Opgetekende gesprekken door een verwaarloosde man

De Van Waveren - tapes begint met een telefoongesprek tussen Van Waveren en een beheerder van de fietsenstalling. Van Waveren maakt zijn ongenoegen bekend dat hij op nieuwjaarsdag zijn fiets niet kon ophalen. De beheerder zoek het uit en zal de dienstdoende medewerker erop aanspreken.

Wim van der Aar is een verzamelaar. Hij struint graag rond op het Waterlooplein. In 1996 vond hij een doos met 29 geluidstapes. De gesprekken, soms monologen van Guido van Waveren over zijn problemen, maar vaker telefoongesprekken met zijn moeder Lydie en vriendin Nel, amateuristisch opgenomen en vaak van de hak op de tak, intrigeerden hem. Langzaamaan krijgt de kijker een beeld van Van Waveren (1944), een nakomertje van drie kinderen, die in een villa in Heemstede opgroeide en met vier jaar lagere school en een bijdrage van zijn ouders, waarover hij ruziet met zijn moeder, in 1969 naar de Pijp verhuisde.
De gesprekken gaan vergezeld met sfeerbeelden, die met Nel van een jonge sensuele vrouw, rokend in haar half geopende ochtendjas of in de duinen.

Tape 10 Parnassia – Jutta Winston
Van Waveren belt het ziekenhuis over een afspraak. Hij zit omhoog over de test die hij gedaan heeft. De resultaten zijn nog niet bekend. Hij krijgt Jutta aan de lijn, die hem getest heeft, en vertelt dat hij in zijn jeugd naar schilderijen moest kijken. 

Tape 7 Eerste gesprek met Nel
Nel zegt dat ze vanmorgen bezoek had en niet kon praten. Of Guido een baard heeft. Dan was ze hem wel eens tegengekomen. Dat klopt, zegt Guido. Nel wil scheiden van Peter. Guido gaat naar Nel toe.

Tape 9 Leeg – Nel
Guido is bij een sportarts in Haarlem geweest en baalt van zijn sombere hok. Nel vindt het ook niet gezond daar te wonen. Ze komt over een uurtje naar hem toe.

Inmiddels heeft Van der Aar foto’s gevonden. Guido’s familie van moederskant zat in de tabak, zijn vader in de suikerbieten. Hij ging failliet in de Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder schreef voor het toneel met de bedoeling Guido in zijn levensonderhoud te voorzien.

Tape 21 Stomps Waaier Wim Kan
Guido spreekt in 1976 met adviseur Stomps over een belastingaangifte en vertelt dat zijn moeder het deed voorkomen dat hij hersenletsel had. Guido sliep tot zijn dertiende bij haar. Hoorde veel oorlogsellende. 

Tape 11 Ma goed gek – Lydie van Waveren
Guido zegt dat hij op school getreiterd werd omdat hij thuis alleen naar klassieke muziek mocht luisteren. Lydie vloekt.

Van der Aar belt Nel voor een interview. Hij heeft nooit een foto van Guido gezien. Uiteindelijk wil ze niet in beeld. Van der Aar neemt een telefonisch interview af, passend in de sfeer van de documentaire. Nel ontmoette Guido in 1962 op het avondlyceum. Hij viel door de mand. Zij is bevooroordeeld over Guido’s moeder, zijn vader was afstandelijk en laconiek. Guido was bang voor hem. Guido leidde een schijnleven en kon niet tegen tegenspraak. Hij was wantrouwig en wilde alles controleren. Nel wist niet dat Guido hun gesprekken opnam. 

Tape 18 Vol geouwehoer Nel
Nel zegt dat Guido een gecontroleerde indruk maakt. Hij liet ook nooit iets merken aan zijn moeder. Daardoor krijgt hij ook de pest aan haar. Ze spreken over elkaars verwachtingen.

Tape 29 Guido tegen zichzelf
Hij drinkt sherry hoewel dat uit den boze is. Hij heeft hoofdpijn en is bang om Nel kwijt te raken. Therapie helpt niet. Hij heeft er genoeg van, neemt nog maar een borrel.

De laatste keer dat ze hem zag hij er niet uit. Guido had psoriasis en stonk zo erg dat ze de stoel waarop hij zat weggooide. Nadat zijn telefoon was afgesloten belde hij wel eens bij de benedenbuurman. Guido wordt in 2006 levenloos aangetroffen in de Prinsengracht. De avond ervoor werd hij nog aangehouden door een motoragent, maar hij weigerde hulp.

Hier de trailer, hier een recensie in de Volkskrant.


Yoeri Albrecht in Mag het ergens over gaan, Teylers Museum, 16 september 2012


Ziggy Klazes stelt Yoeri Albrecht, directeur van De Balie, voor aan de hand van een stel steekwoorden. De eerste is Amsterdam: volgens Yoeri de mooiste stad in ons land, één van de mooiste in de wereld, met een enorm cultureel aanbod.
Pim Fortuyn: een dieptepunt dat iemand met ideeën werd omgelegd. Bedreigingen werden niet serieus genomen. Yoeri was zijn pleitbezorger tijdens de verkiezing tot Grootste Nederlander vanwege zijn geschoktheid over de moord, omdat hij hem persoonlijk kende, omdat Fortuyn graag debatteerde én omdat niemand anders dat wilde doen. Afwijkende meningen zijn niet geliefd. Het uiteenzetten van argumenten is niet hetzelfde als die omhelzen.
Stedelijk Museum: Yoeri zit in de Raad van Toezicht en vindt het fantastisch dat het museum weer open gaat. Door de enorme subsidies zijn de kunsten wel eens vergeten voor wie ze het doen. Binding is belangrijk.
Links en rechts: de tegenstelling is niet meer relevant. Tijdens de Franse revolutie waren het begrippen om aan te duiden waar men zat aan de kaatsbaan. Tegenwoordig een trucje van machthebbers om aan het roer te blijven.

Ziggy noemt de Balie het epicentrum van de meningsuiting. Verandert de maatschappij snel?
Yoeri kan dat niet zeggen. Voor de Eerste Wereldoorlog veranderde er ook veel. De aannames die na de Tweede Wereldoorlog opgeld deden bestaan niet meer. Na 1989 leven we in een vacuüm. Hij ziet nog niet snel een uitweg. Er is een gebrek aan nieuwe gedachten. De Balie nodigt ook andersdenkenden uit zoals de Brit Nigel Farage, leider van de Independent Party, die geen goed woord over heeft voor Europa of Haitham Al Haddad, een fundamentalistische moslim, die verontrustend veel steun kreeg uit het publiek dat vooral uit hoofddoekjes bestond. Yoeri weet niet of hij Breivik zou uitnodigen, maar denkt van wel. Voorlopig komt hij gelukkig nog niet vrij.

Waarom is de stem van de kunst onmisbaar?
Omdat alle vernieuwing voortkomt uit een idee. Kunstenaars vangen die eerder op dan anderen. De academie wordt gegijzeld door de overheid, journalisten door de commercie, kunstenaars hebben nog een stem.

De bezuinigingen zijn anders rap door de Kamer aangenomen.
De sector moet beter formuleren waar men voor staat. Subsidies zijn, net als kunstmest, ook schadelijk. Toch moeten we het in Europa hebben van cultuur. Het is een economische factor. Investeringen in cultuur zijn hard nodig.

De cultuur is voor de elite, is een vaakgehoorde klacht.
Men produceert weliswaar voor een witte, goedopgeleide bovenlaag, maar educatie helpt wel: als je kinderen maar genoeg stimuleert om cultuur te snuiven, komen ze later terug. Ook niet iedereen hoeft trouwens te komen. Pieken in het landschap zijn nodig. Goed aanbod is ook van belang. De Balie doet zijn best om alle bevolkingsgroepen te bereiken en houdt bijvoorbeeld ook een transgender filmfestival.

Moet verandering van bovenaf (vleestax) of van onderop tot stand komen?
Van twee kanten. De elite heeft het af laten weten. Intellectuelen praten met elkaar mee in plaats van problemen bloot te leggen. De financiële elite heeft zich niet hervormd. Maatschappelijk succes is tegenwoordig het hoogst haalbare. Een revolte is nodig, maar de Occupy beweging brengt die niet. De maatschappij is door de welvaart in slaap gesust en incompetent geworden. Vakkennis verdwijnt. Daarom is het goed om het Concertgebouworkest te laten horen.

Ziggy noemt het kwalijk als studenten geen studie meer kunnen bekostigen.
Volgens Yoeri kunnen sommigen wel weg uit het academische milieu, maar moet een studie wel mogelijk blijven voor studenten met capaciteiten. Hij bepleit een toelatingsexamen net zoals in Cambridge en Oxford gebeurt. In Engeland wordt meer gedebatteerd. Er mag worden geëxcelleerd, maar tegelijk zijn daar veel universiteiten die onder het Nederlandse niveau liggen. Het is niet duidelijk hoe je hier naar boven kunt klimmen. Iedereen krijgt hetzelfde diploma waardoor de steun van vader toch weer naar een klassenmaatschappij doet ruiken.

Heeft hij ooit gedacht in de politiek te gaan?
Yoeri zette samen met Roel van Duyn in 1986 Groen Amsterdam op, maar stelt zijn onafhankelijkheid op prijs. Deze jas past hem goed. Hij werd laatst geraakt door twee moedige theatermakers uit Wit-Rusland die zich voorbereidden op een festival in oktober en vertelden over de ellende daar. Een van hen hoestte steeds omdat hij in een natte cel gezeten had.   

Hier het gehele interview met Yoeri Albrecht.

dinsdag 20 november 2012

De kolonisten van Hebron, Tegenlicht, 19 november 2012


De arrogantie aan de macht

De jonge Nederlands - Israëlische filmmaakster Esther Hertog legt in Soldier on the roof, zoals de Engelse titel van deze Idfa-documentaire luidt, het dagelijks leven vast in de joodse nederzetting in Hebron, een stad waar 120.000 Palestijnen wonen. Achtduizend joden hebben zich aan de rand van de stad op de Westbank verschanst om te tonen dat dit hun gebied is, het land van hun voorvaderen, zoals een vrouw in de documentaire zegt.

Esther Hertog geeft weinig commentaar en daarom is de documentaire des te aangrijpender. De kijker zit zelf midden in het conflict. Het begint er al mee dat de kolonist David Wilder, natuurlijk met een lange witte baard, Esther vanaf een hoger gelegen olijfgaard de stad Hebron wil laten zien met daarin de tombe van aartsvader Abraham. Meteen komen er een aantal Palestijnse jongeren op hen af die hen het filmen onmogelijk maken. Wilder roept met zijn mobieltje een paar soldaten op. Die komen er zwaar bewapend aan. Een van de Palestijnen wil niet vertrekken. Het is per slot van rekening zijn land. Men yellt als het filmen doorgaat, maar uiteindelijk vertrekt men. Ik meende een van de soldaten nog horen zeggen dat ze wellicht een huiszoeking bij de Palestijn zouden kunnen doen om uit te zoeken of hij een terrorist is. Wilder meent later in de uitzending dat hij de waarheid in pacht heeft en dat zijn God hem hier naar toe gestuurd heeft.

Zo zijn er meer schrijnende beelden. Zo’n Israëlisch jochie Yinon, dat stenen gooit tegen de luiken van zijn Arabische buren spant wel de kroon. Hoe worden die kinderen opgevoed dat ze al zo’n haat tegen de Arabieren hebben? Zijn moeder zegt dan dat de kinderen daar vrij zijn en er sterk van worden. Nog erger is de opmerking van de vader van Yinon, die zegt dat joden anderen moeten helpen, maar daarmee bedoelt hij zeker niet de Palestijnen.    

Het is al vaker ter sprake gebracht dat men de toestand van de tweede wereldoorlog niet verwerkt heeft en die herleeft. De joden leven in een getto. Met dichtgetimmerde huizen die vroeger van Palestijnen waren, hoge muren en wachttorens. De Palestijnen rond het getto leven in ondraaglijke omstandigheden, zegt een soldaat, terwijl men vroeger goede buren was. Af en toe zien we soldaten die Palestijnen tegen de muur zetten en fouilleren. ‘De joden hebben het huis van de Arabieren afgepakt en dichtgetimmerd,’ zegt een klein jochie bij zo’n verlaten huis tegen Esther. De moeder van Yinon houdt vanuit haar keuken een stadsgids in de gaten houdt die bezoekers laat zien hoe de kolonisten daar wonen. Die zijn van een linkse organisatie, zegt ze minachtend. De rabijn van de school van Yinon is trots. Hij wil ook de Tempelberg weer terug. Tijdens Chanoeka gaat met naar de legerbasis om kaarsen te ontsteken, het Poerimfeest wordt ook in alle vrolijkheid gevierd. De soldaten worden op de schouders gezet. Onder leiding van enkele soldaten wordt een rondleiding gegeven door Hebron waar heilige plaatsen worden aangedaan.

Ik heb geen zin meer om verder te schrijven. Ik merk dat ik heel boos ben. Wat dat betreft heeft Esther Hertog prima werk afgeleverd.

Hier de trailer, hier een interview met Esther Hertog, die zich blijkbaar niet eens zo bewust is van de impact van haar film, juist in een tijd waarin het conflict in de Gaza strook weer in alle hevigheid losbarst.