Na een klein technisch intermezzo, zoals literair journalist
Dirk Leyman het instellen van de microfoons noemt, introduceert hij Oek de Jong
(1952) aan de aanwezigen in de Oranje zaal van de Antwerpse Expo, hoog boven de
stands waar uitgevers hun uitgaven etaleren en schrijvers zoals Peter Terrin
hun boeken signeren.
Leyman vraagt of het succes van de debuutroman Opwaaiende
zomerjurken dat in 1979 meteen een bestseller werd, een juk was of een
godsgeschenk.
Allebei, antwoordt De Jong. Het was een droom om zo jong
door te breken, maar ook iets dat hij moest verwerken. Hij vergelijkt het met
de popmuziek waar men dit fenomeen goed kent.
Leyman stelt dat De Jong consentieus werkt. Honderd pagina’s
per jaar voor Pier en Oceaan. Is die afgeslotenheid niet beangstigend?
De Jong zegt dat hij niet onzichtbaar was. Hij gaf na Hokwerda’s
kind, dat in Vlaanderen erg aansloeg, veel lezingen, waardoor hij een band
kreeg met zijn lezers. Ook schreef hij De wonderen van de heilbot en
laatst nog Brief aan een jonge Atlas. Hij betreurt het dat het dagboek
in Nederland, anders dan in Frankrijk, geen serieus genre is en wordt opgevat
als de laatste stuiptrekking van een schrijver.
Leyman gaat verder in op Pier en oceaan dat ook in
Vlaanderen een groots onthaal kreeg. De embryonale fase zag het daglicht in Proloog
1952 (2010) over zijn belevenissen in het Goese Sas, dat het middenstuk
werd van het vijfluik. Leyman vraagt of deze geschiedenis van Abel Roorda De
Jong’s Anton Wachter-cyclus is.
De Jong bevestigt dat. Het is een klassiek genre, zoals
Tolstjov schreef over zijn kinder-, jeugd- en studentenjaren, Vestdijk of
A.F.Th van der Heijden in De tandeloze tijd.
Leyman haalt ook Proust aan met zijn zintuiglijke manier om
naar het verleden te kijken, hoewel De Jong ook veel dialoog schrijft.
De Jong zegt dat Pier en oceaan niet plotdriven is,
maar wel dynamisch met spanningsbogen zoals in de muziek. Proust ontwikkelde
zijn stijl door zijn langdurig ziekbed waarin hij de kleinste gewaarwordingen
ontleedde, hijzelf heeft daarentegen een robuuste gezondheid.
Leyman noemt het stuwende in de coming of age-roman door de
korte hoofdstukken.
De Jong zegt dat het over drie generaties loopt. Die van de
Friese calvinistische grootvader rond 1900, de huwelijksrelatie van de ouders
in de jaren 20 en het verhaal van Abel in de jaren 50. De lezer wordt opgenomen
in die sferen. De intieme verhoudingen domineren, de krantenkoppen blijven op
afstand. De Jong is meer geïnteresseerd in de psyche. Hij houdt daarom ook van
Kawabata. De lange geschiedenis wordt opgebouwd vanaf alledaagsheid,
teruggebracht tot scènes met twee of drie personen. Abel en zijn ouders vormen
de belangrijkste driehoek.
Leyman gaat in op de moeder van Abel, Dina, die moest
trouwen omdat ze ongewenst zwanger is geraakt en een ongelukkig huwelijk
beleeft, hetgeen overslaat op haar zoon.
De Jong zegt dat Dina zeven jaar verloofd was, hetgeen in
die tijd als een eer werd opgevat en dat ze in verwarring gebracht was door een
lesbische verhouding met een directrice van een weeshuis in Zandvoort, waar ze
verbleef. Toen ze in 1952 zwanger raakte, moest ze op de knieën voor de
ouderlingen. Vervolgens vluchtte ze naar Amsterdam.
Leyman zegt dat de lezer de beklemming sterk voelt.
De Jong begon in Hokwerda’s kind al met een dwingende
proloog van zes pagina’s. In Pier en oceaan werden het er negentig,
spelend op één dag. Het is een manier om de lezer het verhaal in te krijgen.
Daarna wordt het rustiger met de kindertijd om naar het eind weer aan te
zwellen.
Abel kan moeilijk kan loskomen van zijn moeder, zegt Leyman.
Hun relatie is een belangrijk thema. Abel is een vrijdenker maar komt in de
knoei met het spirituele.
De Jong gaat in op de erfelijke belasting die van generatie
op generatie wordt doorgegeven. Anders dan Vestdijk laat hij zien dat de onrust
van Abel bij zijn moeder vandaan komt, die vernederd is, zich schuldig voelt en
daarom haar zoon ongezonde privileges geeft, waarmee Abel later problemen krijgt.
We zijn minder vrij dan we denken, zegt De Jong. De vrije wil wordt overschat,
maakt maar tien of twintig procent uit van onze handelingen en
beslissingen.
Leyman zegt dat Pier en oceaan geen afrekening is met
het milieu, maar dat er mededogen uit spreekt.
De Jong interviewde twintig jaar geleden zijn ouders, niet
gericht op een boek maar voor zijn eigen familie. Een wraakoefening vindt hij
oninteressant. Alle mensen zijn onderworpen aan de tijd. Hij wil de
complexiteit weergeven. Afrekenen en oordelen beperkt de lezer, die aanvoelt
dat het geschrevene geen eerlijke weergave is en zich er niet mee kan
verbinden.
Leyman refereert aan het vele water en de wolkenluchten in
deze Hollandse roman. Hij noemt het de drijvende kracht.
De Jong zegt dat dit grotendeels onbewust gebeurde als hij
zijn jeugd in Friesland en Zeeland beschreef. De titel verwijst naar Mondriaan,
die zich liet inspireren door de paalhoofden in zee bij Domburg waar hij in de
oorlog verbleef omdat hij niet naar Parijs kon. Abel krijgt een reproductie van
het schilderij cadeau van een vriendin in Finistère, Bretagne. De titel bleef
altijd in het hoofd van De Jong rondzweven. Het gaat over eindig – oneindig,
vrouwelijk – mannelijk, begripsparen die verankerd zijn in het boek.
De Jong was blij met de goede recensies als een middel om
bij zijn publiek te komen. Hij vond het spannend hoe er zou worden gereageerd
na de enorme investering die hij had gedaan. Maarten Asscher vond dat Pier
en oceaan het andere werk van De Jong overkoepelt. Alleen Jeroen Brouwers
had er weinig mee op, maar die was misschien jaloers of had een nieuw
slachtoffer nodig. Op de vraag hoe hij verder gaat antwoordt De Jong dat hij
altijd meer geïnteresseerd was in Franse en Russische literatuur, maar van zijn
roman wil loskomen door Amerikaanse literatuur te lezen zoals van Philip Roth
en dan een korte roman wil schrijven, zich afspelend in de eenentwintigste eeuw
met zijn digitale revolutie. Hij is ook al ver met een boek vol essays en
verhalen, die een context geven aan zijn romans. Hij onderbouwt graag zijn
poëtica, reflecteert op andere auteurs
zoals Van Ostaijen en houdt van literatuur waarin essayistiek een rol
speelt.
Tot slot leest De Jong een fragment voor uit deel 2, waarin
Abel de erotiek ontdekt met de anderhalf jaar oudere Irma Wisse, die anders dan
Abel, eraan toe is hét te doen.
Tenslotte hier
nog een verslag van het interview van Wim Brands met Oek de Jong over Pier
en Oceaan in VPRO-boeken, 21 oktober j.l.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten