Bij psychiater Brands aan een tafel vol krassen
Dorst gaat over een moeder, Elizabeth, die stervende is en
haar dochter Coco die aan stervensbegeleiding gaat doen, hoewel de moeder daar
niet op gesteld is. Zij is banger voor haar ongeciviliseerde dochter dan voor
de dood. Maar daar gaat het gesprek vooralsnog niet over.
Brands wil iets weten over een column van Gerritsen in de
VPRO-gids, maar begint met de vraag waarom ze eigenlijk niet meer voor het
toneel schrijft.
Gerritsen zegt dat ze zich tijdens het schrijven steeds het
publiek voorstelde dat in de zaal zat. Dat blokkeerde haar. Ze ging rekening
met hen houden, wilde hen behagen.
Zou dat ook zo zijn als hier publiek bij was, vraagt Brands.
Gerritsen denkt dat ze dan ook anders reageert. Door fictie
te schrijven voelt ze zich vrijer. Pas na afloop denkt ze aan de lezer.
Geef eens een voorbeeld, vraagt Brands.
Gerritsen vertelt dat haar moeder belde dat het wel even
slikken was wat ze over pijpen schreef. In plaats van de dubbelzinnigheid te
laten inwerken, zegt ze dat iedereen weer iets anders uit het boek haalt.
Dan de column. Brands vraagt om een recent voorbeeld.
Gerritsen haalt een column aan waarin ze met een druk hoofd
door de stad fietst en wil focussen op wat ze ziet, maar toch steeds betekenis
geeft aan haar indrukken.
Waar ben je bang voor?
Dat is altijd wat anders.
Je schrijft daar ongegeneerd over.
Iedereen maakt dat soort zaken mee. Men vindt iets snel
intiem.
Wat moet ik me daarbij voorstellen?
Het is één ding om er over te schrijven, een ander erover te
vertellen. Dat laatste is vreselijk. Columns zijn al niet geheel realistisch,
boeken zijn nog fictiever. Schrijven is ordenen. Ze dacht bij Dorst
eerst aan de hemel waarin alles weer nieuw was, ook de tafel waaraan Brands en
zij zitten.
Het is inderdaad een tafel met krassen, stelt Brands vast.
De dochter Coco maakt van alles kapot. Anders dan haar
moeder is ze aards en houdt ze van drinken, eten en seks. De moeder gedraagt
zich niet als een moeder, overlopend van liefde. Ze sluit het kind wel eens op.
Gerritsen meent dat Brands over haar eigen moeder wil horen maar weigert dat
terecht. Ze is verbaasd dat niemand iets vraagt over de vader in het boek.
Brands schaamt zich dat hij die niet ter sprake brengt.
Gerritsen zegt dat het interessant is om extreem gedrag te
beschrijven zoals dat opsluiten van het kind door die moeder, om het te
begrijpen. Als romanschrijver leef je je in, ben je getuige al heb je daar in
het dagelijks leven soms last van, bijvoorbeeld als je niet tijdens reageert.
Aan de andere kant behoedt het je voor gekte.
Is je inlevingsvermogen wel zo groot? vraagt Brands.
Misschien kun je het wel alleen maar goed opschrijven.
Ben je boos? vraagt Gerritsen.
Brands ontkent dat en vraagt of ze later zelf met rust
gelaten wil worden.
Gerritsen zegt dat ze niet altijd het gelukkigst is als ze
alleen is, maar lijkt wel gesteld op haar privacy.
Een wonderlijk gesprek met veel ruis op de lijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten